Wanneer ik het werk van een schilder van dit land en van dezen tijd alom zie aangekondigd als fantastisch, romantisch of met een ander suggestief woord, dan melden zich bij mij groote verwachtingen aan.
Teleurstelling is tot heden zelden uitgebleven, en ik moest misschien daardoor al veel sceptischer gestemd zijn. Intusschen, het is nu eenmaal zoo: deze woorden wekken mijn en veler honger naar iets, dat niet alleen in enkele uiterlijkheden, maar in waarheid apart is, dat getuigt van geheel persoonlijke visie, ontstaan uit een zeer eigen en zeer sterk innerlijk leven van den kunstenaar, of althans uit zekere hartstochtelijkheid in denken en gevoelens, zooals wij die vinden zelfs bij de geringeren van de begin- en midden-negentiende-eeuwsche romantiek.
Maar o Romantiek, hoeveel zonden begaat men in Uwen naam!
Wie in dezen tijd de oogen wenscht te sluiten voor de grootsche en fel-bewogen werkelijkheid, wie de vormen en de gestes uit den weg wil gaan, welke zich, zwaar van duidingen wier naam is legio, om hem verdringen - hij toone aan, dat het een ernstige voorkeur is en geen onmacht. Hij overtuige ons, dat zijn innerlijkheid een verbeelding borg, die al dan niet verwant aan deze werkelijkheid, een eigen rijk en fascineerend leven heeft.
Doch wat is dit? Hoe, deze vrouwen, of liever deze vrouw, want het is steeds dezelfde, door de Salomé-epidemie besmette, neo-Pre-Raphaelitische, burgerlijk-perverse, modieus-sphinx-achtige, decadente Juno-figuur, met door een trucje katachtig-gespleten oogen, die nu eens bij een rots, dan bij een bron, dan in gezelschap van een pauw, en weet ik veel hoe al meer in een gelig beglansd landschapje is geplaatst, dat middelmatig tooneeldécor gelijkt, deze muze van de Moor zou ons een gedachtenwereld, een droomenrijk ontsluiten, waarnaar het de moeite waard ware eens om te zien? Ach ja, hier is techniek, hier is perfectie voor mijn part, maar niet meer dan de mechanische gesoigneerdheid die der ledigheid van hoofd en hart zoo gemakkelijk valt. Dit is niet eens litteratuur, want wat valt er te lezen in deze routine-bizarrerie zonder achtergrond van gedachte, gevoel, passie? Dit is nauwelijks beeldende kunst, of het moest zijn beelding in dienst der houdinglooze, ziellooze neiging tot ongewoonheid, die wij hooghartig moeten weigeren te aanvaarden als de romantiek