De Nieuwe Gids. Jaargang 26(1911)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Verzen van Aug. Peaux. I. Stadstuin. De paden kronklen in den tuin, En slingren tusschen 't winterbruin, De takken warren kris en kras Of iedere struik een doolhof was, En hoog er boven: trage vlucht Van grooten vogel door de lucht. De musschen op het lage dak, Gebeeldhouwd tegen 't luchtevlak, Doen druk en woelig bij de goot, Met kopje en snavel, wiek en poot, Terwijl daar hoog, door witte lucht, Gaat vast des vogels loome vlucht, Zoo rustig langs onzichtbre lijn.... .............. En 't warrig tuintje wordt héél klein. [pagina 41] [p. 41] II. Stemming. O, dagedingen komen Door 't stille denken mijn, Zoo wiegelen ook de boomen door klaren zonneschijn. Als vogelvleugels die scheren de slooten, de verre wei, Zonder de zon te deren Gaan zij en zijn voorbij. [pagina 42] [p. 42] III. De berk. (Optimisme). 't Is de herfst, het zijn de donkere dagen. ‘Zie, mijn sluier raakt de dorre hagen.’ 't Is de herfst, het zijn de doode blâren. ‘Gouden munten blinken in mijn haren.’ 't Is de herfst, het zijn de grauwe luchten, Slanke berk, hoe zult gij hem ontvluchten? ‘Op mijn schoentjes van wit satijn, Blinkend en blank in den zonneschijn.’ Vorige Volgende