De Nieuwe Gids. Jaargang 25
(1910)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 837]
| |
Bibliographie door B. Bijmholt.De Nederlandsche Vakbeweging en haar toekomst. Feiten en beschouwingen door Jan van den Tempel, secretaris v. het Ned. Verbond v. Vakvereenigingen. Met een voorwoord van Henri Polak. Rotterdam, 1910. Uitg. Mij. v.h. H.A. Wakker & Co.Na lezing van het boek, waarvan ik hier boven den titel afschreef, was mijn indruk wel, dat van den Tempel onze hedendaagsche vakbeweging kent, dus dat hij zijn onderwerp meester is. Hij is er in thuis en redeneert vandaar gemakkelijk en begrijpbaar. Het boek heeft tot inhoud: voorwoord van Henri Polak; ontstaan, omvang en groei der vakbeweging; vorm, taktiek en prestaties der vakvereenigingen; de richtingen in de vakbeweging; vakbeweging en sociale hervormingen; vakbeweging en politieke partij; op marsch! Het boek zet niet alleen de verhoudingen in de Nederl. vakbeweging uiteen. Het verdedigt ook een bepaalde richting in de vakbeweging, n.l. de z.g.n. moderne. Het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (N.V.V.), waarvan de schrijver secretaris is, is de centrale organisatie der ‘modernen.’ De schrijver staat niet neutraal tegenover zijn onderwerp. Maar ook wie het niet met hem eens is of slechts ten deele, zal moeten erkennen dat zijn boek een goed inzicht geeft in de verhoudingen in de tegenwoordige vakbeweging. Om een denkbeeld te geven van den groei der vakbeweging in ons land, diene de mededeeling, dat het aantal vakvereeni- | |
[pagina 838]
| |
gingsleden omstreeks 1895/96 door den schrijver geschat wordt op 30.000 à 35.000. 1 Jan. 1909 werd het aantal geschat op ± 145.000. Dit laatste cijfer rust volgens van den Tempel ten deele op een te gunstige schatting. Hiermede rekening houdende en met het feit, volgens schrijver, ‘dat er onder de door het BureauGa naar voetnoot1) opgesomde vakvereenigingen vele zijn, die tot de kracht onzer vakbeweging hoegenaamd niets bijdragen’ (pag 11), is het toch duidelijk, dat in de laatste jaren de groei der vakbeweging in ons land geen geringe is. In weerwil van verschillende door schrijver opgenoemde ongunstige omstandigheden ging de vakbeweging vooruit ‘in steeds sneller tempo.’ De schrijver brengt dit in verband met den voortgang van het kapitalisme. Een hoofdstuk wijdt de schrijver aan: vakbeweging en politieke partij. ‘Vakbeweging en Partij (bedoeld wordt de S.D.A.P.), de twee legers van den arbeid, opereeren op eenzelfde basis en leveren op bepaald terrein gemeenschappelijk slag. Zij worden beheerscht door eenzelfde aandrift en staan tegenover denzelfden vijand. De kracht van den een is de sterkte van den ander; zij mogen jubelen over elkanders overwinningen’ (pag. 126). Toch kan men de (moderne) vakbeweging niet sociaal-demokratisch noemen. ‘Een bepaald beginsel, in den zin van een klaar belijnde maatschappij- en levensbeschouwingGa naar voetnoot2), kan door de vakbeweging niet worden aanvaard. Het is derhalve onjuist de moderne vakbeweging sociaal-democratisch te noemen, wat door hare tegenstanders opzettelijk geschiedt. Maar ontegenzeggelijk wordt het geestelijk leven der moderne vakbeweging door de sociaal-democratie beheerscht. Haar ziel is socialistisch.’ (pag. 126). Ten slotte nog eene enkele aanhaling uit 's schrijvers slothoofdstuk: Op marsch! ‘Haar (d.i. van de vakbeweging) optreden moet steeds baseeren op de reëele verhoudingen. Een | |
[pagina 839]
| |
breeden horizon, ruim uitzicht kan zij niet ontberen; maar uit haar aard heeft inzonderheid zij bij elken stap den grond voor haren voet geducht te onderzoeken.’ (pag. 151). Ik eindig deze korte aankondiging van De Nederl. Vakbeweging en haar toekomst met als mijne meening uit te spreken, dat het boek mij voorkomt te zijn eene degelijke studie van onze hedendaagsche vakbeweging, aan elk ter lezing aanbevolen, die een helder inzicht wenscht te verkrijgen in de verhoudingen in onze tegenwoordige vakbeweging. Amsterdam. |
|