opgesteld; om toch iets te hebben. Eilacy - het is reeds na een tiental jaren ‘uit den tijd’ geweest. Een onaangenaam program! Beperking van militaire uitgaven o.m., en.... afschaffing van de successiebelasting in de rechte lijn. En nu kwam de katholieke Minister van Financiën, oud-lid van diezelfde Kamerclub, met een voorstel om in die af te schaffen belasting nog eens progressie te brengen! Edoch - de goed-katholieke leden zwegen. Alleen een enkel agrarisch hart drong tot spreken. Het program der Kamerleden was immers ‘uit den tijd’!
De oppositie werd ditmaal hoofdzakelijk overgelaten aan de protestantsche coalitiehelft. En de heeren Van Dedem, Van Idsinga en Van Asch van Wijck protesteerden met luider stemme. Zoo kras de heer Van Idsinga, dat de Minister verontwaardigd bleek. Hij voelde zich beleedigd door de beschuldiging, als zou een minister van rechts hier in de school gaan bij links.
De afgevaardigde van Bodegraven had wel een toontje lager kunnen zingen, want de beschouwing, die na hem door zijn clubvoorzitter Lohman werd ten beste gegeven, was nog heel wat verschrikkelijker: dan al wat de minister had voorgesteld:
‘Maar in mijn oog is het kapitaal alleen iets in verband met den bezitter van het kapitaal. Wanneer iemand sterft, zou, indien er geen familie is, m.i. het geheele kapitaal behooren aan den Staat, aan de gemeenschap, want de man die het geld nalaat is dood, heeft geen wil meer, en waarom moet de Staat eerbiedigen den wil van een doode?....
Welnu, ik beweer, dat als iemand is gestorven, dan de Staat heeft te beoordeelen: wat moet ik nu met dat geld doen. Want ook de eerbied voor den eigendom berust eigenlijk hier op, dat men den wil eerbiedigt van den bezitter. Wanneer deze niet meer leeft, heeft men diens wil niet meer te eerbiedigen.
Wat zegt nu de wet? Wanneer de bezitter heengaat, moet ik allereerst zorgen, dat het nagelatene blijft voor het gezin, want uit een sociaal oogpunt is er niets belangrijkers voor den Staat dan dat de ouders zorgen voor hun kinderen. Dus moet de Staat in het belang van het gezin niet uit eerbied voor den eigendom, zeggen: ik eerbiedig den wil van den afgestorvene, omdat hij kinderen heeft en geld heeft bewaard om hen op te voeden en in hun stand te houden, en daarom raak ik daar-