| |
| |
| |
George Bernard Shaw door G. Kapteyn-Muysken. De schrijver van tooneelspelen.
There can be no new drama without a new philosophy.
G.B.S.
Er wordt vaak beweerd, dat het kritisch vermogen het scheppend vermogen belemmert, dat beide gaven zijn van geheel verschillende afkomst en elkaar uitsluiten.
Bernard Shaw is een bewijs, dat deze bewering, al moge vele gevallen haar bevestigen, toch evenals de meeste beweringen, slechts onder voorbehoud is aan te nemen.
Hier althans, bij dezen veelzijdig begaafden Ier is de kritische aanleg, wel verre van te zijn een rem voor het creatorisch talent, integendeel de aansporing, de prikkel, die zijn oorspronkelijk kunnen en willen aanvuurt.
Het blijkt zelfs, waar men dezen censor van wereld en menschen nauwkeurig volgt in zijn ontwikkeling, dat deze beide vermogens, dat der kritiek en dat der creatie, uit één en denzelfden drang ontspringen, dat het tweeërlei wijzen van uiting zijn van één bepaald temperament en één, in soortgelijke, geestelijke constitutie.
Wat anders toch zijn beiden, dan het opbruischend oorspronkelijke, eigene eener nieuwe Levens-gewaarwording die zich den weg baant, en om dit te kunnen doen, eerst onderzoekt en ontkent, om daarna vast te stellen en te bevestigen? Levensbeweging en wederom Levensbeweging is in beide gevallen de stuwkracht, die deze oogenschijnlijk tegenstrijdige gaven in werking drijft en ten slotte hun arbeid doet samenvallen, de geijkte theorie die het tegendeel beweert, ten trots.
| |
| |
Shaw's tooneelspelen bevatten niet minder dan zijn kritische opstellen over het tooneel, een kritiek der werkelijkheid.
In de wereld van het tooneel treedt hij op als in de wereld der menschheid. In de tooneelspelen vinden wij dezelfde eigenschappen terug, die hem kenmerken als humanist en hervormer. Zij zijn als alles wat door hem geschreven is revolutionair, maar tegelijk opbouwend, het bestaande aanvallend, maar tegelijk rijk aan suggestie van het wordende, irriteerend, maar prikkelend tevens tot ontwaking, overstelpend van voortvluchtige ironie en verbluffende paradoxen, maar ten slotte toch altijd inlichtend en bezielend, altans voor hen wier ziel open ligt voor de frissche strooming van het zich vernieuwende Leven.
Achter beiden, achter de kritieken en de spelen staat dezelfde persoonlijkheid met hetzelfde gelaat waarop humaniteit en spotternij, ernst en satyrieke humor elkander afwisselen.
In beiden is een hervormer aan het woord, een strijder voor den nieuwen innerlijken inhoud des Levens, en voor de daarmede overeenstemmende transformatie der sociaal-ekonomische verhoudingen. In beiden is een schier wilde geestigheid, een ontembare ironie de veiligheidsklep voor de zwaartillendheid van den ernst, het bovenmenschelijke van den droomer, is de onleschbare realiteits-dorst de keerzijde der spanning van een geboren idealist.
De gedurende zijn jaren van theater-kritiek telkens terugkeerende kreet van verlangen:
‘Back to mankind’ geeft den afkeer te kennen der kunstmatige tooneel atfosmeer, waar een walm van valsch sentiment en bombastische romantiek den opbloei eener zuivere kunst verstikt; bovendien is deze kreet kenmerkend voor dien grondtrek van zijn wezen, een belangstelling nl. die altijd terugkeert tot de menschen-wereld in haar worsteling om innerlijke en uiterlijke transformatie.
Van daar het onrustige, het tegenstrijdige, dikwijls haastig voor het oogenblik geschrevene, het echter altijd levens-volle dat de tooneelspelen eigen is, van daar, dat hij blijft, ook als schrijver der moderne ‘comedie humaine’, een weg-bereider die alle vóóropgezette kunst-theorieën ten trots, zijn ideeën doorzet, ten slotte op deze wijze het pad vrijmakend, waarlangs de ge- | |
| |
zuiverde kunst eener hervormde maatschappij, eener zelf-bewuste, nieuwe Levens-visie zal kunnen opbloeien.
Wanneer wij dit eigenaardig karakter van Shaw's tooneelarbeid in het oog houden en begrijpen, zal vanzelf de klacht over het artistiek tekort dat hier en daar valt op te merken verstommen, zal worden ingezien hoezeer het in den tijd ligt, dat juist in op het hoogste aangelegde naturen iets anders nog dan enkel kunst-uiting wordt wakker geroepen, het bewustzijn nl.: eener algemeene transformatie die zich voltrekt, eener innerlijke en uiterlijke omwenteling die tot rust moet komen alvorens een nieuwe kunst spontaan, zuiver en volkomen zal kunnen ontstaan.
Het ligt in den gang van zaken onzer dagen dat Shaw's tragisch-komische spelen werden wat zij zijn. De geest des tijds met zijn complex van problemen, zijn onrust, zijn zoekend streven doorwoelt het innerlijk van den schrijver, zweept zijn werkkracht op in allerlei richting.
Herhaaldelijk wijst hij zelf er op hoe zijn spelen dikwijls in haast neer worden geschreven in een vrij oogenblik tusschen tallooze sociale en agitatorische werkzaamheden in, niet met de bedoeling een onberispelijk kunstwerk te geven, maar om propaganda te maken voor herziening van ideeën en verbetering van toestanden.
Hij zelf is de laatste om zich als een onberispelijk artiest voor te doen; hij overschat zich niet, maar kent zeer goed het centrum van zijn kracht, dat ligt in een speuren van nieuwe mogelijkheden voor leven en kunst, al is het tijdstip nog niet aangebroken dat deze mogelijkheden in rijpe, vorm-volkomen schoonheid vrucht kunnen dragen Over den duur zijner onsterfelijkheid of het gewicht zijner dramatische werken maakt hij zich geen illusie: ‘I shall perhaps enjoy a few years of immortality. But the whirligig of time will soon bring my audiences to my own point of view; and then the next Shakespear that comes along will turn these petty tentatives of mine into masterpieces final for their epoch’. Wel verre dus van zich als de meerdere van Shakespear voor te doen, voelt hij zich slechts de voorbereider van het nieuwe en groote dat de dramatische kunst zal kunnen geven, zoodra het nieuwe inzicht zal zijn doorgedrongen dat de
| |
| |
bakens zal weten te verzetten. Het belang dat hem boven alles gaat zijn de nieuwe opvattingen en ideeën, die, vrij geworden door den voortgang der menschelijke bewustwording, duidelijke bevestiging eischen, om, geslagen tot bruikbare munt, voor opbouw van wereld en kunst dienst te doen. Zijn de ideeën eenmaal geworden tot krachten, dan vormen zij hun eigen techniek, hun eigen kunstschoon zooals het water zijn kanalen en meren.
Het is deze radikale overgave zijner persoonlijkheid en talenten aan wat hij voelt te zijn de meest dringende behoefte van zijn tijd, dit zonder aarzelen, zonder voorbehoud zich geven aan het voor het oogenblik meest noodzakelijke, dat Shaw heeft gemaakt tot een groot man en al wat hij schrijft de belangwekkendheid verleent van het tijdelijke en meer dan tijdelijke, van dat beteekenisvolle heden, waarin uit een wrong van tegenstrijdigheden de vruchtbare kiemen der toekomst zich loswoelen. Terwijl om hem heen de ‘fin de siècle’ artiesten, over verfijning en bestialiteit dooreenzwierden, hield Shaw de banier zijner kunst ongerept, hield hij in de zelf-gekozen askese zijner levens-atmosfeer ziel en lichaam intakt, zich zelf oefenend en verruimend in den kring der maatschappelijke en geestelijke belangen.
Wel verre van rede te zijn tot verwijt, strekt het Shaw tot eer, is het een bewijs voor zijn artistiek instinkt, dat, terwijl zijn literaire begaafdheid hem in den kring der aesthetikers een eerste plaats aanwees, hij deze verlokking weêrstond en zich in dienst stelde der humanitaire bewegingen, die een algemeene re-generatie beoogden.
Chesterton, een zijner meest intelligente alhoewel re-aktionnaire beoordeelaars, zegt hieromtrent: ‘Shaw's humane voice and hearty manner were so obviously more the things of a great man than the hard, gemlike brilliancy of Wilde, or the careful ill-temper of Whistler.’ Met zijne geniale natuurlijkheid jaagt Shaw alle gekunsteldheid, elke pose op de vlucht.
Hij is geen minnaar van het half duister, van de betooverende schemering waarin de aesthetici schuil gaan. Hij bevecht het uiterlijk vertoon, dat gebrek aan innerlijk verbergt, hij bevecht de illusie die onder allerlei vormen rondsluipt en de werkelijkheid lastert. Hem is het komische, de schoone kunst der dés- | |
| |
illusie en de functie der komedie de ontgoocheling uit den bedriegelijken schijn. De tooneelschrijver, zoowel als de kritikus is het te doen om het overboord werpen van wanbegrippen en ledig geworden kunstvormen.
‘A man there was, tho some did count him mad. The more he cast away, the more he had.’
Deze woorden van Bunyan zijn Shaw uit het hart gesproken; zijn leven volstrekt zich in het teeken dezer groote Purificatie; zijn arbeid straalt van het gewin dezer revolutionnaire methode, want ten slotte kiemt op het losgewoelde distel-veld het nieuwe zaad.
Shaw's onvermoeid protest tegen het onrecht en de dwaasheden onzer maatschappelijke wetten en inrichtingen, tegen de verwardheid en inconsequentie onzer intellectueele traagheid en vaagheid weet zich een weg te banen tot het publiek.
Hij heeft zich een gehoor weten te verwerven, ondanks zijn edelste karaktertrek n.l.: een onomkoopbare oprechtheid. Zijn succes in vergaderzaal en theater te midden eener veelal conventioneele menigte is niet gering, ofschoon hij de meest onaangename waarheden in de ooren van zijn publiek bijt, en zijn gehoor met een olympisch sarkasme de beschamende feiten van hun maatschappelijk milieu in herinnering brengt.
Zijn tooneelspelen, die altijd een diagnose bevatten van de sociale en geestelijke malaise des tijds kunnen in twee soorten onderscheiden worden: de sociologische en filosofische. Het onderling verband der beiden is gelegen in het wil-vast najagen van één tweeledig doel: de regeling van den maatschappelijken en geestelijken chaos van onzen tijd.
In de eerste periode zijner tooneelarbeid houdt Shaw zich meer bijzonder bezig met het eerste, het sociale probleem; in de tweede periode treedt de geestelijke kant der op te lossen vraagstukken meer op den voorgond.
Wij zien dus in het geheel zijner werken den overgang van een ekonomische naar een filosofische levens-verklaring, de verschuiving der aandacht van het uiterlijk naar het innerlijk mysterie des levens. Hiermede verliest hij echter geenszin den zin, het scherpziend vermogen voor de zichtbare werkelijkheid, noch zijn intensieve belangstelling voor de tastbare feiten zijner
| |
| |
onmiddelijke omgeving; integendeel, de beide neigingen, die, tot de zichtbare en onzichtbare Levens-elementen en stroomingen versterken elkander, en kruissen zich dikwijls in éénzelfde tooneelspel.
Hoofdzakelijk sociaal van inhoud zijn de ‘Plays Unpleasant’. Deze bundel bevat: ‘Widowers Houses,’ ‘The Philanderer’ en ‘Mrs. Warren's Profession;’ in ons land welbekend. Naar aanleiding der verschillende opvoeringen is over elk van deze spelen reeds zooveel gezegd, dat een vluchtige vermelding mij hier voldoende schijnt.
Van de drie is het eerste het minst gelukte, het laatste een meesterstuk. Beiden behandelen de kwestie van ‘tainted money,’ n.l. het geldverdienen op clandestine manier. In de ‘huizen der weduwnaars’ zijn het de huisjesmelkers, die met grotesk realisme aan de kaak worden gesteld.
In ‘Mevrouw Warren's bedrijf’ zijn het de ekonomische toestanden en de laaghartige individuen die een mevrouw Warren mogelijk maken, die worden aangevallen. In beide spelen zijn het harde waarheden voor de rustige, gemoedelijke bourgeoisie, voor de welgestelde lui, die in hun comfort vergeten op welk een moeras zij leven, of zich verbeelden dat zulke indecente kwesties hen volstrekt niet raken.
De eerste opvoering van ‘Widowers' Houses’ in Londen maakte sensatie, volgens den schrijver zelf: ‘a sensation out of all proportion to its merits or even its de-merits; and I at once became infamous as a dramatist,.. I had provoked an uproar, and the sensation was so agreable that I resolved to try again.’
Shaw had dus boven verwachting bereikt wat zijn oogmerk was n.l.: het publiek te raken, en wel zóó danig te raken, dat een tumult, half ergernis, half toejuiching het gevolg was.
In het jaar 1893, toen Ibsen en ‘The new Woman’ het Londensch beschaafd publiek in een soort intellektueele gisting hadden gebracht, schreef Shaw zijn Philanderer (de vlinder), min of meer een parodie op de uiterste verschijningen onder de Ibsenisten en in de vrouwenbeweging. Ook de dokter, als theoretisch dogmatiker Shaw's aarts-vijand, moet het hier reeds ontgelden, waar hij, verstrikt in de starheid zijner diagnoze, in vertwijfeling raakt, als zijn patient tegen al zijn regels en berekeningen in, weder gezond
| |
| |
wordt. Verder treft zijn polemiek het groteske in de sexueele relaties, in de huwelijkswetten aan welke ons geslacht is ontgroeid, en die daarom openlijk of heimelijk ontweken, aanleiding geven tot allerlei onhoudbare toestanden en onzedelijkheid.
Ondanks deze zwaarwichtige inhoud is ‘De Vlinder’ door het wonder der geestigheid een delikaat-tintelende comedie, die aan de tooneelspelers juist door deze combinatie van scherts en ernst bijzonder hooge eischen stelt van fijne opvatting en nuanceering.
Het laatste dezer serie ‘Mevr. Warren's Bedrijf’ is een geweldige aanval op zekere sociale toestanden, en werd waarschijnlijk om deze rede door den Londenschen theater-censor in den ban gedaan.
Van dit oogenblik dateert Shaw's strijd tegen het despotisme dezer onredelijke en onzedelijke instelling, die de platheden der laagste orde van tooneelvertooningen laat doorgaan, terwijl zij een ernstige aanklacht tegen de mis-standen der maatschappij het zwijgen oplegt; een strijd, die hij tot op den huidigen dag te strijden heeft, want nog telkens ondergaan enkele zijner comedies hetzelfde lot.
Dat het hier geen kwestie is van werkelijken zorg voor de publieke zedelijkheid, bewijst de vrijheid waarmede in Londen even goed als overal elders in theaters en music-halls de liederlijkheid en een grof sensualisme zich bot viert.
De eigenlijke oppositie is gericht tegen de eischen der nieuwe wereld-orde, tegen de nieuwe ethiek voor welke Shaw zich gehoor wil verschaffen; men is niet gesteld op zijn in het felle licht stellen van sociale euvel-daden en godsdienstige inconsequenties, men vreest zijn koelbloedig blootleggen van den voozen ondergrond waarop het sierlijk gebouw der engelsche maatschappij en kerkelijke conventie welgevallig en gewetenloos zich tracht staande te houden; men wil er niet van hooren aansprakelijk gesteld te worden voor de ellende en misdaad, die het duistere Londen onveilig maken.
Onverdroten gaat echter Shaw voort de publieke opinie wakker te roepen, eerlijk gezinde burgers er opmerkzaam op te maken, hoe een hervormde sociale organisatie, doeltreffende wetten en administratie, de krotten der huisjesmelkers moeten onteigenen,
| |
| |
om er nieuwé en gezonde woningen voor in de plaats te zetten, hoe een humaan, ekonomisch beheer, betrekkingen met voldoend salaris, voor vrouwen moet openstellen, en de huwelijkswetten opnieuw regelen volgens een redelijk, zedelijk inzicht.
Zooals in de ‘Plays umpleasant’ maatschappelijk wanbeheer het onderwerp is der handeling, zoo zijn het in ‘Plays pleasant’ de romantische dwaasheden en conventioneele opvattingen met de individueele conflikten hieruit ontstaan, die in hun tragisch-komische verwikkelingen worden voorgesteld.
Ook hier valt het doel door Shaw voor de tooneelkunst beoogd samen met dat zijner Levenskunst, het doel nl. der bevrijding eener valsche romantiek, van een ledig sentimentalisme dat tooneel en leven gevangen houdt in den ban eener zinlooze conventie, wederom is het hem te doen om de ontsluiering der feiten die achter een leugenachtigen schijn verborgen, buiten het bereik blijven eener Levens-zuivering en vernieuwing. Tegenover de schuchtere romantiek en het valsch sentiment, dat alles vervaagt en wegdoezelt, wil Shaw de moraliteit der nuchtere werkelijkheid, niet als einddoel, maar als den weg tot zuiver, groot voelen, verbeelden en denken. Hij beschouwt in den algemeenen strijd om hernieuwing voor sociale en ethische transformatie het theater als een maatschappelijk orgaan tot opheldering, opvoeding, bezieling als een faktor op dit oogenblik van meer invloed dan de kerk. Immers de kerken zijn leeg, de schouwburgen stampvol. Een op laag niveau gehouden tooneelkunst is daarom een groot gevaar. Evenals in de kerk werkt in het theater de valschheid der voorstellingen, de schijn en schijnheiligheid, het on-ware kortom, demoraliseerend en ontzenuwend. Tegen dit verval keert Shaw zich met den vollen nadruk van zijn helder bewustzijn, van zijn voort-dringende intelligentie. Dramatische kunst is hem hier het meest doeltreffende werktuig, want zegt hij: ‘The truth is that dramatic invention is the first effect of man to become intellectually conscious.’ Elk drama dus, elk tooneelspel, dat iets beteekent, eischt van den lezer en toeschouwer intellektueele inspanning. Juist dit intellektueele van Shaw, dat men hem zoo gaarne verwijt, is zijn groote kracht en verdienste. Al te lang heeft een uiterst sensitivisme met quasi aesthetische voornaamheid een over-gevoeligheid gekweekt en verheerlijkt, die ten
| |
| |
slotte van het diep gevoel, dat tot denken aanzet, de grootste vijandin mag heeten. Immers de beschuldiging van koud intellectualisme bij Shaw wordt geloochenstraft door de passie zijner propaganda, die eerder herinnert aan den geloofsijver van een religieus fanatiker dan aan de kilheid van den rationalist.
Evenmin als om intellekt in de eerste plaats is het Shaw bovenal te doen om geestigheid. ‘Any fool can make an audience laugh,’ zegt hij terecht. Waar het hem wel om te doen is, is om de innerlijke plastiek van gemoed en geest der menschen, die hij toespreekt, en als zijn wapen kiest hij den lach die het publiek moet wekken en winnen.
Maar om tot de ‘Plays pleasant’ terug te keeren.
‘Arms and the man’, het eerste in dezen bundel was dadelijk een groot succes. De titel sluit als veelal bij Shaw het mikpunt der satyre reeds in, die in dit geval een bijtende scherts is over de militaire humbug, die zoovelen verblind voor het menschelijke, dat zij geweld aan doet. Als in de meeste spelen van dezen onvermoeiden propagandist handelt het zich in den dialoog om een bekeering. De bewondering eener jonge dame voor den kletterenden degen en het blinkend uniform van een kavallerie-officier wordt door een soldaat van karakter van den schijn naar het wezen teruggebracht, menschelijke faktoren hernemen hun recht, de oorlog verliest zijn aureool, de militaire illusie vervliegt als zoo menig andere illusie. Het geheel, een dier juist gemikte aanvallen tegen vooroordeel en schijn, die door de genialiteit der verstelling zelfs toejuiching ontlokken, waar men die het minst zou verwachten.
In dit vermogen zijn gehoor te veroveren schuilt een kunstgave, die men in herinnering moet houden, vooral waar velen trachten Shaw als literair artiest te negeeren.
Na ‘Arms and the man’ volgt ‘Candida’. Was er ooit fijner naam voor fijnste vrouwelijkheid? ‘Candida, Candida, Candida!’ is het wonder, dat een jong dichter zich in het melodieuze der naam vermeit?
Candida, in wie de zuiverheid van het moederlijk gevoel troostend opwelt en een situatie redt die tragisch dreigt te worden. Candida, die instinktmatig voelt welke der beide mannen het meest afhankelijk is van haar liefde en zorg. Candida, die
| |
| |
taktvol de strikken ontwijkt der sexueele bekoring en haar gezond verstand over haar ijdelheid doet triomfeeren.
Candida, die met den heiligen schijn eener overtuigende redelijkheid in haar oogen, haar beide aanbidders tot bezinning roept met de woorden:
‘Let us sit and talk comfortably over it like three friends’, en al schertsend den jeugdigen droomer raadt zich deze regels in te prenten: ‘When I am thirty, she will be forty-five, when I am sixty, she will be seventy five.’ Daarna haar man, die zich ongerust maakt over den jongen heethoofd, toevoegend: ‘Oh, there is no fear for Eugene. He has learnt to live without happiness,’ waarmede het moedige wederwoord is uitgelokt: ‘I no longer desire happiness: Life is nobler than that.’
Shaw niet alleen geestelijk, maar ook technisch machtiger dan de meesten der boven hem geprezen literaire artiesten bereikt in Candida inderdaad het wonder der echte kunst, n.l.: het tot klare bewustheid en uitdrukking brengen eener nieuwe ons omzwevende en in ons opstuwende gevoels- en gedachten-sfeer.
‘You never can tell’, het laatste in dezen bundel is een zijner meest populaire comedies.
Een tooneel in de kamer van een dentist is de hyper-realistische inleiding voor de allergrappigste dilemmas en dwaasheden eener hyper moderne familie. De moeder, Mrs. Clandon, die haar man verliet, bevindt zich met drie, haar in moderniteit niets toegevende kinderen, op een mode-badplaats. De oudste dochter Gloria is het evenbeeld der moeder; beiden zijn typen der ge-emancipeerde Londensche vrouw, geteekend in hun overdrijving en zwakheid, maar toch met dat medegevoel dat Shaw in zoo ruime mate bezit voor de vrouw onzer dagen in haar strijd om de erkenning harer persoonlijkheid. De luidruchtige vroolijkheid, de pittige geestigheid van het spel bereikt haar toppunt in Dolly en Philip, die met de ‘Heavenly Twins’ uit de bekende roman van Sarah Grand, de meest geniale ‘enfants terribles’ zijn der litteratuur van die dagen.
Behalve de vulgaire, doch min of meer pathetische figuur van den vader, om wiens terugkeer in den familiekring het verhaal gaat, is er een oude huisknecht, een meesterstukje van karakterteekening. In dezen grijzen dienaar, die met onuitputtelijk geduld
| |
| |
zijn plichten waarneemt is de levens-filosofie van het bedachtzaam ‘You never can tell’ ge-incarneerd; zijn onverstoorbare kalmte, zijn altijd hoffelijke bereidwilligheid in woord en gebaar werkt als een kalmeerend medicijn op de zenuwachtige stemming, die hij in zijn omgeving waarneemt.
In de slotscène, waar hij staat tusschen Crampton, den op genade zich overgevenden, teruggekeerden huisvader, en Valentine, den op goed geluk zich wagenden minnaar, lost deze grijsaard, met zijn spelend goedmoedige en toch zoo rake beschouwingen, de algemeene malaise harmonisch op.
Met de onwederlegbare humor van het leven zelf legt hij den pessimist het zwijgen op, waar deze beweert: ‘all matches are unwise. It's unwise to be born; it's unwise to be maried; it's unwise to live; and it's unwise to die’ en zegt, zich tusschen vader en bruidegom plaatsend: Then, if I may respectfully put a word in, sir, to much the worse for wisdom! (to Valentine, benignly): Cheer up sir, cheer up: every man is frightened when it comes to the point; but it often turns out very comfortable, very enjoyable and happy indeed, sir - from time to time. I never was master in my own house, sir: my wife was like your young lady: she was of a commanding and masterful disposition, which my son has inherited. But if I had my life to live twice ever, I'd do it again, I'd do it again, I assure you. ‘You never can tell, sir, you never can tell.’
Dezelfde bekoorlijke en overredende redelijkheid, die de hooftrek is van Candida en de oude huisknecht vinden wij terug in de aller-beminnelijkste Lady Cicely, die met onwederstaanbare takt den gevaarlijken opvliegenden kapteyn Brassbound in bedwang houdt en hem ten slotte geheel ontwapend en bekeert. Het is dezelfde fijne en teedere menschelijkheid, die in Shaw zelf den duivel der satijre overwint.
Kapteyn Brassbound, Dick Dudgeon (in de Devil's Disciple),
Blanco Posno, deze door het oordeel der conventioneele ethiek als duivelsgezellen gebrandmerkten, bezitten inderdaad karakter-eigenschappen, die hen tot heldendaden brengen; in hun ziel sluimert het iets, dat eenmaal gewekt, hun eigen verlossing en die hunner mede menschen tracht te bewerken.
De drie spelen bevatten elk op hun eigenaardige wijze, onder
| |
| |
de flitsen van een speelsch vernuft en de snijdende ironie eener sarkastische verbittering, den oprechten ernst en zuivere moraal, die deze schrijver overal plaatst tegenover de geveinsdheid der gangbare oordeelvellingen.
De eigenlijke inborst dezer, voor het oog der wereld, leerlingen van den duivel, verraadt zich waar zij, in contakt gekomen met eene hun wel-willende goedheid, er toe komen uit hun levensgeschiedenis te verhalen.
Luister naar Brassbound waar hij in het laatste tooneel met Lady Cicely, dat fijnste type eener werkelijke aristokratie, zich aldus uitspreekt: ‘Look you, when you and I first met, I was a man with a purpose. I stood alone. I saddled no friend, woman or man with that purpose, because it was against law, against religion, against my own credit and safety. But I believed in it; and I stood alone for it as a man should stand for his belief, against law and religion as much as against wickedness and selfishness. Whatever I may be, I am none of your fairweather sailors that'll do nothing for their creed, but go to heaven for it. I was ready to go to hell for mine... I don't say I was happy in it, but I wasn't unhappy, because I wasn't drifting. I was steering a course and had work in hand. Give a man health and a course to steer, and he'll never stop to trouble about whether he's happy or not.’
Wie zoo spreekt heeft den helden-aanleg. Zacht, maar beslist wist Lady Cicely dien aanleg te wekken en met het inzicht harer onberispelijke beschaving op den rechten weg te leiden.
Als het kritieke oogenblik komt der onvermijdelijke liefdesverklaring biedt zij even beslist, maar altijd beminnelijk weêrstand. Al is zij een oogenblik bijna gehypnotiseerd door het verrassend gevolg harer pogingen en de edele houding van haren bekeerling, zij herneemt zich snel en voegt hem vriendelijk hoofdschuddend toe:
I have never been in love with any real person, and I never shall. How could I manage people if I had that mad little bit of self left in me? That's my secret.’
Er is in deze en soortgelijke liefde-episoden van Shaw een sublieme fijnheid en diepte.
In de evolutie der aandoeningen, in de reinheid van hun
| |
| |
puriteinsch gevoel en de geestigheid hunner gecompliceerde gewaarwordingen zijn dergelijke précaire momenten als het voorstel, tot een Levens-kunst die spelend en met gratie de gevaren der menschelijke hartstochten overwint.
Deze ‘Drie spelen voor Puriteinen’ zijn, dit is duidelijk, sterk ethisch van tint. De invloed van het milieu is echter geen oogenblik uit het oog verloren, er is altijd verband tusschen het filosofische en sociale bij Shaw; hij is te fijn psycholoog om het in elkaar gewevene waaruit de menschelijke constitutie is samen gesteld, voorbij te zien. Het waarom der puriteinsche tint licht hij toe in een voorrede, die als elk zijner voor-reden, niet minder belangrijk is dan het tooneelstuk zelf. Hij weet dat ondanks allen schijn van het tegendeel, er toch een publiek bestaat, dat iets anders verlangt dan het oppervlakkig sensationeele wat gewoonlijk gegeven wordt. Tot dit publiek vertrouwt hij te kunnen doordringen met zijn tragisch-komische kunst, waarin het passie-drama zich voltrekt der intellektueele bewustwording, omvlindert door het humoristisch in elkaar verstrikte en tegen elkaar indruischende der Levens-dilemmas.
Evenals in het Leven is het Shaw op het tooneel te doen om de nieuwe waarde-schatting van het groeiend en rijpend bewustzijn. Zijn zedelijk instinkt reageert tegen het leugenachtige en ledige in de vertooningen waarmede het publiek wordt bezig gehouden. Zijn spelen voor Puriteinen zijn gericht tegen den ledigen bombast, die hij avond aan avond in de theaters heeft moeten beoordeelen. Zij zijn vol van den overtuigenden drang van den propagandist en van het temperament van den openluchtprediker. Dezelfde man is hier aan het woord, die in Hydepark de volks-menigte toespreekt, die zich voelt te zijn, ‘a natural-born mounte-bank’; dezelfde uitdagende overmoed, die deftigdoende menschen en mode-artiesten uitlachend, ‘the cart and the trumpet’ zijn element roemt.
In ‘Caesar en Cleopatra’ een fantastisch-rhapsodisch levensspel viert deze stemming feest en bereikt haar toppunt in de 3e akte als Apollodorus, de aestheet, van beroep kiezer en aanprater van mooie dingen voor rijke vorstinnen, ten tooneele verschijnt om aan Cleopatra perzische tapijten te verkoopen.
Cleopatra zelve is een der geestigste creaties van Shaw, een
| |
| |
wildzang, die haar luimen botviert, doch ondanks hare doordravende eigenzinnigheid, tegenover Ttatateeta, haar vertrouwde kindermeid, een kind gebleven.
Het tooneelspel in zijn geheel doet aan als een sprookjesachtige fantasie, waarin het groteske, ongeloofelijke en potsierlijke op humoristische wijze het optreden omgeeft van een welbekenden helden-figuur in moderne conceptie. Het is een brillante persiflage op een doktrinair classicisme en meer dan dat, de aanduiding eener andere soort van heldhaftigheid dan die der antieken.
Deze Caesar is de held van den nieuwen tijd, die, anders dan de oppermensch van Nietzsche, ondank diens moed en kracht, het mede-gevoel kent en de teederheid, een heerscher die nimmer Leven vernietigt uit louter macht-zucht.
In de terecht beroemde scène der eerste akte, een van Shaw's meester-stukken van dichterlijke schepping en zielkundige analyse, gaat ons over dezen nieuwen Caesar onmiddellijk het licht op. Op weg om Egypte te veroveren, treft hem het beeld van de Sphinx, die den weg van de zee door de woestijn bewaakt. van de Sphinx door Cleopatie als een godheid vereerd en gevreesd, aan wien zij een heilige witte kat heeft geofferd uit angst voor het naderend leger der Romeinen, en in wier schaduw zij verscholen ligt onder roode papavers op het oogenblik dat de gevreesde bevelhebber nadert.
Caesar ontroerd door de mysterieuze gedaante die in de wijde stilheid der nacht, in maanlicht badend zich verheft, verliest zich in gepeinzen; uit den ondergrond van zijn wezen stuwen zijn levens-geheimnissen, zijn lotgevallen omhoog in zijn bewustzijn; het onbegrijpelijke, het onuitsprekelijke omzweeft hem; in de Sphinx herkent hij zichzelf: ‘For I am he of whose genius you are the symbol, part brute, part woman and part god.’
Het raadsel der Sphinx, het spel des Levens, het woelt in zijn ziel met den vreemden, sterken, nieuwen ritmus van een veelbewogen tijd. Eenzaam, als een vreemdeling onder de menschen voelt hij zich, zonder verwantschap onder de vele volkstammen, die hij overwon. Zijn taak kan niemand van hem overnemen, hij alleen kan de gedachten, die hem vervallen tot werkelijkheid doen worden, hij, de veroveraar, die de woestenij der wereld tot een oase zou willen herscheppen.
| |
| |
Uit deze overpeinzing wordt hij gewekt door de speelsche Cleopatra, die, onbewust wien zij voor zich ziet, hem met dartelen overmoed toespreekt.
Caesar, bekoord door haar verschijning, begroet haar als de koningin der ‘Gypsies,’ en roept uit: ‘What a dream! What a magnificent dream! only let me not wake, and I will conquer ten continents to pay for dreaming it out to the end.’ Het lokt hem dit schitterend-schoone wonderkind te maken tot een edele vrouw, een fiere koningin. Hij ziet haar zooals hij alle vrouwen ziet, niet zooals zij zijn, maar in den licht-schijn van zijn wenschen. In haar paleis gekomen, leert hij haar bevelen en leidt haar naar den troon; Cleopatra moet zich hare waardigheid bewust worden, zij moet moedig zijn en groot-moedig, alleen op die wijze kan zij heerschen als vorstin en Caesar overwinnen.
Maar Caesar heeft zich vergist. Cleopatra kan niet worden zooals hij haar wenscht, de dés-illusie volgt de illusie op den voet, als hij de onmiskenbare trekjes harer wreede onbeduidendheid, het kleinzielige harer natuur leert kennen. Het is uit met zijn droomen, als hij verneemt hoe op Cleopatra's bevel, tegen zijn uitdrukkelijk verlangen in, een gevangene vermoord is, die hij, als de meesten zijner gevangenen, de gelegenheid tot ontsnappen had opengelaten. De laffe, kleine koningin, die het moordbevel waagde te geven en dan, ontdekt, door zijn toorn verschrikt, vleiend voor hem nederkruipt, heeft al hare bekoring voor hem verloren.
Haar daad, lijnrecht in tegen den Levens-eerbied die zijn beginsel is, en die alleen dan veroorlooft te dooden, wanneer het hoogere door het lagere wordt bedreigd, heeft haar voor goed van hem vervreemd; verontwaardigd, gekwetst in het diepst van zijn wezen, wijst hij haar verontschuldiging terug met de woorden; ‘If one man in all the world can be found now or forever to know that you did wrong that man will have either to conquer the world as I have or be crucified by it. Do you hear? These knockers at your gate are also believers in vengeance and in stabbing. You have slain their leader: it is right that they shall slay you.....
And so, to the end of history murder shall breed murder, always in the name of right and honor and peace until the
| |
| |
gods are tired of blood and create a race that can understand.’
Tot dit ras dat begrijpen kan, het heldenras der intelligentie behoort de Caesar van Shaw, als inderdaad, de meesten zijner helden.
In de volle grootheid van zijn heldhaftig bewustzijn leeren wij hem kennen in de 4de acte.
Daar staat hij voor ons niet langer als een droomer, maar als een helderziende, een boodschapper eener nieuwe kultuur en tegelijk een volbrenger; een stoiker, die hoopt noch wanhoopt, maar vastberaden een hoog inzicht volgt; de man, in wien de wil tot Leven opbruischt en wordt tot een macht die hemzelf en zijn medemenschen beschermt en groot maakt, de held van een lateren, van onzen tijd, die de Caesars en Napoleons van voorheen overtreft door zijn mededoogen en wijsheid.
Boven de dolle geestigheid, de wildheid en de paradoxen van dit grootsche levens-spel klinkt de zegekreet uit van een ontwaakt, heroisch bewustzijn, dat den gang van het nieuwe Leven begrijpend, dit Leven eerbiedigt, dit Leven aandurft, regelt en bestuurt als auto-noom heerscher.
Van ‘Caesar and Cleopatra’ naar ‘Man and Superman’ is een stap verder in dezelfde richting, maar tusschen deze beiden ligt nog een bundel van drie: ‘John Bull's other Island’, ‘How he lied to her husband’, en ‘Major Barbara’, van welke het tweede, een van die geestige ‘playlets’ is, zooals Shaw nu en dan haastig neerschrijft tusschen veel ander werk door, maar het eerste en laatste behooren tot het schoonste en ook in den vorm het best geslaagde, dat hij geschreven heeft.
In ‘John Bull's other Island’ treedt meer dan in eenig ander werk van Shaw het speciaal Iersch-Engelsch element op den voorgrond.
In het Vereenigde Koninkrijk der Britten een zijner meest populaire spelen, is het in het buitenland minder bekend. Toch is het voor de kennis van Shaw als mensch en schrijver in hooge mate belangrijk; in de eerste plaats om de biografische inlichtingen, die voorrede en spel bevatten, in de tweede plaats, omdat het de karakteristieke houding aanduidt door den schrijver ingenomen tegenover het land zijner geboorte, en het land, dat hij zich tot woonplaats koos.
| |
| |
Ierland en Engeland worden tegen elkander opgewogen in de essentieële en illusoire eigenschappen hunner landaard. De Ieren wil hij bewijzen hoe, ‘the loudest laugh they could raise at the expense of the absurdest Englishman was not really a laugh on their side,’ terwijl de Engelschen gesteld worden voor de dwaasheden, sentimenteele bekrompenheid en arrogantie van het gemiddeld type hunner eerbare mede-burgers.
Doyle en Broadbent, de Ier en de Engelschman, zijn civiel-ingenieurs, die samen zaken doen in London en zich te samen naar Ierland begeven waar Broadbent tijdens de verkiezingen candidaat wordt gesteld voor het distrikt waarin Doyle werd geboren.
De Engelschman werpt zich onmiddellijk in den politieken strijd met die zekere joviale opgewektheid, met dat goedmoedig liberalisme, dat geld, comfort, goed voedsel, plus een gemiddelde, oppervlakkige intelligentie veelal geven; met groote gemakkelijkheid verschaft hij zich den toegang tot zijn kiesdistrict.
Doyle, de Ier, is daarentegen de man, die door armoede en miskenning heen zich met veel moeite zijn plaats moest veroveren. Hij is de man die geleerd heeft de harde feiten der werkelijkheid onder de oogen te zien. Geboren uit het ras der droomers is hij de praktikus geworden, die met zenuwachtigen werkijver in de wereld der zaken zijn verbeelding aan banden tracht te leggen.
Tusschen deze twee uiterste typen van verschillende landaard, bestaat een ‘entente cordiale’, een relatie als die tusschen twee toevallig tot elkaar gekomen vreemdelingen, in welke de verhouding van Engeland en Ierland zich weerspiegelt.
De oorzaak der contrasten tusschen de bewoners der beide landen zoekt Shaw niet zoozeer in het ras dan wel in het klimaat en de ekomische toestanden. Zonder omwegen zegt hij beiden, de Ieren en de Engelschen zijn meening. De opgeblazen verwaandheid der laatsten treft hij in haar gevoeligste punten; het nutteloos fantaseeren der eersten verwijt hij een onvruchtbaarheid, die het levens-niveau laag houdt.
Tegenover den kerkelijken vormdienst van Engeland en het slaafsch katholicisme van Ierland houdt Shaw den eigenlijken geest der religie hoog, die, uit de kerk gestooten, rond-dwaalt
| |
| |
over heide en heuvelen en in de wonderschoone figuur van den uitgedreven priester Keegan opleeft en haar profetiën verkondigt.
Het ‘eiland der heiligen’ zooals Ierland genoemd wordt, is geen ledige phrase. Religieus genie is een der nationale produkten in dit land. Zijn atmosfeer kweekt zieners, die als Franciskus en Zarathustra een levens-visie bezitten, die aan het dogma der theologie ontgroeid, de muren der kerk niet langer verdragen kunnen. Tot dezen behoort ook Keegan, de voor waanzinnig gehouden priester uit het dorp Roscullen, die in den ban gedaan, zijn troost zoekt op de heuveltoppen en in de bosschen, waar hij met planten en dieren gesprekken voert.
Keegan in wiens ziel de schoonheid der natuur met dubbele kracht het wêe der menschheid oproept, dat hem den sprinkhaan vragen doet! ‘Misther Unworldly Wiseman: Why does the sight of Heaven wring your heart and mine as the sight of holy wather wrings the heart o' the devil?... and which would you say this country was: hell or purgatory?... Hell! Faith. I'm afraid youre right. I wondher what you, and me did when we were alive to get sent here.’
Arm Ierland, het welig-groene eiland! dat gebukt gaat onder den dubbelen vloek harer ekonomische en nationale ellende, dat worstelt om brood en om ‘home rule’, en in den afmattenden strijd voor het laatste alle andere belangen uit het oog verliest!
Het Iersch nationalisme is evenals het Iersch protestantisme bekrompen, en het is deze bekrompenheid, die het intelligente deel der natie weg drijft naar Londen, het centrum van wereldleven.
Dat achter den politieken strijd om zelf-regeering toch altijd nog staat de tyrannie der kerk en de tyrannie van het kapitaal, van het beroeps-monopolie in beiden, waardoor menschen en loonen naar omlaag worden gedrukt, zie, dat zijn de kiezers van Rosscullen zich nog niet bewust. Doyle en Keegan, die dit bewustzijn trachten te wekken, staart men aan als bezetenen; men gaat hen met wantrouwen uit den weg.
De aanval, die dit tooneelspel bevat, vinden wij in de voorrede duidelijk toegelicht. Shaw spreekt daar over het geloof in zijn evolutie, en noemt Voltaire den logischen opvolger van Martin Luther en John Knox, den consequenten doorvoerder van het protestantisme. Het monument te Terney voor hem opgericht
| |
| |
met de lijst van al hetgeen hij volbracht heeft is een der meest welsprekende gedenkteekenen van Europa; het loochenstraft Voltaire's reputatie als zielloos ontkenner.
Naast deze waardeering vinden wij, en dit is karakteristiek voor Shaw's geesteshouding, een niet minder warme erkenning van Dante. Oppervlakkig een inconsequentie, inderdaad een bewijs van een verruimd en omvattend begrijpen, de bezonkene zienswijze die de verdorrende invloed van een dogmatisch kerkgeloof en een niet minder dogmatische ontkenning overwonnen weet in de essentieele Levens-beweging, die achter de tijdelijke strakheid verborgen ligt.
Wat het lijden betreft der onderdrukte volken, dit is voor naties die het geluk der vrijheid kennen, schier onbegrijpelijk.
‘A conqured nation is like a man with cancer, he can think of nothing else, and is forced to place himself to the exclusion of all better company in the hands of quacks wlo profess to heat or cure cancer. The windbags of to two rival platforms are he most insufferable of all windbags... Nationalism stands between Ireland and the light of the world. There is indeed no greater curse to a nation than a nationalist movement, which is only the agonizing symptom of a suppressed natural function.’
Ik citeer omdat deze regels met hun rechtstreeksch verzet tegen de dwinglandij der groote naties een voor onze dagen zeer noodige waarschuwing bevatten.
In deze wereld van kapitalisme, die door colonisatie en militarisme kunstmatig in haar evenwicht moet worden gehouden, in deze wereld van wereldlingen waarin schoonheid en goedheid schipbreuk lijden, voelt Keegan, de verjaagde droomer, zich niet thuis; deze wereld is hem een hel, waarin hij als op een pijnbank gefolterd wordt.
De beide ingenieurs die met Engelsch geld en Engelsche zakelijke, doortastende ondernemingslust Ierland door hun bekwaamheid denken te kunnen redden, voegt hij toe: ‘For four wicked centuries the world has dreamed this foolisch dream of efficiency, and the end is not yet. Bud the end will come... Has this foolisch dream of efficiency saved England, from poverty and degradation more horrible than we have ever dreamed of?’
En als Broadbent, de candidaat der Iersche kiezers, hem vraagt
| |
| |
hoe de hemel zijner droomen er dan wel uitziet, antwoordt Keegan:
‘In my dreams it is a country where the State is the Church and the Church the people: three in one and one in three. It is a commonwealth in which work is play and play is life: three in one and one in three. It is a temple in which the priest is the worshipper and the worshipper the worshipped: three in one and one in three. It is in short the dream of a madman.’ Over de heuvelen verdwijnend laat hij de ingenieurs achter om de plaats uit te zoeken, waar het reuzen-hotel zal worden gebouwd, waarmede Broadbent het arme district van zijn kiezers denkt gelukkig te maken.
Niet minder aangrijpend dan in het boven besproken drama wordt in ‘Major Barbara’ ons de machteloosheid voor oogen gesteld der middelen waarmede men de maatschappelijke ellende en de daarmede gepaard gaande algemeene demoralisatie tracht te bestrijden.
Hier is het de arbeid van het leger des heils, dat, ondanks zijn heroische worsteling met de ellende der diepst gezonkene laag der maatschappij, zich telkens gesteld ziet in den meest paradoxalen toestand van steun te moeten zoeken bij de rijken, en op deze wijze den verkeerden cirkelgang der dingen en de daaruit ontstaande ellende slechts bevordert.
Zelden is met meer meesterschap het onlogische, on-ekonomische onzer sociale toestanden, het hopeloos in-consequente der christelijke filantrofie in het volle licht hunner innerlijke tegenstrijdigheden gesteld, dan hier in Majora Barbara.
Duidelijker dan ooit blijkt hier hoezeer het paradoxale, dat men Shaw verwijt, ligt niet allereerst in den schrijver maar in de aard der dingen zelf die hij beschrijft.
Het maatschappelijk probleem staat plotseling voor ons in zijn ontzaglijke complicatie, in zijn dubbelen wrong, zijn reusachtige paradox van geestelijke en ekonomische dilemmas. In Barbara, de jonge vrouw, die, den dooden ledig-gang harer klassemoede, zich in dienst stelt der lijdende menschheid, ontwaakt, te midden der werken van liefdadigheid op nieuw een twijfel en strijd, geboren uit de tegenstrijdigheden die zij om zich heen waarneemt. Het is het conflikt der werkelijkheid met de voorstellingen der romantische verbeelding, dat haar in haren nieuwen
| |
| |
werkkring wederom de onvoldaanheid in het hart drijft en haar ten slotte terug roept uit de wereld der christelijke gelatenheid en berusting, die onmachtig blijkt deze aarde en hare schepselen te re-geneeren.
Barbara is te intelligent om rust te kunnen vinden in de beginselen der heilsarmee, zij weigerd ‘to play the hangman's game of Satan casting out Satan.’
Hoezeer ook dorstend haar eigen ziel en leven en dat van anderen te redden, doorziet zij te snel de valsche moraal, die leert dat men zich een plaats in den hemel kan koopen met goede werken, die met het onzekere feit der onsterfelijkheid het geweten en de angst der menschen voor den dood in slaap sust, doorziet zij te zeer de drogredenen der heils-armee om lang in dien kring te kunnen arbeiden. Bovendien wordt het haar duidelijk, hoe hier niet minder dan in elke wereldsche organisatie de financier meester is der situatie. Zij heeft het woord gehoord van den bevelvoerster van haar staf: ‘We will take money from the devil himself sooner than abandon the work of salvation. Zij heeft de feiten erkend, die bij de armen het cynisme als een kanker doet invreten, die mistrouwen en argwaan in hen wekken over de instellingen die worden opgericht om hen te helpen; zij heeft de oorzaken geraden, waaruit bloedige revoluties worden geboren en de strijd is ontbrand tusschen arbeid en kapitaal; zij wantrouwt den grondslag waarop de liefdadigheid rust en verlaat daarom hare gelederen.
Een toestand door Shaw in zijn voorrede aldus beschreven: ‘Indeed the religious bodies, as the almoners of the rich become a sort of auxiliary police, taking off the insurrectionary edge of poverty with coals and blankets, bread and treacle and soothing and cheering the victim with hopes of immense and inexpensive happiness in another world when the process of working them to premature death in the service of the rich is complete in this.’
Naast Barbara, staat haar vader Andrew Underschaft, de millionair geworden wapen-fabrikant en haar verloofde Cusins, de geleerde, die zich in grieksche wijsbegeerte verdiept. Alle drie gegaafde, krachtige menschen, contrasten in aanleg, maar verbonden door een sur-plus van kunnen, dat hun wil drijft naar arbeid in ruimen levens-kring.
| |
| |
Deze twee bevinden zich door Barbara daarheen gevoerd, in de barakken van het leger des heils plotseling geplaatst voor de honende tegenstellingen van hedendaagsche toestanden.
Cusins, een soort moderne Plato, naast Undershaft, de Kanonnenkoning, en daartusschen diens dochter Barbara, het ouderlijk huis ontvlucht uit levens-verlangen, uit behoefte aan wel-doen. Hoe juist Cusins dezen drang begrijpt spreekt uit zijn woorden: ‘The power Barbara wields is not Calvinism, not Presbyterianism, not Methodism,’ het is een Iets uitgaand boven elk = isme =, een gezindheid, een goddelijke gave om het goede te doen om zijn zelfs wille; het is de heilige begeerte naar vruchtbare arbeid die zich een werk-kring zoekt.
Barbara wil zielen redden, wil menschen opheffen, maar Barbara is te helder van blik om niet de tergende ironie te doorzien der toestanden in welke zij zich als geschroefd voelt in het leger des heils. Zij aanvaardt dezelfde taak met zekerder gegevens tot hulp onder het werkvolk van haren vader, hier als ginds grijnst haar de waanzinnige toestand der moderne maatschappij tegen, maar in de ooren der weldoorvoedde arbeiders van haren vader zal haar propaganda althans zuiverder klinken dan in die der uitgehongerde proletariers, wier aardsche hongersnood het haar onmogelijk geworden is langer met hemelsche beloften te stillen.
‘I have got rid of the bribe of heaven. Let God's work be done for its own sake; the work he had to create us to do because it cannot be done except by living men and women. When I die let him be in my debt, not I in his; and let me forgive him as becomes a woman of my rank.’
En Cusins uit de grieksche oudheid tot de pijnende werkelijkheid der moderne wereld gewekt voegt zich bij haar met de ondubbelzinnige verklaring; ‘I want a democratic power strong enough to force intellectual oligarchy to use its genius for the greatest good er else perish.’
Major Barbara bracht in Londen een soort opschudding te weeg. Uit den kring der aestheten hoorde men een ongeduldige ergernis over het steeds sterker op den voorgrond treden der tendenz; de bewonderaars van Salome bleven koud voor Barbara.
De vak-critici schudden bedenkelijk het hoofd, maar de leiders
| |
| |
der sociale en ethische stroomingen, en enkele intellectueele artiesten erkenden in Major Barbara de tragiek der moderne comedie-humaine op aangrijpende wijze voorgesteld; zij begrepen, dat men hier te doen had met een hoogere tooneelkunst, in onmiddeillijk verband met het geestelijk en maatschappelijk leven der natie, met een dramatische kunst, geboren uit de worsteling van den eigen tijd om den eigen levensinhoud en levensvorm.
De theater enthousiasten, hen, die het ernst was met de verheffing van het tooneel als school des levens en de geestdriftigen van een op nieuw bezieling der religie, ontmoetten elkander in hun toejuiching van Major Barbara. Zelfs heil-soldaten voelden eerbied voor de poging om van het tooneel, de plaats waar duizenden samen stroomen, iets anders te maken dan een lusthof der zinnen. Zij althans konden de hartstocht begrijpen, die anders is en meer dan het sexueel instinkt, een levens-aandrift, die wil uitstroomen in breeder bedding.
Maar noch het heils-leger, noch eenig andere vorm van religieuse filantrofie geeft een Major Barbara, van welke onlangs een tot op zekere hoogte Duitsch begrijper van Shaw, Julius Bab getuigde: ‘Sie ist von Iphigeniens Geschlecht,’ eenige kans op de zelf-realisatie en den grooten vrnchtbaren arbeid, waartoe zij zich geboren voelt.
Het ontwikkelings-proces der natuur en der historie voltrekt zich in den mensch en buiten om hem heen op geheel andere wijze dan de godsdiensten van het verleden meenden.
Om dit proces echter is het Shaw te doen: hij beluistert het in het Leven met harstochtelijke belangstelling, hij vervolgt het in zich en om zich met gespannen aandacht en stort den chaos die hem tegenstuwt uit in zijn werken, hier en daar de afgronden, die hij peilt, verlichtend met de flitsen zijner rusteloos-werkzame bewustwording, en steeds voortdringende intelligentie. Dat de harmonie der kunst bij Shaw geleden heeft en steeds meer lijdende is onder de dés-harmonie van het leven valt niet tegen te spreken; het is een feit, maar een feit, dat hem als schrijver niet kleineert, integendeel, het is het bewijs van de waarachtigheid van zijn arbeid, die den tijd weêrspiegelt.
Ondanks de tegenstrijdigheden, de verwarring, die hij ons voorstelt is de schrijver zelf nooit verward, of met zich zelf in
| |
| |
strijd; als een roode draad windt zich zijn levens-visie door het bonte spel dat haar omspeelt. Overal zijn van die schitterende lichtwerpende zinnen wier beteekenis zich opdringt, van die rake, rijke volzinnen, hetzij in de toelichtende voor-rede of in het spel zelf, die de kern bevatten, van zijn ervaren en denken.
Zoo is de overtuiging waarop in Major Barbara de dramatische handeling in haar schijnbaar zoo groteske tegenstrijdigheden berust, in hare twee-voudigheid als volgt te resumeeren:
Dat aan de valsche positie der godsdienstige instellingen, hetzij Leger des Heils of Kerk niet te ontkomen is, dat de reuzen-fabrieken voor moordwerktuigen van een Bodger en Underschaft niet verdwijnen zullen zonder een algeheele herziening van ons religieus inzicht en een algeheele hervorming der maatschappelijke toestanden.
Geen oogenblik worden wij in onzekerheid gelaten waardoor in den tegenwoordigen stand van zaken alles uit zijn verband schijnt te zijn gerukt, en het tragisch-komische in de hedendaagsche wereld een toppunt bereikt van komische tegenstellingen. De kanonnen-koning zegt het zijn dochter heel duidelijk: ‘That is what is wrong with the world at present. It scraps its obsolete steam engines and dynamos; but it wont scrap its old prejudices and its old moralities and its old religions and its old political constitutions. Whats the result? In machinery it does very well; but in morals and religion and politics it is working at a loss that brings it nearer bankruptcy every year. Dont persist in that folly. If your old religion broke down yesterday, get a newer and a better one to morrow.’
En in het slot zijner voorrede concludeert Shaw met een helderheid, die geen twijfel in zijn lezers kan overlaten:
‘Creeds must become intellectually honest. At present there is not a single established religion in the world. That is perhaps the most stupendous fact in the whole world situation.’
Het is deze toestand, die ontwrichtend werkt op ziel en geest der menschen, die hen in waanzin doet rond-tasten in het labyrinth van zich opstapelende levensvragen, een leiddraad zoekend voor hun denken en handelen, een veld voor de in hen opwellende gaven en krachten.
Het geheim der Sphinx, de zuivere, volle ontplooiing van mensch en maatschappij, dit supreem object van Shaw's belang- | |
| |
stelling is het raadsel dat in elk zijner werken terugkeert met het raadselachtige en ons immer naderende en wederom ontvliedende, dat er aan eigen is.
Het is hem te doen om: ‘only a simple knowledge of the secret that has puzzled all the philosophers, baffled all the lawyers, muddled all the men of business and ruined most of the artists! the secret of right and wrong.’
Een muur van conventie en illusoire verbeeldingen houdt het geheim verborgen. Deze muur beschiet hij met de pijlen van zijn vernuft en laat in de bres, die hij geschoten heeft het helle zoeklicht vallen van zijn genialen geest.
Eindelijk schrijft Shaw van 1901-1903 zijn ‘Man and Superman’. Zijn vriend en collega, de kriticus Walkley had hem reeds sedert jaren aangespoord tot het schrijven van een soort Don Juan spel. De brief aan dezen vriend die voorafgaat is de inleiding, die als altijd belangrijke toelichtingen bevat.
Waekley kennend als een zijner geestverwanten, die het te doen is evenals hemzelf om de interpretatie van den ziels- en geestes-toestand van den nieuwen mensch in de nieuwe wereld, begreep Shaw, dat hier niet een conventioneele Don Juan geschiedenis van hem werd verlangd, die hij niet in staat was te geven, maar een geschiedenis volgens de psychologische evolutie, zooals hij die bewezen had te erkennen.
John Tanner, de hoofd-persoon in ‘Man and Superman’ is een typisch Shavian figuur, een dier wikkende en wegende persoonlijkheden, zooals de natuur ze nu en dan schijnt voort te brengen tot eigen verder-bouw en ontwikkeling.
Een soort Don Juan, plus Hamlet en Faust, een man in wien de strijd tusschen instinktieve passie en hoogeren Levens-wil is losgebroken en die nu worstelt om de verleiding te ontkomen, die hij vreest als een aanslag op de concentratie zijner Levenskracht tot hooger doeleinden.
Het is de strijd der geslachten, waarin nu andere faktoren medespelen dan voorheen, het is het duel der sexen onder invloed der geestelijke evolutie.
De verhouding tusschen man en vrouw is gewijzigd, het geval is gecompliceerder en interessanter geworden.
Deze nieuwe zetting van een oud thema, die in alle spelen
| |
| |
van Shaw voorkomt bereikt in ‘Man and Superman’ een hooge graad van verwikkeling.
John Tanner, een man van genialen aanleg, die alles schuwt wat den vrijen groei zijner persoonlijkheid en gaven zou kunnen belemmeren, ziet zich plotseling in den hachelijken toestand geplaatst van een voogdijschap te moeten aanvaarden over het jonge meisje, dat hem sterk bekoort, maar aan wier invloed hij toch wenscht te ontkomen om bovengenoemden drang naar een algeheel vrije ontwikkeling.
Voor den filosoof-psycholoog voorwaar een schoone gelegenheid, een belangwekkend probleem.
Hoezeer de complicatie van een dergelijk geval nog wordt toegespitst als ook de vrouw een genie is (men herinnere zich hier George Sand in hare relaties met Musset en Chopin) wordt door Shaw in zijn inleiding in het voorbijgaan opgemerkt, waar hij een dergelijk geval materiaal noemt voor een koninklijk spel van zielkundige analyse.
Voorloopig zich bepalend ons dezen strijd om het vol-bezit van zich zelf uit te beelden in den man schrijft hij de geschiedenis van John Tanner, als een anderen Don Juan, een Don Juan in een hoogere phase van zijn menschelijkheid, in wien zich voltrekt: ‘the struggle of Life to become divinely conscious of itself instead of blindly stumbling hither and thither in the line of least resistance’.
Dit worstelend streven naar steeds helderder bewustwording (iets anders dan het enkel streven naar kennis) is de wet van het, naar zelf-volmaking, zich dringende Leven. Zooals Tanner - Don Juan het uitdrukt:
‘I tell you, that as long as I can conceive something better than myself I cannot be easy, unless I am striving to bring it into existence or clearing the way for it. That is the law of my life. That is the working within one of Life's incessant aspiration to higher organisation, wider, deeper, intenser self-consciousnes, and clearer self-understanding.’
Het is op deze conceptie van het betere, dat het aankomt, het is het kernpunt eener nieuwe Levensleer, die ideeën en idealen in de plaats stelt van de goden en godheid van een primitief levens-inzicht en weinig gevorderde bewustwording;
| |
| |
het is de quintessence van Shaw's visie, die ons uit al wat hij schrijft tegenstraalt.
Zijn held is altijd de man, die zich bewust een doel voor oogen stelt en dit doel volgt uit al zijn macht, de man, die weigert zich te laten gaan op de onzekere deining zijner emoties en zijner omstandigheden, die wil heerschen, niet beheerscht worden, de man, die het zich als ideaal stelt te zijn een vruchtbare natuur-kracht, de volbrenger zijner mogelijkheden, in plaats van een bundel zenuwachtige gevoeligheidjes met de klacht der onvoldaanheid op de lippen.
John Tanner, evenals de ons bekende Don Juan is geneigd tot ‘flirtation’, maar anders dan deze vreest hij zijn temperament, bewust als hij zich is van de gevaren, die het na zich sleept, en van een verlangen dat uitgaat boven elke zinnelijke bekoring en streeling zijner ijdelheid.
Deze ernstig denkende en willende man ziet zich nu plotseling in een dilemma gevangen.
Ann, de bekoorlijke, die hem ondanks zich zelf als een droombeeld vervolgt, die een soort vitaliteit bezit waaraan geen weerstand te bieden is, verlangt van hem, dat hij aan den wensch van haren gestorven vader zal gehoor geven en haar voogd worden. Tegenkanting is ijdel, want Ann heeft een wil die onder den schijn van kinderlijke hulpbehoevendheid en onbeschermde jeugd, zich weet te doen gelden als de wil eener koningin. Zij spot onbevreesd met den modernen Faust-Don Juan, niet minder als met den ouderwetschen Jack the Grant Killer en weet met echt vrouwelijk instinkt haar zin door te drijven.
Niet alleen zichzelf wil Tanner beschermen tegen Ann, maar ook Octavius, een jong artiest, die hij onder haar bekoring weet. Hij tracht hem te waarschuwen door een redeneering in den geest van Schopenhauer, die echter het meer gecompliceerd conflikt geldt, het conflikt nl. dat ontstaat als in een der beiden slachtoffers nog een anderen scheppingsdrang, dan de physische zich gelden laat. Het is dit conflikt, hier boven reeds genoemd, dat Tanner in zich zelf doorleeft, waarop hij nu den jeugdigen kunstenaar opmerkzaam maakt.
‘Vitality in a woman is a blind fury of creation’.
Aan dit blinde natuur-instinkt offert zij zich zelf op en den
| |
| |
man, als zij onbewust haar generatie-drift volgt. Dit doet niets ter zake als de slavernij gelukkig maakt, als in de mensch, hetzij man of vrouw geen ander verlangen sluimert, dat in strijd geraakt met het physisch natuur-gebod. Maar wat waar dit wèl het geval is? wat als een der partijen, in dit geval de man, zich bewust is iets meer te kunnen en te willen dan enkel of hoofdzakelijk kostwinner zijn? Wat als hij denker is of artiest of beiden, en hem een doel voortjaagt even sterk in zijn natuur geworteld, evenzeer hem geheel in aanspraak nemend, ja, zonder voorbehoud voortdrijvend met die andere soort scheppings-impuls, die even machtig is in zijn drang tot realisatie zijner doeleinden? Het is voor dit tragisch conflikt, voor deze worsteling om leven in dubbelen zin, dat wij ons bij Shaw telkens geplaatst zien. In een zijner laatst geschrevene drama's: ‘The doctor's dilemma’ keert het op ontroerende wijze terug. Telkens voelen wij tusschen zijn ironische satyre, tusschen de roes van een dolzinnig vernuft spel, de afgronden van het Leven zich openen, zien wij de spoken die dreigen achter den mooi-schijn der uiterlijke wereld, de illusie der innerlijke waan-voorstellingen.
Het is deze drang om tot het eigenlijke wezen der dingen en menschen door te dringen, dit verlangen om het Leven vrij te maken voor zijn schoonsten bloei, dat zich van Shaw heeft meester gemaakt en zijn creatie bepaalt. Het is dit verlangen dat hem doet zijn de groote dés-illusionnist, de passievolle puritein, die in de hartstocht voor het algemeene, de bijzondere kracht kweekt zijner persoonlijkheid. Het is hem om zelfkennis te doen, als bron van wereld- en menschen-kennis. Daarom zegt John Tanner tot zijn jeugdigen mede-minnaar, die hij wil waarschuwen voor het gevaar dat hem nadert;
‘For mark you Tavy, the artist's work is to shew us ourselves as we really are. Our minds are nothing but this knowledge of ourselves; and he who adds a jot to such knowledge creates new mind as surely as any woman creates new men. In the rage of that creation he is as ruthless as the woman, as dangerous to her as she to him, and as horribly fascinating. Of all the human struggles there is none to treacherous and remorseless as the struggle between the artist man and the mother woman, which shall use up the other? that is the issue between them.
| |
| |
And it is all the deadlier because in your romanticist cant, they love one another.’
Het treffende bij dezen John Tanner is, dat ondanks zijn pre-occupatie met deze zijde der kwestie, die voor hemzelf als man op het oogenblik levens-kwestie is, hij toch het diep medegevoel kent voor den tragischen strijd der vrouw, van haar, in wie hij den heldenmoed erkent, die het eigen leven waagt om een ander Leven voort te brengen en die hij ridderlijk bijstaat waar hij haar slachtoffer ziet der ongerechtigheid in conventie en wet, van een z.g.n. zedelijkheid, die een weenende Magdalena en haar onschuldig kind uitstoot en met schande brandmerkt.
Peilend de tragiek der vrouw niet minder dan die van den man, wil hij niet alleen zich zelf, maar ook Ann bevrijden, wil hij niet de negatie der liefde in haren instinktieven toestand, maar de affirmatie in man en vrouw beiden hunner hoogste bestemming, tot creatie van den opper-mensch. Daarom vertelt hij Ann de geschiedenis zijner ontwaking; van dat supreem moment toen hij zich bewust werd een ziel te beziten, dat meest kostbare iets van zijn bestaan, waarmede hij haar niet kan toestaan luchtiglijk, als met een boeiend speeltuig te spelen. Hij verklaart haar hun vervreemding, die van dat moment zijner bewustwording dagteekent, omdat een verandering in hem had plaats gegrepen, die hem drong haar te ontvluchten, daar hij zijn ziel wilde vrijhouden van den troebele onrust, die zij in hem opwekt. De tijd van hun kinderlijk te samen-zijn is voorbij, het nieuwe Leven dat in hem is wakker geworden stelt hooge eischen, in zijn heiligen ijver tot zelf-verwezenlijking schuwt dit Leven alle andere banden, dan die waarmede het zichzelf omhoog heft.
‘The change that came to me was the birth in me of moral passion; and I declare that according to my experience moral passion is the only real passion.... It is the birth of that passion thad turns a child into a man... The moral passion has taken my destructiveness in hand and derected it to moral ends... I have become a reformer... I shatter creeds and demolish idols.’
Zijn bevrijdings-onstuimigheid volgend raast Tanner in zijn auto weg van het droombeeld dat hem een verleiding is, van
| |
| |
Ann die hem ondanks zich zelf altijd sterker bekoort, naar Sierra Nevada, waar vreemde avonturen hem wachten.
In de Sierra, in het kamp der vrijbuiters aangeland, heeft in de stilte der nacht onder een ruischen van Mozart's Don Juan motieven, de transformatie-scène plaats, waarin het rumoerig leven der 20ste eeuw wordt voortgezet te midden van booze en goede geesten, die de verschillende voordeelen van hel en hemel aanprijzen.
In deze wereld verschijnt Tanner als Don Juan en beluisteren wij in zijn sarkastische paradoxen den verderen gang zijner bewustwording.
Onder een stortvloed van groteske voorstelling uit, tusschen de débacles door, van als dobbelsteenen dooreengeworpen concepties en meeningen, schieten felle flitsen van vernuft en inzicht, van het constante zoeklicht eener zich op nieuw vormende levens-aanschouwing. Hel en Hemel nemen andere vormen aan: voorstellingen en opvattingen wisselen en veranderen zich onder een verfrisschend oorspronkelijken gedachtengang.
De Hel is het tehuis der illusie en van de gelukszoekers; de Hemel het tehuis der denkers en van hen die de werkelijkheid begrijpen en beheerschen, de aarde het tehuis van de slaven der werkelijkheid. De verschrikking der Hel is het ledig van haar schijn-schoon.
Terwijl Don Juan met dergelijke beschouwingen de vragen beantwoordt eener oude vrouw, die hem is tegemoet geloopen, verandert deze zich plotseling in een jeugdige figuur die aan Aun Whitefield herinnert; verder verschijnt een standbeeld ten tooneele, dat den vader van Ann gelijkt en de duivel met de gelaatstrekken van Mendoza den vrijbuiter, alles onder begeleiding van Mozart-muziek, die echter nu en dan op groteske wijze vermengd wordt met Gounod's Faust.
Tusschen bovengenoemd viertal worden nu verder de twee kringen, die van hemel en hel besproken, en de duivels-bruggen, die deze beide kringen in enkele gevallen verbinden.
Don Juan doet zich meer en meer kennen als een Faust, als een rusteloos zoeker naar waarheid, naar waarachtige Levenswaarden. Hij stelt zich den Hemel voor als het schouw-tooneel der werkelijkheid om wier kennis het hem boven alles te doen
| |
| |
is, als den eigenlijken geboortegrond van het Leven, dat hij wil doorvorschen en het tehuis der contemplatie, die noodig is voor dit onderzoek.
De belangstelling van dezen Don Juan gaat boven alle andere dingen uit naar dit Leven als: ‘de Kracht die eeuwig streeft naar grooter macht van zelf-beschouwing.’ Het is deze drang naar kennis, deze zucht tot na-denken, die hij erkent als van opperst belang, die den drang tot de daad moet voorafgaan, wil niet de mensch in zijn blinde levens-drift zich zelf en anderen ombrengen.
Uit deze overtuiging van den nieuwen Faust-Don Juan spreekt Shaw's diepste levens-ervaring: het is de erkenning van den socialist, van de on-macht der handeling zonder de voorzienigheid van het denken, het is de waarschuwing van den kunstenaar voor den chaos der aandrift zonder de leiding der intelligentie. Het gansche tumult der moderne menschheid, eener menschheid in haar macht en on-macht stuwt op in den dialoog dezer 3e akte. Vak-critici schudden hier het hoofd en beschouwen sedert Shaw als verloren voor de dramatische kunst. In hoeverre zij in deze meening dwalen, in hoeverre zij recht hebben, wensch ik hier niet te onderzoeken. Deze inleiding tot Shaw begon, zoo ge u wellicht nog herrinnert met de vóór-opstelling van den voortgang der menschelijke bewustwording als voor mij op dit oogenblik het belangwekkende punt bij uitnemendheid in mijn literatuurstudie. Het spreekt dus van zelf dat het bezwaar, vooral tegen zijn later werk, waartoe reeds de tweede helft van Major Barbara wordt medegerekend, voor mij niet bestaat. Trouwens dit bezwaar geldt voor de edelste produkties der letterkunde, voor veel wat Goethe heeft geschreven, men denke aan Tasso, Iphigenie en vooral aan Faust, van bijna alles wat Browning gaf, het drong Friedrich Hebbel op den achtergrond, het houdt gewoonlijk dàt tegen wat de meest beduidende kunst is, omdat het breekt met de wetten en de vormen der traditie.
In de Berlijnsche kritiek op Major Barbara merkte Siegfried Jacobsohn zeer terecht op, dat dit terugdeinzen der tooneel-theoretici voor al wat een sterken gedachteninhoud bezit, moet worden toegeschreven aan den geestloozen, geesteszwakken toestand waarin het duitsch tooneel (men kan gerust zeggen hèt
| |
| |
tooneel) zich sedert jaren bevonden heeft. Men schijnt geen belangstelling meer over te hebben, verdoofd als men is door de prikkeling van zinnen en zenuwen, voor het dramatisch zich uitleven der geestelijke evolutie in menschen, uitgaand boven het gemiddelde type.
En toch, n'en déplaise al deze afkeuring, die vooral in de laatste jaren zich wederom over het werk van Shaw laat hooren, ligt de tragiek van onzen tijd in de geestelijke en maatschappelijke wereld, en is geen groot tooneelspel meer denkbaar, waarin niet althans voorloopig, deze ‘struggle for life’ onzer innerlijke en uiterlijke bestaansvoorwaarden de eerste plaats inneemt.
In de redeneeringen tusschen Don Juan en Satan worden ons de uiterste polen waar tusschen de menschheid voortdurend slingert voor den geest gebracht. Het is de strijd tusschen leven en dood, tusschen creatie of vernietiging, tusschen erkenning of ontkenning van het Zijn, die het thema is van dit drama en nu in dezen fantastischen dialoog een hoogste spanning bereikt.
In de eerste akte, met Tanner's beschrijving van de ontwaking van zijn ziele-leven aangegeven, zwelt dit motief in de derde akte tot een symphonisch gedicht van vreemde en heftige klankzetting.
Satan's beweren, dat de macht, die de wereld regeert niet is een macht des Levens maar des Doods en dat de inspanning der Natuur om zich door middel der menschelijke hersens te organiseeren en te veredelen uitloopt op de uitvinding van moordwerktuigen, dit duivelsch beweren, dat de aarde eeuwig deed verwaarloozen voor de denkbeeldige gelukzaligheid van den hemel, wekt Don Juan op tot energisch verzet. Hij wil het noodlottig pessimisme ontwrichten dat de menschen troost doet zoeken in het Nirvana der onbewustheid. Hij wil de tamme lafhartigheid eener oppervlakkige beschaving ontmaskeren, die uit gemakzucht en zelfzucht een zeker fatsoen aanprijst als goede zeden. Hij wil de heiligheid, de schoonheid en de rijkdom van het leven prediken. Hij wil de menschen ideeën bijbrengen en idealen, die wel degelijk gerijpt in de schoot der menschheid wachten op de geestdrift der enkelen die hen zal omhoogdrijven door de bezinning van het individu naar den ruimen kring der maatschappij. Want John Tanner alias Don Juan is
| |
| |
een geloover in de Levenskracht en in de kracht der idee. Het intellektueele schoonheids-ideaal van een Shelley herleeft in in hem. Hij weet hoe naast de lafheid die terugdeinst, de heldenmoed zegeviert, bezield door een inzicht, een gedachte, een voorstelling.
‘Men never really overcome fear until they imagine they are fighting to further a universal purpose, fighting for an idea as they call it.’
De kwestie is dus de menschen de schoone ideeën bij te brengen, de ideeën die de kracht van het Leven bevestigen en omhoog heffen. Zoo is het eertijds gebeurd, zoo kan het weer gebeuren. Het kruis en de kerk, zij hebben de kracht gegeven tot heldenmoed en tot martelaarschap, bezield tot heilige werken en tot waarachtige kunst, in tijden toen de menschelijk bewustwording in harmonie was met haar leer. Nu deze harmonie verbroken is blijft ons geen anderen uitweg mogelijk dan volgens de lijnen eener steeds duidelijker wordende geestelijke evolutie ons zelfstandig de nieuwe waarden te scheppen en te formuleeren die het leven zullen steunen en opstuwen. Het verband met het rijk en schoon verleden is niet verbroken, immers de essentie, van elke religie is niet anders dan deze idee der Levens-verheffing, dan een streven naar volkomenheid, dat samenvalt voor het modern bewustzijn, met de construktieve tendenz van het Leven zelf, naar altijd volmaakter organen en hooger bestaansvormen.
De religieuse idee, aldus getransformeerd, oneindig rijker en ruimer geworden door de volle dracht van het Leven zal een universeele vrije gedachte zijn, nimmer zich afsluitend, maar altijd zich hernieuwend in den frisschen stroom van zijn eigen evolutie, een co-operatie der geesten, een synthese, die, een solidair broederschap vormend onder de menschen in de groote gemeente hunner samenleving, het hier-beneden, bewoonbaar zal maken.
Satan en zijn scholieren, de philisters van alle landen noemen een dergelijke voorstelling: ‘Bosh’, maar Don Juan antwoordt: ‘What you call bosh is the only thing men dare die for. Later on Liberty will not be catholic enough; men will die for human perfection, to which they will sacrifice all their liberty gladly....
| |
| |
‘I tell you, gentlemen, if you can shew a man a piece of what he now calls God's work to do and what he will later on call by many new names, you can make him entirely reckless of the consequences to himself personally.’
Het Leven is een organische kracht, die zich op tallooze wijzen beproefd heeft. Het Leven maakt aanhoudend experimenten tot hooger organisatie en zelf-volmaking; niet al deze proeven kunnen even goed gelukken, een duivel die hierover sneert of daarom het Leven negeert.
Hoezeer juist het Leven over dezen duivel der vernietiging wil zegevieren, hiervoor is het bewijs, dat dit Leven steeds streeft naar voortgang van bewustwording. Als het oog, zoo hebben zich de hersens ontwikkeld, omdat het Leven den mensch wil als ziener, niet als blinde, als redelijk-zedelijk wezen in wien het Levensplan voltrokken, niet vernietigd zal worden. Aldus de nieuwe Faust, die niet langer over ‘das ewig Weibliche’ fantaseert, maar als de nieuwe Don Juan geheel anders staat tegenover de vrouw, en op de vraag naar zijn liefdes-avonturen antwoordt:
‘Do you not understand that when I stood face to face with woman, evey fibre in my clear critical brain warned me to spare her and save myself. My morals said No. My conscience said No. My chivalry and pity for her said No. My prudent regard for myself said No.’
In deze woorden klinkt de Faust-ervaring in het complex van haar gewonnen inzicht, klinkt de in strijd veroverde bezinning van den man in wiens ziel de opperste menschelijkheid ontwaakt is.
De strijd van John Tanner om zijn hoogste zelf en dat der vrouw, die hem bekoort, deze strijd is niet, zooals men oppervlakkig wil beweren, een strijd tegen het Leven, maar juist een strijd om vol-bezit van Leven, inderdaad de strijd van het Leven zelf voor de realisatie zijner hoogste vlucht.
Want, hoezeer deze waarheid omstreden blijft, de kracht der Rede, der Intelligentie is voor kultuur van Leven de kracht bij uitnemendheid; zij is de noodzakelijkheid zelve zonder welke het Leven uiteenvalt zonder ooit zijn hoogsten bloei te bereiken.
Deze intelligentie, hoe weinig populair ook bij de anarchisten der passie, zij is de goddelijke gave, zij is de zuiverende stroom,
| |
| |
in wiens klaren schijn de duisternis zich oplost en het grootsche Levensplan zich voltrekt.
Het is de duivel die nog altijd even als Mephisto vraagt: ‘What is the use of knowing?’ maar die door den Faust van lateren tijd het zwijgen wordt opgelegd met de duidelijke verklaring:
‘Why to be able to choose the line of greatest advantage instead of yielding in the direction of the least resistance. Does a ship sail to its destination no better than a log drifts nowhither? The philosopher is Nature's pilot. And there you have our difference: to be in hell is to drift: to be in heaven is to steer’.
De weg tot dezen hemel gaat door de poort der kennis. Daarom stijgt, ondanks schijn van tegendeel, uit het kruisvuur van begeerten dat de menschheid doorvlamt, alles-overheerschend het verlangen naar licht, dat is, het verlangen naar steeds verdere bewustwording. Dit verlangen omzweefde den stervenden Goethe, het stuwt op uit de ziel der gansche menschheid, die den zin van haar bestaan, het waarom en waarheen van haar levens-gang doorgronden wil.
De nieuwe Don Juan-Faust spreekt van:
‘The great central purpose of breeding the race, ay, breeding it to heights now deemed super-human’.
Een ideaal voor menschelijke bestreving, dat zich niet langer verliest in de wierook der theologische mystificatie, maar door diep voelen en groot denken hiertoe aangevuurd, zich richt op de formatie en re-formatie van schepsel en werkelijkheid, dat is: van individu en maatschappij.
Het is naar deze vruchtbaarheid dat de hartstocht van den puritein doel-bewust uitgaat.
‘I tell you that as long as I can conceive something better than myself I cannot be easy unless I am striving to bring it into existence or clearing the way for it. That is the law of my life. That is the working within me of Life's incessant aspiration to higher organisation, wider, deeper, intenser self-consciousness, and clearer self-understanding. It was the supremacy of this purpose that reduced love for me to the mere pleasure of a moment, art for me to the mere schooling of my faculties, religion for me to a mere excuse for laziness, since it had set up a god who looked at the world and saw that
| |
| |
it was good, against the instinct in me that looked through my eyes at the world and saw that it could be improved.’
Geen profeet heeft den duivel ooit energischer op zijn plaats gezet dan deze don Juan, geen schrijver heeft ooit de hel als het ‘Paleis der Leugen’ feller gekarakterizeerd dan deze Faust op blz. 130 en 131 van Man en Superman, dan deze Faust, die den hemel zoekt niet in den tooverschijn van versleten illusies, maar in den goudglans van het nieuwe weten, dat den gezicht-einder heeft verruimd en voor het leven oneindige kansen en mogelijkheden openstelt. Het is naar dezen kring van levensverheffing dat het verlangen uitgaat der nieuwe menschen, d.w.z. der menschen in wier ziel het bewustzijn gewekt is van een steeds aangroeiend kunnen en van de rechten en plichten in verband met dit wordings-proces hunner vermogens. Het is dit zelfde verlangen dat de nieuwe man en de nieuwe vrouw drijft tot de bevrijding hunner persoonlijkheid en ten slotte tot een vereeniging waaruit een nieuwe generatie zal geboren worden, een hooger menschentype, dan wij tot nog toe hebben gekend.
Dit alles zijn droomen, utopieën zoo ge wilt, o zeker, maar men bedenke dat, van af de Prometheus der Grieken, de Christus der Primitieven, tot den Zarathustra van Nietzsche en den Oppermensch van Shaw, denkers en kunstenaars ons dit rusteloos streven der menschheid om de godheid in zich te bevrijden en te realiseeren, hebben voorgesteld.
Christus - Prometheus! - wie het complex dat wij Leven noemen, diep doorvoelt en doordenkt, zal de tegenstelling zien verdwijnen en in den drang der revolutie de Christus-figuur in transformatie zien herrijzen.
Naast den duider, de strijder, naast den trooster, de wekker, die in den voortgang der tijden steeds worstelt om dier tijden laatste en hoogste openbaring. Van dit blijde inzicht, waarin tegenstellingen zich oplossen, een synthese zich voltrekt, is Shaw de boodschapper. Door al de schrille wanklanken, de pijnende en schrijnende onrust van zijn sarkastische ironie, uit den stortvloed zijner paradoxen, door den wervelwind henen van zijn teugellooze geestigheid klinkt telkens zuiver en vast de nieuwe verkondiging, het Levens-geloof, dat Levens-eerbied en de heiligheid van het Leven predikt, en dat wortelt in het besef
| |
| |
van de mogelijkheid eener hervorming van mensch en samenleving, volgens de lijnen hunner natuurlijke innerlijke en uiterlijke evolutie.
Van het begin tot het einde is deze Levensleer, de leer der bewuste keuze. Revolutionair in zijn aanval op inzichten en instellingen uit welke de waarheid en daarmede de Levenskracht is weggevloden, is Shaw opbouwer in zijn besliste erkenning van nieuwe levenswaarden en vormen voor welke hij onvermoeid propaganda maakt.
Hoezeer ook de chaos, de wanorde van onzen tijd zich botviert in zijn tooneelspelen, de wil tot orde is onmiskenbaar.
Zij, die voeling hebben met de bewegingen van onzen tijd, zij wier ziel en wier geest openligt voor een nieuwe opvatting van geloof en leven, zullen in dezen fellen des-illusionist, in dezen krassen anti-romantiker den werkelijkheids-idealist herkennen, die het te doen is om de nieuwe grondslagen der maatschappij en om een op-nieuw bezieling der menschheid volgens een inzicht, gegroeid uit de geleidelijke ontwikkeling van menschelijk gevoel en menschelijke intelligentie.
Zoo zien wij ten slotte Shaw geworden de sociaal-demokraat en sociaal-aristokraat in één persoon, die de beweging der moderne wereld ziet als een klassen-strijd niet alleen, maar als een cultuur-strijd, d.w.z. een ‘struggle for life’ niet enkel in den Darwinistischen zin van een bestaans-strijd der soorten, maar een worsteling om leven van de nieuwe ideeën en idealen, ons door de meest geniale denkers en artiesten gebracht; een kultuurstrijd, d.w.z. een strijd der gansche menschheid om de resultaten harer evolutie. Zoo zien wij Shaw als den denker-artiest, die, het grootsche Levensplan doorschouwend, den mensch er op wijst hoe de Natuur alleen door middel zijner opperste menschelijkheid dit plan zich bereikbaar heeft gesteld.
Het is als een leider in deze richting, dat ik getracht heb, Bernard Shaw tot u te doen spreken, als een wegbereider van zeldzame begaafdheid, als een geniaal schrijver, als een man van karakter bovenal, die met ongeschonden kracht in den aanvang der 20ste eeuw de taak voortzet der transformatie welke in de tweede helft der 19de eeuw zoo veelbelovend werd begonnen.
Den Haag, 30 Augustus 1910.
|
|