De Nieuwe Gids. Jaargang 25(1910)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] Verzen van Hendrik Kroon. Wij zijn geworteld in een wereld wier Wezen is uit almachtgen wil geweld, Die zich aan onzen geest in raads'len meldt En die 't heelal bewerkt in hoogst bestier, Bewegend naar zijn wetten mensch en dier, Totdat zijn dienaar Dood de lijven velt. Ons dringt de vraag welk doelwit 't leven geldt In 't zweven tusschen hoop en vreeze hier. Tot diepsten grond is wat bestaat geward; 't Volstrekte splitste zich, 't gesplitste streeft De volheid van 't volstrekte t' openbaren. De algeest schiep en onderhoudt wat leeft Zich tot een spiegel om zich zelf t'ervaren En wat bezield wierd voelt 't in vreugd of smart. Uit duistren grond der onbewustheid vlamt Ons leven vluchtig op met heft'ge pracht, Een felle bliksemschicht in donkren nacht, Wiens kracht is snel na snellen ren verlamd. [pagina 308] [p. 308] Begeerig zich het ik aan 't eeuwge klampt, Maar 't eeuwge van de toekomst zwaar in dracht, Is op wat was niet, maar wat wordt, bedacht, En 't ik keert tot den geest waaruit het stamt. Het wezen van den geest gelijkt de zee, Moeder der wolken, voedsters der rivieren, Die alle weder naar hun oorsprong zwieren: Den vruchtbren schoot waaruit ze zijn verwekt, Die 't geen hij gaf weer stadig tot zich trekt Ter nieuwe baring blijvend immer ree. Vorige Volgende