| |
| |
| |
Het openlucht-natuurspel Willem van Holland door Henri van der Mandere.
Het Openlucht-Natuurspel Willem van Holland, dat naar het ontwerp van Molkenboer, naar de verzen van J. van Dorp en naar de muziek van Willem Andriessen tijdens de laatste maskerade te Utrecht is vertoond geworden, verdient op deze plaats wel een enkel woord van bespreking, al zal deze bespreking zich tot een vluchtigen indruk moeten bepalen.
De maskerade's van Neerland's vijf Universiteitssteden zijn in de latere jaren wel van karakter veranderd. Was het vroeger een optocht zonder meer, een optocht van veel geschitter van mooie costuums, van blinkende harnassen, van flikkerende wapenen; een optocht, waaraan zich menigmaal feestelijkheden van geheel modernen aard aansloten; thans is ook hier getracht naar de eenheid van stijl, die men tegenwoordig, ziet men goed rond, zoozeer kan waardeeren. En wie achtereenvolgens denkt aan het Hof der Byzantynen te Delft; aan de praalrijke vertooning van Willem III, den Koning-Stadhouder, te Leiden, die er in die week ridders in de orde van den Kouseband verhief; aan de kloeke en schitterende wagenrennen uit den tijd van Germanicus te Utrecht; aan het ridderlijke en tegelijk artistieke milieu van Lorenzo de Medici te Delft alweer; aan den sober gehouden intocht van Frederik Hendrik met al zijne edelen en generaals, nogmaals in Leiden - wie dat alles, zoo geheel verschillend, doch steeds tintelend van kleur en van leven, in zijn geheel een beeld schenkend, dat bijblijft, aan zijn oog laat voorbijgaan, die zal erkennen, dat er thans met elke maskerade iets gepoogd en bereikt wordt.
| |
| |
Het is niet meer en alleen een oppervlakkig succes van uiterlijken aard, dat men wil bereiken, het is niet meer een bonte mengeling van uiterlijk geschitter, dat men wil vertoonen; maar in al deze maskerades en haar toebehooren begint zich een streven te openbaren, dat prijzenswaardig is om de nauwkeurigheid, en om arbeid, die tot in zijne onderdeelen artistiek ontwikkelend mag heeten. Het hoofddoel is niet meer de maskerade, de vrij zinnelooze optocht, die nog wel altijd gebleven is, maar een streven is er thans om een milieu uit te beelden en weer te geven voor aller oog.
Dat streven was ook dit jaar in Utrecht aanwezig en men heeft er iets grootsch en iets eenigs aan willen verbinden. Men wilde er zich niet tevreden stellen met het werkelijk artistiek gehouden spel, dat een vorig jaar Frederik Hendrik in Leiden had laten opvoeren; men wilde verder gaan, volgen de lijn van onzen tijd in de artistieke wereld, en men greep naar het voorbeeld van niemand minder dan Reinhardt, het openlucht-natuurspel in al zijn omvang en in al zijn grootschheid aan. Men dacht blijkbaar aan de half vervallen arena's van Zuid-Frankrijk die de zomersche tooneelen voor de drama's der Oudheid zijn, en men wilde op deze wijze doen herleven, het beeld van hem, die de hoofdpersonen der maskeradeweek zou zijn, van Graaf Willem III van Holland, Zeeland en Henegouwen, wien men in het op te zetten spel dichterlijk de rol toedacht van schepper van eenheid langs de lage landen der Zuiderzee.
Alleen, het doel was grootsch, en tegenover de grootschheid van het doel, tegenover de gelukkige resultaten, vroeger in meerdere intimiteit bereikt, heeft men vergeten zich af te vragen welke moeilijkheden zouden te overwinnen zijn alvorens tegenover dit grootsche, ook van een slagen kon worden gesproken. Men vergat het blijkbaar, dat artistieke zin alleen niet voldoende was; dat uitsluitend kunstvaardigheid niet kon helpen om dit grootsche te doen bereiken; dat de moeilijkheden daartoe te grooter waren naarmate hier geen dramatische tekst aanwezig was; welke de proef van eeuwen had doorstaan. We zeggen hiermee in geen enkel opzicht, dat het geheel, hetwelk het openlucht-natuurspel Willem van Holland samenstelde, niet knap was gebouwd, knap in zooverre, dat het goed ineenzat,
| |
| |
geleidelijke en prachtige afwisseling schonk en in een betrekkelijk korte spanne tijds veel deed zien van het leven dier dagen, maar er was meer noodig dan knap werk alleen, er was noodig diepte in het gebeuren en hoogte in den tekst. Feitelijk moest men zich afvragen, waarvoor, naar den opzet van dit geheel te oordeelen, een eigenlijke tekst noodig was; waarvoor men het wilde doen voorkomen alsof werkelijk die verzen en gezangen gezegd werden en gezongen door de handelende personen; waarvoor men hier niet volstaan had met een pantomine, die door muziek alleen had kunnen worden onderlijnd. Maar wenschte men eenmaal tekst bij een opzet van zoo grootschen aard, dan inderdaad had men hoogere eischen aan dien tekst moeten stellen; dan had men niet alleen moeten vragen of die tekst dichterlijk was en een uiterlijke impressie maakte van den tijd van het gebeuren, maar dan had men moeten vasthouden aan een tekst, welks woorden voldoende waren om in de ziel te grijpen, en voor oogen te brengen, zonder dat men iets zag, het milieu dat men wilde weergeven. Thans waren vele der verzen meer duister dan beteekenisvol, en evenals het van den tekst kon gelden, dat deze in de lieflijke en zachte gedeelten het best was geslaagd, kon zulks ook gezegd worden van de muziek van Willem Andriessen, wiens kunstenaarskracht waarschijnlijk menigmaal grooter triomfen kan vieren dan hier door hem zijn behaald geworden. Misschien, na eene uitvoering in zoo groote en ruime omgeving valt dit moeilijk te beoordeelen; misschien zou in bescheidener omgeving het geheel een anderen indruk hebben gemaakt; thans bleef men, voor zooverre het drama zelf aanging, ver van de handeling verwijderd, evenver, als had men het in een cinematograaf of in een stereoscoop gezien!
Echter, dit dient onmiddellijk er aan toegevoegd, naar geheel de opvoering te oordeelen was het drama geen hoofdzaak maar een groote bijzaak; wilde men eigenlijk een pantomime, en die pantomime op zichzelf is uitstekend geslaagd, heeft den naam van Molkenboer, die haar ontwierp evenals die van Verkade, die haar uitvoerde, alle eer aangedaan. De muziek, die uitnemend werd uitgevoerd door het Utrechtsch Orkest met koren en solisten als Mevrouw Noordewier en de heeren van Oordt en van Schaik, alles onder leiding van Wagenaar, zorgde voor een symbolieken
| |
| |
achtergrond, welker kleuren nimmer storend werkten op de handeling; de muziek is nu eenmaal een wonderbare macht, en zooals wij Van Oordt voor den Heer van Poederoyen het oude liedeken ‘Naar het Oostland wil ik rijden’, zooals wij van Schaik voor den minnestreel het lied van de twee Koningskinderen en zooals wij Mevrouw Noordewier voor Johanna van Rennesse van de blanke duiven en van Genade na Overwinning hoorden zingen, zoo werkte het harmonisch samen met het gebeuren daar op het open grasveld. Maar minder harmonisch werkte het, dat de uitdagingen der fiere edelen, die naar de burcht reden, niet door deze edelen zelf werden uitgestooten, maar gezegd werden vanaf het podium der zangers. Storend werkte het en belachelijk tegelijk, en met weemoed dacht men terug aan het tooneel op de oude Delftsche Markt, waar de heraut van Lorenzo de Medici in 1908, in het mooie Oud-Fransch de uitdaging voor het steekspel verkondigde. Een stem slechts hebben wij gehoord op het veld, en dat wij die stem hoorden was misschien het ergste van alles; het was de stem van Verkade, die alles regelde, maar die zijne aanwijzingen zoo luide gaf, dat het op de tribunes hoorbaar bleek en hoorbaar bleef zelfs temidden van de zachte muziek.
Als wij aan het Openlucht-natuurspel denken, en denken als iets werkelijks moois, dat wij er in gewaardeerd hebben, dan zien wij weer terug het spel van lijn en kleur, dat het geworden is. In deze omgeving aan den Krommen Rijn met het helder groene gras en met de bewolkte lucht, die slechts nu en dan een zonnestraal doorliet, paste zich de opgebouwde grijs-roode burcht uitstekend aan; stond het kleine stille klooster goed in zijne eenzame verlatenheid; en vormde het tentenkamp met zijn keur van standaards, met zijn kleurengewemel van ridders en knechten, met later zijn schepen op den achtergrond, een imposant geheel. Steeds volgden in dit spel van kleuren, de schitterendste uitgevoerde optochten elkander op; zacht en lieflijk was de stoet der jonkvrouwen, die uitreden ter valkenjacht; vroolijk en lustig was het tooneel van den feestelijken maaltijd; ongedwongen en werkelijk van stoutheid getuigend was de overrompeling met de vlucht van het geliefdenpaar tezamen op een paard; vol krijgsmanslust en vol strijdvaardigheid was de ren op den burcht, al had deze nog losser, minder tooneelmatig
| |
| |
kunnen zijn. Het schitterendste van allen waren echter de tooneelen, waarin genade werd gegeven aan de overwonnenen, waarin de bruiloft van het geliefdenpaar werd gevierd met vriendelijken kinderdans en spel om den afschuwelijk leelijken liefdesburcht. Dat geheel, de groepeering van alle de personen, de lichte kleuren van de sleepende gewaden der jonkvrouwen, het goud en zilver van de harnassen der ridders, de vroolijk getinte wambuizen der knechten, de witte kleeren der kinderen, de zwarte pijen der monniken en der flaggellanten; dat alles temidden van deze omgeving, terwijl daarachter de burcht lag in stille verlatenheid, slechts bewaakt door enkelen - dat was werkelijk een genot voor het oog, waaraan de zachte muziek een genot voor het oor toevoegde.
Zeker, de handeling mocht een enkel maal minder gelukt zijn, en zulks vooral den eersten keer toen het te langdradig werd; enkele tooneelen mochten niet beantwoorden aan de grootschheid, die men er terecht van had verwacht; het geheel moge een pogen zijn gebleven, maar het is toch een pogen, dat een indruk heeft nagelaten. En toen wij een oogenblik dachten aan den schitterenden stoet, dien wij juist een week tevoren door Londen hadden zien gaan met den pas gekroonden Koning aan het hoofd, dien stoet met krijgers in de kleurrijkste uniformen van het Engelsche leger, de Horse-guards voorop, met krijgers uit Indië en de Koloniën, toen dachten wij, dat toch ook de oude tijden niet van zin voor lijn en kleur waren ontbloot. Maar eenheid is bij de uitbeelding daarvan wel noodzakelijk, en dat die eenheid niet een weinig verbroken werd door de wijze, waarop zelfs de hoofdpersonen naar Utrecht terug gingen midden door het publiek heen, dat valt helaas al weer moeilijk te ontkennen!
Maar onvergetelijke indrukken hebben wij niettemin meegenomen van dit Openlucht-natuurspel.
|
|