De Nieuwe Gids. Jaargang 25
(1910)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theosofie, de theosofische vereeniging en de theosofische beweging door A.E. Thierens. (Slot).II.De ontwikkelings-geschiedenis van een groot internationaal lichaam zal gewoonlijk belangwekkend zijn, maar zelden zal die zulk een romantisch en energisch karakter dragen als de geschiedenis van de Theosofische Vereeniging. Data daarvoor vindt men in de jaarlijksche rapporten van de Vereeniging en in de ‘Oude Dagboekbladen’ van Colonel Olcott, wijlen den President-Stichter der Vereeniging.Ga naar voetnoot1) Aan deze beide bronnen ontleenen wij de navolgende gegevens: De Theosofische Vereeniging is gesticht door Colonel H.S. Olcott, mevrouw H.P. Blavatsky en ongeveer veertien anderen in het jaar 1875 te New-York. Officieel was de vereeniging gereed en werd zij geopend door den gekozen president, Olcott, op 17 November van dat jaar, maar reeds twee maanden tevoren, 7 September, was door den eerstgenoemde het initiatief daartoe genomen en het voorstel gedaan, wat door mevrouw Blavatsky (die wij in den vervolge zullen aanduiden met de initialen, H.P.B. - zooals zij zelf zich het liefst wilde genoemd zien) en de anderen, toen aanwezig, werd ondersteund. Aan de geschiedenis van de Vereeniging gaat eigenlijk nog iets anders vooraf: de twee oprichters die er het centrum van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitmaakten, hadden elkaar reeds een jaar te voren ontmoet, beide gedreven door een bizonderen drang naar kennis van hoogeren, geestelijken, althans bovenzinnelijken aard. Bij Colonel Olcott, in dien tijd advocaat te New-York, was deze begeerte naar kennis van occulten aard vooral opgewekt door de wonderlijke verhalen die de ronde deden omtrent ‘geestverschijningen’ bij eene boerenfamilie te Chittenden in den Staat Vermont. Dit was de familie Eddy, in de geschiedenis van het spiritisme zoo welbekend en indertijd ook in de Europeesche pers druk besproken. Hij ging er heen om zich te overtuigen, tamelijk sceptisch gestemd, schreef over zijne ervaringen aldaar brieven naar een dagblad te New-York en trok zoodoende de aandacht van H.P.B., die sinds kort in Amerika was aangekomen. Bij haar was de drang naar weten reeds veel eerder wakker geworden. Dochter van den russischen kolonel Hahn, een oud geslacht van Duitsche afkomst, had zij - na een huwelijk met een veel ouderen man, dat een volkomen schijnhuwelijk bleef, daar zij volstrekt niet begreep wat zij gedaan had en hem ontvluchtte, - zich een tijd lang gewijd aan de studie der muziek. In die jaren gaf zij vele concerten op de piano in Frankrijk en Italië. Daarna volgden jaren van reizen en ingespannen studie van het occultisme en verschillende godsdiensten, waarbij zij, naar zij later verklaard heeft, geleid en geholpen werd door haar Meester, een van de Hooge Geestelijke Wezens, waarvan hier tevoren gesproken werd. Het was ook op aanduiding van dezen, dat zij zich in 1874 van Parijs naar New-York begaf, waar zij dengene zou ontmoeten, met wien zij verder zou samen te werken hebben in de geestelijke beweging, welks initiatief aan haar door dezen Meester (of Meesters - want voornamelijk twee der Meesters achten de Theosofische Beweging hun taak) was opgedragen. Zij heeft vaak verzekerd, alléén te weten, dat haar medewerker Colonel Olcott zou heeten, maar er geen flauw vermoeden van te hebben, hoe deze er uit zou zien, en wáár zij hem in Amerika zou vinden. Aangetrokken door Olcott's artikelen in de New-York Sun, begaf H.P.B. zich naar Chittenden, en bij de Eddys' had de ontmoeting plaats, waaruit de verdere levenslange trouwe en onverbroken samenwerking van deze beide voortkwam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste faze van dit samenwerken droeg een karakter dat zich tamelijk wel laat uitdrukken met den naam ‘spiritistisch’. Het stelde zich ten doel de spiritistische wonderen te onderzoeken en ook aan anderen er iets van te vertoonen en uit te leggen. Dat dit niettemin van H.P.B. geen weetgierigheid of vrije verkiezing was, blijkt wel uit een aanteekening van haar zelf, waarin zij schrijft, van een der Meesters de order te hebben ontvangen: begin ‘het publiek de waarheid te vertellen omtrent de verschijnselen en hunne mediums’ en waarbij zij aanteekent: ‘Ik zal al de Spiritualisten tegen mij hebben, en daarbij nog de Christenen en Sceptici. Uw wil geschiede, o M.!’Ga naar voetnoot1) Thans, terugziende op dien tijd, waarin zij zelf artikelen schreef, ‘wonderen’ deed, avond aan avond in hare appartementen te Philadelphia en later te New-York de belangrijkste werkers in spiritualistische richting ontving te zamen met belangstellende mannen der wetenschap en filosofie en zwermen journalisten, verschijnt het ons als een eenvoudig feit, dat in die dagen van de triomf van het materialisme en de ‘exacte wetenschap’ de verschijnselen van het spiritualisme of spiritisme gebruikt werden als een hefboom om het dorre verstand uit den zadel te lichten en de wereld te dwingen tot nadenken over iets méér dan ‘doode stof’ en even doode ‘mathematische wetten’. Het was het stellen van het levensvraagstuk in den voor dien tijd meest bevattelijken en dwingenden vorm: het toonen van ‘exact’ waargenomen feiten, verschijnselen. Vreemd is het, dat later spiritualisten hen hebben euvel geduid, dat zij bij deze ‘verschijnselen’ niet verkozen stil te staan, doch verder gingen en zochten naar de bron, het Leven, waaruit deze voortkwamen en de Levenswijsheid, die er eene verklaring van zou kunnen geven. Kort en goed, dit was H.P.B.'s opdracht. Men moge hieraan gelooven of niet, het doel wordt er niet minder belangrijk om en zou zelfs zonder opdracht een menschenleven waard zijn. Zoo komt dan, als ‘bij toeval’, op 7 September 1875 Olcott's voorstel voor het verder bestudeeren en bespreken van zulke verschijnselen en vooral ook onderwerpen gelijk dien avond besproken waren - het betrof de ‘verloren-gegane Canon van Verhouding der Egyptenaren’. Reeds toen stond dus blijkbaar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook studie van vergelijkenden aard in het wezen der godsdiensten op de agenda. Den 18den September werd de naam vastgesteld: Theosophical Society en den 17den November de openingsrede gehouden door Colonel Olcott nadat de statuten waren vastgesteld. H.S. Olcott werd tot president, H.P.B. tot correspondeerende secretaresse gekozen. ‘De oude notulen toonen aan - zegt Olcott - dat wij mediums beproefden, proeven deden in psychometrie, gedachtenlezen en mesmerisme, verhandelingen schreven en lezingen bijwoonden. Maar wij maakten weinig vorderingen...’Ga naar voetnoot1) De zaak was, dat een der leden, de heer Felt, op zich had genomen om met behulp van zijne vermeende kennis van de Egyptische magie der getallen, elementalen of natuurgeesten op te roepen, en daarin een totaal fiasco leed, terwijl blijkbaar H.P.B. hen liet begaan en niet verkoos aan aller nieuwsgierigheid te voldoen door telkens weer nieuwe kunststukjes te vertoonen. Die waren middel, geen doel. Er moest een ernstiger stemming komen in dezen kring, zoodat nagedacht kon worden over de beteekenis dezer dingen. Er moest gevraagd worden naar het ‘waarom’. Zij wachtte als 't ware tot die vraag gesteld zou worden. Het oproepen van natuurgeesten en andere machten tot de Meesters of Mahatma's toe, was even nutteloos als het inschakelen van electrischen stroom in geleiders die nergens heen geleiden, zoolang de leden van de Vereeniging niet wisten, wat zij met de verschijning van zoodanige machten zouden aanvangen. Eigenlijk gezegd, liet zij hen, waar zij niet wilden luisteren, dus maar tobben. ‘... H.P.B. op wier hulp iedereen - niet ten onrechte naar wij meenden - gerekend had, weigerde op onze bijeenkomsten de minste of geringste verschijnselen te vertoonen. En zoo nam het ledental gaandeweg af, totdat na een jaar ongeveer niet veel meer overbleef dan een organisatie die gezond en krachtig van geraamte was, een zekere vermaardheid, een paar meer of minder indolente leden, en een onverwoestbaar brandpunt van levenskracht in het onverdroten enthousiasme van de russische vrouw en den amerikaanschen man, die in doodelijken ernst | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren en nooit een oogenblik twijfelden aan het bestaan van hunne Meesters, de uitnemendheid van het hun opgedragen werk of aan het eindelijk en volkomen succes dat het zou bekronen. Judge was een loyaal vriend en een gewillig helper, maar hij was zoozeer onze jongere, dat wij hem niet konden beschouwen als een gelijke derde partij. Hij was meer als de jongste zoon in de familie. Menigen avond, nadat we ons Hoofdkwartier gevestigd hadden, zaten wij, H.P.B. en ik, als onze gasten waren heengegaan, in de leeskamer te rooken en na te praten, en hebben wij gelachen bij het denkbeeld, op hoe weinigen wij konden rekenen als medestanders onder alle omstandigheden. De vriendelijke praatjes en glimlachjes van onze gasten van den avond werden weder opgehaald en hunne kwalijk verborgen zelfzucht aangetoond. Het eenige wat wij meer en meer gevoelden, naarmate de tijd voortschreed, was, dat wij tweeën volkomen op elkaar konden vertrouwen voor de Theosofie, al zou de hemel ineen storten; verder hing alles van omstandigheden af’.Ga naar voetnoot1) Een bijkans huiselijk praatje, waarin Col. Olcott dien tijd uitbeeldt, maar in den juisten toon gelezen en verstaan, een epos, tragiek en heldenmoed aan den eenen kant, moedeloosheid en zwakte aan den anderen teekenende. Toch blijkt deze tijd, vooral het verblijf te New-York niet zonder groote voldoening geweest te zijn voor Olcott, en waarschijnlijk voor beide werkers. Hij schrijft bijv: ‘... de idee was nooit krachtiger, noch de beweging voller van levenskracht, dan toen zij ontdaan was van de uiterlijke vormelijkheid, en zijn geest was samengepakt in onze hoofden, harten en zielen. Ons leven in het hoofdkwartier was een ideaal in deze jaren. (1876 - '78). Vereenigd in toewijding aan de gemeenschappelijke zaak, in dagelijksche gemeenschap met onze Meesters, opgaande in altruïstische gedachten, droomen en daden, leefden wij tweeën in die bulderende wereldstad als onaangedaan door hare zelfzuchtige concurrentie en onedele strevingen, zoo goed alsof wij in een hut aan het zeestrand of een grot in het oerwoud woonden.’Ga naar voetnoot2) Zoo gingen een paar jaren voorbij, totdat het voornemen werd opgevat, of liever de aanwijzing van Hooger Hand gevolgd werd, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar Engelsch-Indië te vertrekken om daar, na een kort verblijf in Engeland, te trachten in aanraking te komen met de geestelijke en stoffelijke bronnen van ‘De Oude Wijsheid’. Oogenschijnlijk, nadat gebleken was, dat in Amerika het werk niet vlotten wilde voorloopig. De Vereeniging bleef in naam bestaan; er was geen reden om den vorm op te heffen, die te zijner tijd goede diensten zou kunnen bewijzen. Maar daar H.P.B. en Olcott in allen deele ‘het centrum van levenskracht’ van deze vereeniging waren en bleven, en men beoogde er een internationaal lichaam van te maken, was het niet meer dan billijk en wijs gezien, vóór het vertrek eenige maatregelen te nemen, om ook de uitvoerende macht in hunne handen te houden. Het plan voor de reis eenmaal in beginsel opgemaakt zijnde, werd in de vergadering van 16 Mei 1877 besloten, dat ‘... het Hoofdkwartier van de vereeniging door den President mag verlegd worden naar eenig vreemd land, waar hij tijdelijk moge vertoeven...’ verder, dat hij de macht had, leden aan te wijzen tot uitvoerende ambten in de vereeniging. In de vergadering van 27 Augustus 1878 werd verder nog bepaald dat in zulk een geval de President leden mocht toelaten enz.Ga naar voetnoot1) Men kan later nu wel juridische haarkloverijen beginnen over de vraag of dit ‘wettig’ is - gelijk wel eens heeft plaats gehad, helaas - men kan echter moeilijk ontkennen dat met het verplaatsen van ‘het brandpunt’ der vereeniging, deze de facto zelve verplaatst werd; of men dat nu wil op papier schrijven of niet. Wij vestigen hier met een enkel woord de aandacht op, wijl dit vertrek naar Indië later door een groep menschen is aangegrepen als voorwendsel tot de bewering dat de ‘eigenlijke’ vereeniging nog steeds te New-York gevestigd was. Dit is een tamelijke onzinnige bewering, wat voldoende duidelijk spreekt uit de brieven, in dien tijd uit Amerika ontvangen en waaruit blijkt, dat aldaar zoo goed als niets was overgebleven na het vertrek der beide stichters (17 December 1878.) De heer Judge moest veel voor zaken op reis, de heer Doubleday benoemd tot ‘president pro tem’ had niet de macht om de menschen bijeen te brengen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 2en April 1879 schrijft Judge uit Californië aan Olcott: ‘Gij zult inzien, dat nu H.P.B. et al, zijn heengegaan, wij zijn achtergebleven als kinderen zonder ouders of voogden. Zend ons dus eenige instructies’. ‘Allen, zegt Olcott, zagen naar ons uit om instructies en gezag’. Zoo moet het inderdaad zijn geweest, aangezien H.P.B. de eenige was die iets wist en zij en Olcott de twee eenigen waren, die zich volstrekt en algeheel, zonder eenige reserve gegeven hadden aan de zaak, waarin zij alleen een wereldbeweging voor de toekomst en een geestelijke beweging van groot belang zagen. In waarheid vormden zij beiden in dien tijd de Vereeniging. Met het vertrek van de beide pioniers naar Indië via Engeland begint eene tweede periode in het bestaan van de Theosofische Vereeniging. In Engeland werd door hun toedoen tot stand gebracht eene ‘Britsche Theosofische Vereeniging’, die later werd omgezet in de ‘London-lodge’ van de internationale Th.V. Den 19den Januari 1879 werd Engeland verlaten en koers gezet naar Bombay dat den 16den Februari werd bereikt. ‘Wij hadden gedacht’, schrijft Olcott in 1896, dat wij daar rustig zouden studeeren, maar inplaats daarvan ‘werden wij spoedig genoodzaakt, voor het publiek te komen met eene verklaring over de doeleinden en plannen van onze Vereeniging. Er begonnen leden binnen te komen, H.P.B. en ik maakten een lange reis naar Noord-Indië en in den herfst had onze correspondentie zulk een onhandelbaren omvang gekregen, dat wij tot zelfverdediging genoodzaakt waren The Theosophist te gaan uitgeven als orgaan van de beweging. Binnen vier maanden had deze uitgave het punt bereikt waarop zij zich zelve bedruipen kon en is later nooit daar beneden gedaald.’Ga naar voetnoot1) Natuurlijk, zegt hij verder, moesten wijzigingen gebracht worden in onze wetten of statuten, nu de vereeniging langzamerhand een internationaal karakter ging krijgen. Dit geschiedde dan ook nu en dan, en in 1882 werd voorgoed de zetel der Vereeniging overgebracht naar Engelsch-Indië, waar zij later werd gevestigd in Adyar bij Madras, alwaar reeds in 1886 de sinds zoo enorm uitgebreide en hoogst belangwekkende bibliotheek werd geopend. Een algemeene Raad werd gevormd, waarin nevens de beide | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stichters zitting hadden o.a. de heeren Doubleday, Judge, dr. J.D. Buck en Damodar K. Mavalankar. In Britsch-Indië, Japan en Ceylon werd in de jaren 1879-1887 ontzaglijk veel gedaan. Overal werd aanraking gezocht met de verschillende godsdienstige secten en genootschappen van Pandits, gestreefd naar een onderling waardeerende verstandhouding, en een onderling bespreken van vraagstukken van hoog godsdienstig belang. Vele teleurstellingen werden ondervonden, vooral dáár - en dit mogen sommigen in Europa wel onthouden - waar eenige dezer genootschappen verlangden, dat de geheele Th.V. in hunne bizondere richting en voor hunne bizondere inzichten zoude werken. Dit werd steeds onvoorwaardelijk geweigerd. Het was, en is nog steeds, de bedoeling der Th.V. om de oude wijsheid, de esoterische kennis van het oude Indië, die niet aan Indië uitsluitend behoort, maar wel ginds hare bakermat en een grooten bloeitijd heeft gehad, over te brengen aan het Westersch denken; maar het heeft nooit in haar weg gelegen, eenige godsdienstige secte of kerk, nòch Oostersche, nòch Westersche, te bevoorrechten of te steunen, ten nadeele of tegenover eenige andere. Dit ter naricht aan hen die, ‘de Theosofie’ aanzien voor specifiek Boeddhistisch of Hindoesch of Christelijk. Tegenover deze enkele teleurstellingen werd echter ook veel sympathie gevonden. Vele lezingen, voordrachten en bijeenkomsten werden gehouden. Hoewel somtijds bespied en nagegaan als spionnen, werd toch steeds ter rechter tijd hulp ontvangen van de vele vrienden, die reeds in dezen korten tijd gemaakt waren en onder welke de heer en mevrouw A.P. Sinnett een zeer voorname plaats bekleedden. In dien tijd werd, vooral op Ceylon, veel moeite gedaan om op de scholen het godsdienstig en het wereldlijk onderwijs te vereenigen, - het schijnt wel alsof de vraag van ‘de bijbel op school’ bij onze broeders in het Oosten eerder en met meer gemak werd opgelost dan bij ons. Uit dezen arbeid komt later voort de met zooveel succes bekroonde poging van Olcott om de verschillende Boeddhistische secten tot elkaar te brengen.Ga naar voetnoot1) De herinneringen uit deze Indische jaren vindt men in Olcott's ‘Dagboekbladen’ en in H.P. B's Caves and Jungles of Hin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dostan’, het eerste nuchter en zakelijk, het andere fantastisch als een schitterende bonte droom. Het is intusschen toch de vraag, welke van de twee het meest ware relaas geeft van wat gebeurde, de nuchtere opmerker die voornamelijk de buitenzijde teekent (Olcott) of de ‘fantast’, die heel het innerlijke leven van dit zonnige en diep religieuze land meeleeft? Intusschen groeide van uit Indië de beweging belangrijk en van daar-uit waren sinds 1882 een negentigtal afdeelingen over de geheele wereld tot stand gekomen en gecharterd. Te Londen was als president van de Britsche vereeniging opgetreden de heer C.C. Massey, die in Oct. 1875 de eerste besprekingen te New-York had meegemaakt. Secretaresse van die afdeeling was mej. E. Kislingbury. Een tweede Europeesche afdeeling werd gevormd op Korfoe (Grieksche Archipel) door eenige vrienden. In 1883 volgden twee afdeelingen in Frankrijk en een groep te Odessa, welke laatste niet officieel gecharterd kon worden omdat de politie in dat land er blijkbaar geen heil in zag. Verreweg de meeste afdeelingen waren dus in Indië, Ceylon en Japan gevestigd: dáár was voorloopig het brandpunt van de Vereeniging en van de beweging. ‘Zoo - schrijft Olcott - was de toestand van zaken toen de beide stichters in de maand Februari 1887 uit Bombay vertrokken naar Marseille, met zich nemende Babu Mohini Mohun Chatterji M.A.; B.L. uit Culcutta en de heer B.J. Padshaw, lid van Elphinstone-College, als vertegenwoordigers van het Aziatische deel der beweging. Wij bezochten Nice, Parijs, Elberfeld en Londen gezamenlijk, en ik alleen ging naar Edinburg om op te richten de thans beroemde “Schotsche Th.V”. Te Elberfeld brachten wij gezamenlijk tot stand de “Germania Th.V.” met de eerbiedwaardige en geleerde dr. Hübbe Schleiden als president en mevrouw M. Gebhard, een der voornaamste leerlingen van Eliphas Lévi, als vice-president. Eene fransche afdeeling werd gevormd onder de gravin van Caithness, hertogin de Pomar en de filantropische mevrouw E. de Morsier als secretaris. De voorzitters der twee andere fransche afdeelingen waren dr. Fortin en de heer Pierre Leymarie; maar alle drie deze zijn sinds dien ontbonden’.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de reis van de beide stichters naar Europa vangt een derde duidelijk te onderscheiden tijdperk aan: dat van de uitbreiding der Vereeniging over Europa en verder over de geheele wereld. Verschillende nieuwe afdeelingen werden opgericht, verscheidene meening-verschillen uit de wereld geholpen. In 1890 werd uitvoering gegeven aan het voornemen, landelijke afdeelingen te vormen, die tot op zekere hoogte eigen bestuur zouden voeren, bijv. op het gebied van de financiën, en die onderverdeeld zouden zijn in, of liever opgebouwd uit plaatselijke loges. De eerst gevormde nationale afdeelingen waren de Amerikaansche, de Indische, de Britsche, de Skandinavische, de Australische, de Nieuw-Zeelandsche en de Nederlandsche. Gedurende de afwezigheid uit Indië in 1884 had daar een krachtige en verraderlijke poging plaats om H.P.B. en daarmee de geheele vereeniging den voet te lichten, nl. door ‘de publicatie van vele oneervolle brieven, die zouden geschreven zijn door H.P.B. aan een zekere mevrouw Coulomb...’. Deze dame was in behoeftige omstandigheden met haar echtgenoot door H.P.B. in het Hoofdkwartier opgenomen en bekleed met een post in de huishouding. Zij woonden daar eenige jaren, en de bedoelde brieven deden schijnen alsof de ‘wonderen’ of verschijnselen die H.P.B. deed, puur bedrog waren. Nu hadden deze daden als middel om menschen tot overtuiging te brengen H.P.B. altijd eenigszins tegen de borst gestuit, zij deed ze ongaarne, gelijk hare geheele omgeving wist, en weigerde meestal aan verzoeken daartoe te voldoen. Bovendien zou de echtheid van ‘verschijnselen’ nog volkomen onaangetast laten wat de hoofdzaak was, het hoofddoel der Th.V., namelijk geestelijke kennis te verspreiden. Dit scheen in dien tijd voor velen een raadsel te zijn - althans een groot aantal leden verliet door deze ‘Coulomb-affaire’ de Vereeniging, hetzij dat zij geloofden in den laster, hetzij dat zij vreesden, vereenzelvigd te worden met ‘de bedriegster’. Zij meenden ook buiten de vereeniging voldoende te kunnen studeeren en hun eigen weg te kunnen volgen. Col. Olcott schroomt intusschen niet, ruiterlijk te verklaren: ‘.... al wat ik kan zeggen, met volstrekte oprechtheid, is, dat H.P.B. door eene menigte verschijnselen het bezit van psychische en geestelijke krachten van hoogen aard toonde, en dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haar onzelfzuchtige en onwankelbare trouw aan hare Leeraren zoo heldhaftig was, dat hare intieme medewerkers wel overtuigd moesten zijn van hare oprechtheid. Deze aanval was op touw gezet door de Schotsche zendelingen te Madras en was bedoeld om de vereeniging te vernietigen...’Ga naar voetnoot1) wat zij intusschen heelemaal niet deed, want haar ledental nam sinds dien gestadig en sterk toe. De aanval van deze zendelingen werd in Europa voornamelijk bekend door het sinds dien zoo bekende rapport van de Society for Psychical Research te Londen die, hoewel eerst sympathiek gestemd, ten slotte door allerlei naspeurlijke en onnaspeurlijke redenen in haar ‘rapport’ niet veel minder verklaarde dan de zendelingen te Madras en de Coulombs haar vertelden: bedrog! alles bedrog! wat verteld werd van H.P.B's verschijnselen. Dit deed in Engeland verscheidene ‘geleerden’ afvallen. Maar het is in onzen tijd nauwelijks meer noodig de mogelijkheid van zulke verschijnselen, en dus van het auteursrecht daarop van H.P.B., aan te toonen. De wetenschap zelve staat voor de poort van dit gebied, de waarschijnlijkheid wordt tamelijk algemeen toegegeven, en het bedoelde rapport valt daarom o.i. niet meer in de termen voor bestrijding. Men zie overigens daaromtrent de ‘Oude Dagboekbladen’ en een werkje getiteld: H.P.B. en de Meesters der Wijsheid’Ga naar voetnoot2). Na deze aanvallen scheen het wel, niettegenstaande de uiterlijke uitbreiding der Th.V. niets te wenschen overliet, of de innerlijke kracht sterk geschokt was. Of liever: alsof deze zich terugtrok, toen zij plotseling gesteld werd voor het verschijnsel van gebrek aan vertrouwen in de leiding en gebrek aan moed in het werk, zich vertoonende bij de groote meerderheid der leden door deze aanvallen. Al moge het uiterlijk der vereeniging in die jaren een voortdurenden wasdom vertoonen, het innerlijk leven maakte een heel erge crisis door. Temeer nog, toen H.P.B. zeer ernstig ziek werd en genoodzaakt was, wederom uit Indië, waar zij juist was teruggekeerd, naar Europa te gaan om herstel van gezondheid te zoeken. Zoo vestigde zij zich eenigen tijd te Londen, waar uit degenen die zich om haar heen verzamelden, eene tweede loge, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de sinds beroemde Blavatsky-loge ontstond, waaruit vele bekende, goede werkers voortkwamen: Annie Besant, de gravin Wachtmeister, G.R.S. Mead, de heeren Keightley, enz. In dien tijd werd ook een tweede maandblad in de engelsche taal opgericht, Lucifer genaamd, waarvan Mead en Annie Besant langen tijd de verdienstelijke redacteuren waren. De laatste was ook later presidente der Blavatsky-loge, en een der voornaamste propagandisten. ‘Mrs. Besant's openbare lezingen in Londen en in de provinciën waren stampvol’, vertelt Olcott. Wij behoeven nu niet verder op den voet elke uitbreiding der vereeniging te volgen - aan het slot van deze paragraaf zullen wij een overzicht geven van den huidigen stand der cijfers. Een paar belangrijke punten in het leven der Vereeniging vragen echter nog onze aandacht. In 1891 stierf, op 60-jarigen leeftijd, degene die de spil en de levende kern van de beweging geweest was - H.P.B., Colonel Olcott achterlatende in zijne functie van President-Stichter, hem voor het leven opgedragen en Annie Besant als uiterlijk hoofd van de esoterische afdeeling. Dit was het begin van vele moeilijkheden. Er wordt wel eens beweerd, dat H.P.B. mild was geweest met hare beloften. Zij moet minstens een half dozijn leden als haar éénige opvolger hebben aangewezen. Indien dat zoo was - wat aan twijfel onderhevig schijnt - dan was het niet geheel onbegrijpelijk, gegeven den menschelijken aard, dat daaruit naijver ontstond. Was het de bedoeling de karakters op dat punt te toetsen? Niet onmogelijk! Want wie eerzuchtig is naar een plaats van aanzien of macht, bewijst reeds daardoor dat hij in een beweging als de Theosofische Vereeniging geen plaats van werkelijk aanzien, ware macht kan bekleeden. Dien is het om wereldsche, niet om geestelijke macht te doen. Hoe 't zij, er waren verscheidene ontevredenen, vooral in Amerika, dat meende de oudste rechten te hebben. Er moet daar een werkelijke, hoewel meestal stille, geest van verzet geweest zijn vanaf den dood van H.P B. tot aan het openlijk uitbreken van de scheuring in 1895 toe. Van zulk een geest van verzet of onwilligheid getuigen verscheidene brieven, door Col. Olcott aangehaald. Het is niet noodig, noch wenschelijk, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oude twisten op te halen, het is voor den geschiedschrijver voldoende, feiten te constateeren. En zelfs hiermede willen wij spaarzaam zijn. Het komt er voor ons weinig meer op aan, of de heer Judge werkelijk fouten gemaakt heeft, of Annie Besant zich ten opzichte van hem vergist heeft, of integendeel zeer juist heeft gezien als hoofd van de esoterische afdeeling. Wat er op aankomt is slechts dit: 10 indien werkelijk de Meesters het gezaghebbend centrum van de Th.V. waren, althans in dien tijd: van de esoterische afdeeling, en indien H.P.B. eenig gezag daarin bezat als Hun vertegenwoordiger, dan was de aanwijzing van Annie Besant als opvolgster van H.P.B. door Hen of Hun vertegenwoordiger eenvoudig te respecteeren, zonder meer. Annie Besant was daarmee natuurlijk niet onfeilbaar verklaard, maar wel was door die aanwijzing ondubbelzinnig aangegeven, wáár het esoterisch centrum der beweging lag. 20 indien het gezag van de Meesters verworpen wordt of mededeelingen van Hen in twijfel worden getrokken, dan moet de Th.V. als een gewoon exoterisch lichaam worden beschouwd en kan ieder naar vrije verkiezing heengaan en des gewenscht eene andere vereeniging oprichten. In de kwestie's, die rezen tusschen Annie Besant en W.Q. Judge, kozen de meeste Amerikaansche loges voor hun landsman partij; ook een paar loges in Europa. De Amerikanen vormden een volkomen autonome vereeniging, die zij noemden ‘De Theosofische Vereeniging in Amerika’. ‘De zaden van scheuring lagen blijkbaar reeds in de Amerikaansche afdeeling op den dag harer geboorte - tien jaar geleden (1886) en hunne ontkieming bewees alleen, hoe weinig de meeste van onze collega's het idee vatten van deel te nemen, als individueele medespelers in het gezamelijk Karma van het geheele lichaam’ - schrijft Col. OlcottGa naar voetnoot1). Maar dit was nog tot daaraan toe. De bewering der Amerikanen, als zou de ‘eigenlijke’ vereeniging niet op wettige wijze zijn verplaatst naar Britsch-Indië of liever: heelemaal niet zijn verplaatst, wijst Olcott beslist terug. En terecht! Eerstens, wij maalden niet om den vorm in die dagen, [1875-'78] zegt hij, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Judge, zoo min als ik. Maar dan: ook de jure is alles volkomen in den haak. Dit blijkt uit de door hem aangehaalde stukken. waarvan hiervoren enkele werden overgebracht. Het is eenvoudig te dwaas, te willen beweren dat het New-Yorksche centrum, dat jarenlang, volgens de eigen mededeelingen van Judge, geslapen had, geen bijeenkomsten hield, en volstrekt en alleen naar Adyar uitzag om instructies, toch eigenlijk altijd ‘de Vereeniging’ was gebleven. Bovendien, de president had officiëel het recht gekregen om den zetel der Vereeniging te verplaatsen en had daarvan natuurlijk gebruik gemaakt, omdat de eigenlijke vereeniging in die dagen in waarheid alléén bestond uit H.P.B. en hemzelf. Nu dan ook de bewering in zee werd gestuurd, dat eigenlijk de ‘Th.V. in Amerika’ de ware vereeniging en de andere een afdwalend schaap was, voelde Olcott zich genoopt te schrijven, dat ‘dit niet eene eenvoudige scheuring was, maar een poging tot oudermoord, een aanslag op het leven dier zelfde Vereeniging uit welke hunne afdeeling was voortgekomen.’Ga naar voetnoot1) ‘Er werden vriendelijke boodschappen tot ons gestuurd’ - vertelt hij - ‘tezamen met de beschuldiging dat onze vereeniging een onwettig lichaam was, de nieuwe Judge-vereeniging een wettig; het werk door H.P.B. en mij gedaan na ons vertrek uit New-York niet verantwoord en niet-officieël, en alle charters en diploma's, door ons uitgegeven van uit ons Indisch Hoofdkwartier ongeldig zonder de bekrachtiging van de New-Yorksche Vereeniging. De amerikaansche afdeeling had het volstrekte recht, zich af te scheiden van het vader-lichaam, of uittedooven gelijk de oorspronkelijke New-Yorksche groep; zij had het recht nieuwe vereenigingen te vormen en volkomen onafhankelijk te zijn van onze jurisdictie; ik zou de eerste geweest zijn, hen in broederlijke sympathie tegemoet te komen en met hen samen te werken. Het ware manlijk en eervol geweest, zich te reorganiseeren als Amerikaansche Th.V. of onder een of anderen gepasten naam die nog niet in gebruik was, en de openbare meening in te roepen door de verdiensten van hun spreekgestoelte. In plaats daarvan, eigenden zij zich titels toe, die aan ons behoorden en zelfs het zegel van onze Vereeniging, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waardoor zij eene eindelooze verwarring stichtten, en - gelijk boven werd aangetoond - zonder grond de wettigheid van onze organisatie aanvielen.’Ga naar voetnoot1) Het feit is, dat nog steeds de opvolgers van deze partij die zonderlinge bewering volhouden en overal doen voorkomen alsof zij de ware Th.V. zijn. Aan hun hoofd staat, sinds het overlijden van Judge in hetzelfde jaar der afscheiding, mevrouw K. Tingley; hun zetel is gevestigd te Point Loma in Californië en hunne vereeniging draagt tegenwoordig den naam van ‘Universeele Broederschap en Theosofisch Genootschap.’Ga naar voetnoot2) Wij zeggen met Colonel Olcott: maak uw bestaansrecht wáár door hetgeen ge zegt en doet; weest u zelf, twist niet over een erfenis of over erfrecht. Indien het wáár is, dat gij de geestelijke erfgenamen van H.P.B. zijt, gelijk gij beweert, dan kunt gij het ook toonen. Doet dat, dan kunnen verdere pogingen om ons goed recht te betwisten, ons zelf te zijn, gerust achterwege blijven. ‘Heb ik ongelijk, zoo toon het mij aan; heb ik gelijk, waarom slaat gij mij?’ zeide een Meester. ‘De wereld is ruim genoeg - besluit dan Col. Olcott - voor een menigte van zulke vereenigingen als de onze; wij hebben geen patent-recht op het veld: indien allen die het menschelijk ras welgezind zijn, slechts wilden instemmen en samenwerken met onze pogingen op de basis van eerlijke, wederzijdsche verdraagzaamheid en rechtvaardigheid, dan zou de menschheid spoedig op den rechten weg geleid worden’.Ga naar voetnoot3) Een volgend belangrijk punt is het overlijden van Olcott in 1907. Annie Besant wordt door de Meesters, verschenen aan het sterfbed van den president-stichter, aangewezen als de wenschelijke opvolger, ook in het presidentschap. Die aanwijzing werd bekend gemaakt en veroorzaakte een nieuwen storm in de vereeniging. Het is merkwaardig, hoe ook thans de persoon van Annie Besant op reusachtigen tegenstand stuitte, de vrouw van wie Olcott schreef dat zij was ‘de ster van de eerste grootte aan onzen theosofischen hemel sinds den dood van H.P.B.’ Was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het wel hare persoonlijkheid die de ware aanleiding tot den strijd gaf? Of was het wederom een natuurlijke filter voor de karakters? - gelijk de vorige maal. Wij zullen daar niet verder op in gaan. De persoon van mevrouw Annie Besant is voldoende te kennen uit hare werken en hare voordrachtenGa naar voetnoot1) en behoeft onzen lof niet. Het is bovendien - men versta dit wèl - niet de vraag, of hare persoon beter of wijzer of beminnelijker is dan die van andere werkers van jaren her. De vraag is eene andere... maar voor ons is de vraag alleen, of wij zelf trouw zijn aan het ideaal van de Th.V. in zijn hoogste beteekenis en dit niet laten varen voor welke ephemerische politiek ook.
De doelomschrijving van de Vereeniging blijkt uit de Statuten, gepubliceerd in het genoemde ‘historisch overzicht’ van 1896, die werden vastgesteld in den tegenwoordigen vorm d.d. 9 Juli 1896. Het eerste hoofd dezer statuten luidt:
Zoo vreedzaam als deze doelomschrijving luidt, zoo stormachtig is het leven van de Th.V. tot op heden geweest. En wie zal zeggen of de laatste stormen reeds voorbij zijn? Toch is er bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenig nadenken wel een duidelijke reden te vinden, waarom juist het vooropstellen van het vrede-beginsel zoo vaak tot strijd moest aanleiding geven. Enkele malen kwam het voor, dat H.P.B. zelf, authoritair ingrijpende, personen verwijderde, andere malen gingen zij, die het niet ééns waren met het beleid van de vereeniging, op eigen initiatief heen. Het is een voortdurende ‘stofwisseling’ geweest in dat lichaam - en hoe krachtiger de levensfunctiën, hoe meer intensief het leven zelf... des te krachtiger ook de stofwisseling in elk organisme. Zoo ook hier. Maar behalve die analogie is er nog wel eene verklaring te geven: niets is moeilijker voor het beperkte menschelijk brein, dan zich een voorstelling van een mooi ideaal te maken, niets zwaarder, dan trouw aan het ideaal onder alle omstandigheden des levens. Velen van hen die heengingen, hadden eenmaal erkend, dat er een ‘Broederschap der Menschheid’ bestaat - en wie dat niet in principe erkent, behoorde nooit toe te treden tot de Theosofische Vereeniging, al houdt hij overigens nog zoo veel van godsdienst-studie of van experimenten op ander gebied. Want het heeft geen zin, zich aan te sluiten bij een kern van menschen wier eerste doel is: die ‘Broederschap der Menschheid’, die zij als een bestaande werkelijkheid, als een feit, denken, in praktijk te brengen. Het heeft geen zin, zich aan te sluiten om het tweede of derde doelpunt, wanneer men het eerste voorbijgaat. Het eerste is inderdaad het belangrijkste, het doel zouden wij met eenig recht kunnen zeggen. Punten II en III konden gevoeglijk onder de ‘middelen om het doel te bereiken’ worden gerangschikt. Want het ontbreekt niet in de wereld aan instituten en vereenigingen waar gestudeerd kan worden. Het ontbreekt of ontbrak wèl aan een instituut, waar men zich, zonder eenige dogmatische, verstandelijke of sentimenteele vooropstellingen de Waarheid als ideaal en doel stelde. De Waarheid in allen deele, de kennis van de Bron ‘vanwaar wij komen en waarheen wij gaan’. Hoe nu ook de eerste paar jaren van de Vereeniging voor een buitenstaander mogen schijnen, het is zeker, dat de zinspreuk, door de Th.V. aangenomen: ‘Er is geen godsdienst boven Waarheid’ - haar ware doel aangeeft. De menschheid verlichten, helpen zoeken, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
helpen denken, helpen gevoelen, den éénen godsdienst, den ‘Wijsheids-Godsdienst’ die is het dienen van God ‘met het geheele hart en de geheele ziel en het geheele verstand’.
Geven wij thans een paar cijfers over de uitgebreidheid van de Th.V., ontleend aan het jaarverslag van 1 Januari 1910Ga naar voetnoot1). De afdeelingen in de volgende lijst zijn geplaatst in volgorde van ontstaan, de cijfers zijn niet alle precies tot op 1 Januari 1910 bijgewerkt:
Hierbij moge opgemerkt worden, dat iedere zeven leden van de Th.V. een loge kunnen vormen en daartoe een charter aan den President aanvragen; evenzoo kunnen zeven loges eene | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afdeeling vormen. Volgens de nieuwste verandering in het Reglement wordt echter niet meer van ‘afdeelingen’ der Th.V. gesproken, doch van nationale Theosofische vereenigingen, die ieder eene tamelijk groote vrijheid van handelen bezitten. Dit laatste was noodig in verband met de wettelijke bepalingen in sommige landen op het deelnemen aan internationale lichamen.
Een paar mededeelingen, speciaal aan Nederland gewijd, zijn hier zeker niet misplaatst. Zooals men hiervoren gezien heeft, ontstond de Nederlandsche ‘Afdeeling’ ‘als zevende blad aan den Lotus’ gelijk H.P.B. het schertsend genoemd heeft, kort na de Skandinavische. Haar charter werd uitgereikt 14 Mei 1897. De beweging in Nederland noemt als haar voornaamste pioniers mevrouw P.C. Meuleman - Van Ginkel, mevrouw E. Windust en de heer W.B. Fricke. Mevrouw Meuleman werd het krachtige centrum van de beweging in ons land. Uit eenvoudige burgerfamilie geboren, huismoeder van een paar kinderen, ontplooide zij zich onder den invloed van de begeerte naar hoogere kennis, als een ontzagwekkende geestelijke kracht. Niet altijd even zachtmoedig, was zij niettemin immer hartelijk, goedhartig en bezield met den onwankelbaren wensch, de Waarheid en de Th.V. te dienen. Kortom, zij was een van de weinigen, die onmiddellijk begrepen, of liever: wisten, waarom het ging. Er is eenige overeenkomst tusschen haar werk in Nederland, trouw gesteund door den heer Fricke, en dat van H.P.B. geholpen door Olcott. De heer Fricke, vroeger koopman in Zuid-Afrika, wijdde in den vervolge al zijn tijd aan de beweging in ons land, waarvan mevrouw Meuleman, gelijk H.P.B., zich belast zag met de esoterische leiding alhier. Zij overleed in Nov. 1902. De heer Fricke was de eerste ‘Algemeen Secretaris’ (dat is de titel van den voorzitter eener Nationale afdeeling) in Nederland. In 1907 werd hij door de Presidente der vereeniging uitgenoodigd tot een post aan het Hoofdkwartier te Adyar, en later belast met een propaganda-reis door Zuid-Afrika. In zijne plaats werd sedert dien gekozen Mr. A.J. Cnoop Koopmans te Amsterdam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandsche Afdeeling heeft haar Hoofdkwartier te Amsterdam, Amsteldijk 76; het kantoor van den Algemeen-Secretaris, tot wien men zich wenden kan om inlichtingen, de Th.V. betreffende, is gevestigd Amsteldijk 80. Vlak daarbij vindt men nog een tweetal instellingen van onze vereeniging: aan het zelfde adres, Amsteldijk 80, is gevestigd de ruim voorziene biblioteek van de Afdeeling, waar dr. Denier van der Gon gaarne ernstige belangstellenden te woord staat, terwijl op no. 79 gevestigd is de N.V. Theosofische Uitgeversmaatschappij, waarvan de heer H.J. van Ginkel de ziel en drijfkracht is. In den hieraan verbonden boekwinkel vindt men alle nederlandsche en een groot deel van de buitenlandsche litteratuur steeds voorradig - van af de zeer goedkoope uitgaven, zooals de handboekjes en ‘theosofische bibliotheek’, tot de dure standaardwerken toe. Alle uitgaven van de engelsche Theos. Publishing Society worden door onze Th.U.M. als hare agentesse, ingevoerd en geleverd. Een filiaal der Th.U.M. is sinds korten tijd gevestigd in den Haag, de Perponcherstraat 66 (Boekhandel Evolutie). Op aanvrage verzendt de Th.U.M. gratis een Bulletin, waarin aanwijzingen worden gegeven omtrent te raadplegen litteratuur en enkele onderwerpen schetsmatig worden behandeld. Het laatste verslag van den Algemeen Secretaris, Mr. Cnoop Koopmans wijst aan, dat er op 30 April 1910 waren ingeschreven 1284 leden tegen 1158 op 30 April 1909. Van deze 1284 leden zijn er 341 die tot de ‘Ned.-Indische Onder-Afdeeling’ behooren. Door de Nederlandsch-Indische loges te Batavia, Bandoeng, Buitenzorg, Djocjakarta, Semarang, Soerabaja en Soerakarta werd deze ‘Ned.-Indische Onder-afdeeling’ gevormd, waardoor thans de administratie veel vereenvoudigd is. De samenwerking met de Nederlandsche afdeeling is bizonder goed; de N.V. Boekwinkel Evolutie te Buitenzorg neemt voor Ned.-Indië de verspreiding van theosofische litteratuur op zich. Assistent-Secretaris voor Ned.-Indië is de heer D. van Hinloopen Labberton, die voor de uitbreiding der beweging aldaar reeds vele jaren hard gewerkt heeft. In Nederland zelf vindt men thans vijftien loges, te weten: twee in Amsterdam, twee in Den Haag, een in Arnhem, Delft, het Gooi, Haarlem, Den Helder, Hilversum, Leiden, Nijmegen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam, Utrecht, en Zwolle; op verscheidene andere plaatsen zijn studiegroepen in werking, vooral tengevolge van de recente propaganda-lezingen in verschillende plaatsen van ons land. Nederland bezit behalve het bekende maandschrift Theosophia, onder redactie van Dr. J.W. Boissevain en Mevr. E. Windust nog een correspondentie-blaadje, genaamd de Theosofische Beweging, onder redactie van Mr. A.J. Cnoop Koopmans, allen te Amsterdam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.De omvang van dit opstel laat niet toe, thans nog veel te zeggen van de Theosofische Beweging als geheel. Zooals in den aanvang gezegd werd, is deze beweging veel ruimer op te vatten dan de grenzen der Th.V. Dat blijkt wel uit hetgeen een der Meesters naar aanleiding van de kwesties in 1884 schreef: ‘Wij hebben belangrijker dingen om over te denken dan kleine vereenigingen: maar toch moet de Th.V. niet verwaarloosd worden.’Ga naar voetnoot1) Colonel Olcott had dus wel gelijk, toen hij zeide: Wij hebben geen patentrecht op het veld, er is wel plaats voor een heele menigte vereenigingen als de onze. Inderdaad, het is veeleer een vóórrecht dan een recht, te behooren tot eene vereeniging aan wier werkzaamheid, zij het ongezien, direct wordt deelgenomen door Hoogere Wezens, Leeraren en Helpers der Menschheid. Maar dit wil niet zeggen, dat niet het veld van onderzoek openstaat voor elkeen die leeren wil, en dat niet het veld van menschelijke ellende en onwetendheid open ligt voor elkeen, die helpen wil. Daarom zal elk rechtgeaard theosoof dankbaar erkennen al wat in de goede richting wordt gedaan, en steeds de hulpvaardige hand bereid hebben om daarin te steunen naar zijn vermogen, zonder te verlangen dat men in ruil daarvoor zoude lid worden van de Th.V. Er is maar één reden, waarom gij toe zoudt treden, zei Annie Besant nog onlangsGa naar voetnoot2), en dat is ‘dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gij meer in aanraking zijt met de krachten die zich in de richting der toekomst bewegen’ enz. Zij doelt hier op de Meesters. Daar zij geestelijke Wezens zijn, helpen zij geestelijk; dat is: zij geven kracht, bezieling en wijsheid, soms zelf directe aanwijzing aan hen, die zich onder hunne leiding willen stellen en waarlijk in Hen vertrouwen, tevens de geschiktheid bezittende voor versnelde ontwikkeling. Als theosofische beweging intusschen zal elk theosoof in de wereld om zich heen erkennen al wat streeft naar verheffing en veredeling van den mensch, al wat streeft naar verhooging van gevoel en denken tot waarlijke geestelijke idealen en naar overwinning van duisternis, onwetendheid, zwakte; al wat den mensch tracht terug te voeren, na rijke ervaring, tot het bewustzijn van zijn geestelijk Zelf.
Wij hopen, dat deze schets moge bijdragen om vele misverstanden uit den weg te ruimen, die telkens naar aanleiding van het wezen der theosofie en de strekking der theosofische beweging rijzen. Vele verstands-menschen in onzen tijd hebben de theosofie voor een sentiments-verschijnsel aangezien. Zij bevat inderdaad het gevoels-element, maar niet dit alléén. Vele gevoels-menschen hebben de theosofie voor een verstandelijk beredeneeren van de Godheid en de Natuur gehouden. Wel, zij bevat inderdaad het verstands-element. Maar niet dit alléén. Anderen, zij die in hun hart naar het mystieke streven, maar in hún eigen woorden en daden, ietwat onwijsgeerig, de éénigware vertolking willen zien van het mystieke Eéne, de Almacht Gods, hebben gemeend dat de theosofie de almacht en eere Gods miskent of zelfs daaraan schade doet. Hun vragen wij: is de almacht Gods minder, wanneer blijkt, dat Zijn Rijk niet alleen omvat, hetgeen wij met de oogen kunnen gewaarworden, en Hij niet alleen heerscht over steenen, planten, dieren en menschen, maar ook de Heer is van ‘Goden’, die voor ons verschijnen als Leeraren of Meesters, wanneer Hij of Het ook Heer is over alle zonnestelsels der ruimte en Vader van de Logoï dier stelsels gelijk Hij Vader van ons is? Zouden wij Dát Eéne Almachtige niet veel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eer iets méér eeren, wijl wij iets méér naderen tot verstaan van Zijne onnoembare Grootheid, wanneer wij den verschuldigden eerbied hebben en toonen voor deze Meesters en Logoï, deze voor ons reeds zoo onbegrijpelijk Hooge Wezens in wier gebied wij onzen nederigen arbeid verrichten en door Wier licht ons leven alleen mogelijk is! Een almachtig God kunnen wij alléen eeren door alle onze middelen, gevoel, verstand en hart, door ons gehééle wezen en met onze gehééle kracht. Op zulk een eere-dienst is de Theosofie gericht.
Febr. 1910. |
|