De Nieuwe Gids. Jaargang 26(1911)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] Simpele liedjes door Aug. van Cauwelaert. I. 'k En dierf u niet genaken dan met een zachten schroom; gij liet me uw handen raken, heel stille als in een droom. Wij hebben saam gesproken met de'eenvoud van een kind; elkaar een bloem gebroken, en, onbewust, bemind. In onze vredige oogen, brandt diep en teeder licht, als zon die, onbewogen, in spieglend water ligt. [pagina 239] [p. 239] II. 'n Hoort ge voor uw venster niet mijn stille schreden gaan; 'n voelt ge mij zoo dicht bij u, Ik breng u bloemen aan... De dageraad is frisch van dauw die perelt in mijn haar. Er fluit een merel in de kruin van de'ouden peerelaar. Toon me uw gelaat; ik houd het hoofd naar u omhoog gericht; 'k Ben als de morgen... en de zon is om mijn aangezicht. [pagina 240] [p. 240] III. Mijn verre meisje, en zijt ge niet, bij 't hooren van dit simpel lied, als kindren bij een sproke, die hooren 't blij-aandachtig aan, maar niet den schoonen zin verstaan, die ligt er in gedoken. En lijkt ge een' wie men bloemen reikt, die groetend dankt, en blijde blijkt om al die mooie rozen; maar niet het diepste voelen raadt van wíé ze gaf en wachtend staat en zacht zijn wang voelt blozen... Vorige Volgende