Letterkundig vlechtwerk van Laurens van der Waals.
Vóór alles moet ik U doen weten, dat deze zinnen en gezegden niet voor de verstandigen bestemd zijn; ze zijn te verstandig om door hen begrepen te worden.
Zelf zeg ik tot mij: ‘Gij zijt toch waarlijk slechts een zwakkeling, niet goed genoeg om slecht te kunnen zijn en niet slecht genoeg om goed te wezen. Gij wankelt op den drempel van deugd en ondeugd, en weet niet, wat U meer aanstaat of afstoot: het vervelende amusement van de zonde of de amusante verveling van de deugd.
Er is een manier, waarop men heerlijk belachelijk kan zijn en tòch niet alleen een goed, maar zelfs een schitterend figuur slaat. Dat is, wanneer men met de bewustheid van een overschoonen waan in zich, den verbleekten luister van de wereld te bewonderen zit; wanneer men met een hellen lach - in het innerlijk -, ontroerd luistert naar een matten menschenlach.
De wereld wordt dan als een stuiversprent, waaraan de ongemotiveerde verschijning van onze eigen gestalte een zotte, maar tegelijkertijd sterke, attractie geeft.
Men gevoelt zich dan als iets kostbaars, dat eigenlijk overbodig is.
Nu even rustende van mijn jacht naar een schoone toekomst, bespeur ik met een glimlach, dat ik niet alleen niets nader ben gekomen dan jaren her, maar dat ik zelfs - het verlangen najagende - iemand met een ‘verleden’ geworden ben.
Of zou het misschien mijn toekomst geweest zijn iemand met een ‘verleden’ te worden?