De Nieuwe Gids. Jaargang 25
(1910)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
Het werk van Henry BatailleGa naar voetnoot*) en de Fransche tooneelkunst door André de Ridder.'t Is een bijzonder en blijvol te waardeeren geluk thans in eene schouwburgzaal - waarin we nochtans zoo dikwijls worden gedreven door 'n kleinzielig snobisme, een valsch plichtsgevoel, eene onwaardige verstrooiïngszucht - werkelijk eens de diepe impressie van het leven te krijgen; de zekerheid dat er iets vóór ons gebeurende is dat grootsch is en wezenlijk schoon; te voelen beven in ons de stille, weeke aandoening en rillen over onzen rug den vromen huiver waarmee de schoone kunst ons kan ontroeren, en die niet bedriegen, een leven voor een paar uren prachtiger en oneindig maken, het wijden en zalven. En dat gebeurt daar, in die gulden-hooge zaal, vóór die linnen en houten schermen, wanneer in plaats van te moeten volgen - lijdzaam gezeten in onzen orkeststoel en staatsielijk verkilligd achter ons staal-glimmerend plastron-hemd - het gewoon echtbreuk-avontuurtje of het banale coup de foudre-historietje en luisteren naar wat weeke sentimentaliteit of wat vieze humor, het ons eens overkomt, onverwachts bij te wonen de losbersting | |
[pagina 608]
| |
eener echte en wilde passie, die neerhamert, plettert en doodt, de botsing van vreemde en diepe instincten, te raken hierin den bodem der eeuwige menschelijke waarheden, te krijgen over ons gelaat den blinkenden weerschijn der opgeklaarde zielen. En 't is vóór ons echt, diep. intens leven dat juicht en jubelt of weent en huilt, leven dat wondt, dat sterft, dat bloedt, dat kwijnt, en menschen die luid opeischen hun deel geluk, over de hindernissen vallen en liggen blijven, menschen die gaan onder den geheimzinnigen toover der liefde, als in een hypnose-slaap, en lijden en genieten, belijden de absolute rechtzinnigheid van hunne vreemde wezens en de eeuwige waarheid hunner passies en instincten... Ik herinner me zóó zekere opvoeringen van La Femme Nue of van Le Scandale - en ik zie nog Berthe Bady, met haar tragisch-wit gezicht, hare domineerende gebaren, haar zenuwtrillend lijf, en hoor hare stem, zoo warm, zoo vol, zoo liefelijk en smeekend, die uit den dooden hoop der woorden de gensters van het leven op deed ketsen - die me meer gegeven hebben aan klare emotie, aan oprechte, algemeene menschelijkheid dan twintig andere producten van habiele planken-kunst te samen. We hoeven ons niet er over te verwonderen dat, door den onvermijdbaren invloed van eene kunst lijk de zijne, Henry Bataille, op zoo heel korten tijd, zich door de zuiverst-oordeelende critici heeft doen erkennen als de beste dramaturg van hedendaagsch Frankrijk en overal zijn werk weten te imponeeren als de eigenaardigste uiting van de moderne tooneelkunst in zijn land. En wat ik in deze zeer beknopte studie juist wil, dat is: aantoonen den bijzonderen invloed van Bataille op onze tegenwoordige sensibiliteit, de nieuwheid van zijne tooneel-opvattingen en de weldadige evolutie die hij er door in de maar al te dikwijls conventionneele tooneelkunst van heden gebracht heeft. Bataille's innoveerende inzichten vat ik allereerst samen - wat al te simpel weg - in deze drie regels: 1o. ons tooneelwerk moet waar zijn, 2o, moet lyrisch zijn, 3o. moet modern zijn. ‘'t Is altijd door het deel waarheid welk het bevat dat een nieuw werk de tijdgenooten stoort. 't Is altijd en uitsluitelijk maar door het deel waarheid dat het zal hebben bevat dat dit | |
[pagina 609]
| |
werk geroepen is in de toekomst voort te leven.’ Dien zin vindt men op de eerste bladzijde van 't ‘Voorwoord’ op Le Masque, en Bataille voegt er bij: ‘Wat niet is de waarheid, is bestemd tot sterven, en indien er tot een werk een welkdanig deel conventie behoort, dan is dit deel op voorhand beladen met verval en met dood, niettegenstaande den bijval die het mag hebben begroet en niettegenstaande al het talent waarmee het mag zijn voorgebracht.’ De tooneel-auteur zal dus de waarheid als zijn dagelijksch brood eten. Hij zal uitgaan op het leven, van het leven trachten weer te geven de steeds meer en meer genuanceerde uiting, pogen te bekomen de volheid van eene ideale, eene alzeggende expressie; hij zal vermeerderen de wijsheid en de rechtzinnigheid van de kunst, hare diepte en hare werkelijkheid; hij zal leggen voor zijn werk een grondslag van sterker, steviger waarheid, van waarheid die steeds dichter het leven benaderen zal, aan 't leven fijner gelijken. Eenvoudig een realistisch princiep? Meer dan dat, omdat bij Bataille die opgelegde, die dapper en hardnekkig achtervolgde waarheid niet is ‘die oppervlakkige waarheid, die waarheid in schijn, brutaal realistisch, die heel gemakkelijk te verkrijgen is en heel goedkoop aan het publiek de illusie van het leven geeft; die waarheid staat tegenover de menschelijkheid, zooals een postkaart tegenover Velasquez’. Door werkelijkheid hoeven we te verstaan ‘de betrekking, het verband tusschen de innerlijke waarheden der ziel met de uiterlijke waarheden; 't is uit de tegenoverelkaarstelling van die twee werelden dat heel de tooneelkunst wordt geboren, uit hunne botsing of hunne versmelting dat alle bron van schoonheid welt.’ Door die innerlijke waarheden der ziel moet dan in 't bijzonder worden begrepen ‘het geheim der wezens, hetgeen borrelt in het individu en hetgeen hij niet rechtstreeks uitdrukt; het zijn zijne diepe en bewegende redenen, het zijn ook de onbewuste en handelende sfeeren van 't geschapene. De mensch drukt zich in 't leven slechts zeldzaam geheel uit. Hetgeen hij zegt, drukt in 't algemeen maar één uitzicht van hemzelve uit, een oogenblikkelijk en kortstondig verband tusschen hem en zijne medemenschen en de gebeurtenissen.’ Hoe geven in een kunst van schijn, uiterlijkheid en opper- | |
[pagina 610]
| |
vlakte, lijk de tooneelkunst, de uitschijning van heel die zwijgende en geheimzinnige wereld? Daartoe hoeft er wat genie ‘Par des cris, des mots, des portes ouvertes sur l'âme, des synthèses merveilleuses et vraies,’ antwoordt Bataille. En zooals hij, voor de conceptie, twee werelden onderscheidde: de uiterlijke wereld en de innerlijke wereld - die tot een groot, breed geheel dienden samengevat te worden - zoo onderscheidt hij ook, voor de uitwerking, twee talen: de rechtstreeksche taal en de onrechtstreeksche taal, die op hunne beurt elkanders onvolledigheid moeten aanvullen. ‘De rechtstreeksche taal, is deze die we gebruiken om zonder omwegen onze wenschen en gevoelens uit te druken. De onrechtstreeksche taal is deze waarvan de zin niet die zelf van de gebruikte uitdrukking is, maar deze die bevoolt of veropenbaart de innerlijke aandoening, deze die aan onze woorden geeft dit bezonder vermogen soms zoo ontroerend, zoo fijn-geschakeerd.’ 't Is uit de schoonheid van die verborgene spraak dat zal rijzen gedeeltelijk ook de lyriek van 't werk - waarover verder meer. Maar tot nu toe hebben slechts Shakespeare, soms Goethe, en Ibsen, in hun tooneelwerk een klank van die mysterieuze in-taal laten zinderen. Bataille heeft dus ook op het gebied van de theater-taal sterk geinnoveerd. Hij deed dat in reactie tegen de zoo valsche, factische, conventioneele taal der meeste dramaturgen van dezen tijd, van Alexandre Dumas in 't bizonder: lees Francillon, Denise en vergelijk daarvan de ‘écriture’ met deze van Maman Colibri of Poliche. De groote werkelijkheid, dus, en de groote studie voor den modernen kunstenaar: de uiterlijke wereld en de innerlijke wereld, hun verband en hunne wederzijdsche verhouding. Het Romantisme miskende de beide werelden, het Realisme wou er slechts één erkennen. Een paar hooge bakens kijken slechts over de mistige zee... Bataille heeft op de sceen gebracht een minder simpele, naïeve psychologie en er voor geschapen personen van eene minkinderachtige sinceriteit, nauwkeuriger geschakeerd, met complexer wezens. Gevallen lijk die van Maman Colibri, van La Femme Nue, - bestudeerd met zoo eene ingewikkelde, bezorgde aandacht, zoo fijn en teer uitgewerkt, tot in de mysterieuste détails der zielen - dacht men tot nu toe voor den roman | |
[pagina 611]
| |
voorbehouden, zoodat de personen ook heelemaal volgens de wetten van hun eigen wezen handelen, niet meer volgens de vereischten der actie. Zij leiden nu het stuk, het stuk leidt hen niet meer, zooals dat gebeurde bij Sardou en Scribe, tot zelfs nog bij Bernsteìn. Ze werden bevrijd van het juk van den ‘Dramatischen Toestand’, zooals ze bevrijd zijn van het juk der ‘Thesis’, ook zoo pijnlijk misvormend. Alle behendige effecten-betrachtingen, alle dramatische trucs blijven aan het werk van Bataille vreemd, evenals alle tendenz-apologiën en alle besluitselen, die op 't leven inbreuk maken en altijd de lijn van 'n stuk naar zekere op voorhand vastgestelde en systematisch-gekozen richting doen zwenken en dus aan de ‘waarheid’ schaden. Daarom ook geene solutiën in Bataille's stukken, die noodzakelijkerwijze eene partij-neming zouden impliceeren. Die stukken blijven eenvoudig: levensfragmenten... Een werk moet door zichzelf gelden, mag niet zijne tendenz, zijne philosofie, zijne moraal in de plaats van het zelf-betoogende leven laten spreken, moet wel gedachten suggeseeren, - mag ze niet verdedigen echter - ter wille der waarheid. De idee is lijk een naad op een kleed: noodzakelijk, maar heelemaal onzichtbaar. ‘L'idée ne doit pas plus déborder que le fait. L'idée doit être contenue, incluse en la matière, s'étendant à tout et jamais hors les choses. Et c'est la tare du drame ibsénien qu'elle excède la vie.’ Bataille vindt overigens den eigentlijken ‘théatre d'idées’ te eenvoudig, te enkelzijdig, te weinig echt dus, omdat hij in een drama de eenheid van eene enkele grondgedachte vereischt. ‘On ne saura que plus tard le mal que le théâtre à thèse a fait au théatre de vie, et le théâtre d'idée, tant acclamé, au théâtre de pensée.’ En tegenover dat beperkt, doode, naïef-simpele tooneel heeft dan Bataille willen stellen de menigvuldige conceptie van het leven... Maar hoe nu strekken achter het drama de droom en het tot de lyriek verheffen? Kunst bestaat altijd slechts uit vergrootte en esthetische waarheid, uit gestyliseerde werkelijkheid, uit uitgebreide en gespecialiseerde observatie. De lyriek kan dus, in literatuur, best met de waarheid overeen gebracht worden. Er bestaat een ‘lyrisme exact’, eene realistische lyriek, die den | |
[pagina 612]
| |
subliemen kant der werkelijkheid uitmaakt, waardoor we niet zullen verstaan bijvoorbeeld ‘le lyrisme littéraire, l'exaltation verbale qu'on entend généralement par ce vocable, l'ivresse des mots qui nous vient de ce fâcheux romantisme dont le théâtre porte encore la tare’, maar eene lyriek die groeit uit den grond van 't leven zelf, uit den eigentlijken vorm der gebeurtenissen, die opbloemt in 't innerlijke der zielen. ‘L'état d'âme lyrique existe dans la vie aussi bien que tel autre, il faut seulement désormais lui trouver sa juste expression.’ En niemand meer dan Bataille heeft door een theaterzaal de beving der lyrische aandoening doen trillen, doen vleugelen over de hoofden van vroom-bevangen aanhoorders de wieking der eeuwige poëzie. Brokken lijk deze over ‘le don nuptial de soi’ in La marche nuptiale, lijk Loulou's liefdebekentenis in 't eerste bedrijf van La Femme Nue enz. blijven onder dat oogpunt typisch en onovertrefbaar. En verre vizies van open lucht en groene boomen deinen door die stukken, walmen poëzie dampen door licht-klaterende vensters binnen. En al de dingen spreken; 't is de schoonheid van een deur die opengaat, van een vischje dat in zijn waterbokaal krinkelsteert, van een vogeltje dat in een wissen kooitje kwettert... Ten derde, zal het echte en levenszware tooneelspel modern zijn, zal het geven onzen strijd en onzen twijfel, onze aarzelingen en bekommernissen, ‘nos conflits intimes et nos sensibilités exactes, toute notre vie moderne avec ses puissances, ses faiblesses, ses simplicités infinies comme ses complications extrêmes, la pauvreté de ses intrigues, l'intensité de sentiments qui l'agitent’. En eene actueele lyriek - un lyrisme contemporain - zal later uit dat nijvere werk der nieuwzoekers geboren worden. Nog eene conventie die Bataille heeft afgeschaft: de specialiseering der manier, de afgescheidenheid der genren. ‘L'Enchantement eut ce mérite de rompre un joug barbare et d'inaugurer pour la première fois depuis qu' on fait du théâtre, un comique dramatique, du moins, pour être plus exact, une fusion complète de l'élément comique et de l'élément dramatique d' un sujet’. Hetzelfde probeerde Bataille later nog met Poliche. En 't is heel vreemd eenzelfde mensch met het lijden van een schepsel te zien lachen en weenen... * * * | |
[pagina 613]
| |
‘Het is werkelijk ongeloofelijk hoe onbeduidend en van belang ontdaan, wanneer men het langs buiten bekijkt, en hoe dof en geheimzinnig van binnen, het leven van 't meerendeel der menschen verloopt...’ Die zin van Schopenhauer, gezet op Poliche, zou wel heel het werk van Henry Bataille kunnen epigrafeeren, te beginnen met La Lépreuse tot aan La Vierge Folle. Want daartoe streeft de schrijver wel altijd: in een banaal ‘fait-divers’, eene alledaagsche gazetten-gebeurtenis toonen de werking der grondliggende, der hoofdzakelijkste levenswetten, het paart algemeene menschelijkheid bevat in 't simpelste en onbenulligste avontuurtje. Al de typen van Bataille zijn zoodoende heel hoog opgegroeid, immens menschelijk geworden en hunne woorden hebben verkregen een zeer wijd-uitdeinenden klank. Hun leven heeft een vervolg, eene voortzetting: achter hun leven schuilen duizend andere levens, achter hun eigen feit wordt men gewaar heel de ellende van ontelbare andere toestanden. En achter 't lichte, onbelangrijke, gewone anecdootje rijst op ineens een breed drama, zwaar en aangrijpend, en klaart de wet die het heeft veroorzaakt en beheerscht. En vóór u ligt open dan voor een oogenblik de enorme essentie van het leven, de ziel zelf, de geest ervan, die de kunstenaar er uit heeft kunnen trekken... Zooals hieruit moet blijken, heeft wat men noemt ‘de actie’ maar een tweede belang in Bataille's werk en heeft dat werk niets van zijne glorie te danken aan gemeene ingewikkeldheid van de intrigue, romantische vergezochtheid of buitengewone verwarring der tooneelgebeurtenissen, aan habiele ‘coups de théâtre’ en knappe artificiëel-berekende ‘effets scéniques’, aan 't gebruik van overgeleverde middeltjes en stiel-trucs, noch aan klater-blindenden brio van dialoog - zooals dat 't geval is met Eugène Brieux' werken, bijvoorbeeld, en met Alfred Capus' producten. Bataille schreef zelf: ‘Ce n'est point l'anecdote en elle-même qui est le point important de mes ouvrages, ce sont les cristallisations d'âme, l'impressionnabilité morale de mes personnages et, en somme, la combinaison des rêves intérieurs avec l'évènement passager et fortuit’ en elders ‘ce n'est pas le fait qui est important, mais la position morale des individus autour de ce fait, ce sont les consciences et les caractères | |
[pagina 614]
| |
qui gravitent autour d'une action’, Uit de karakters zelf, uit hunne conflicten ontstaan de toestanden, ontwikkelt zich de actie. En die actie, kiest Bataille opzettelijk zoo simpel, zoo gewoon mogelijk, maar die zal hij dan telkens vergrooten, verruimen door eenig breed oerstondig princiep... Ziehier Le Masque, 't avontuur van een bedrogen vrouw die, uit verontwaardiging, uit smart weggeloopen, toch eens wederkeert, om nederig haar plaats weer in te nemen, aanvaardend zonder verderen tegenstand het lot dat de man haar in de toekomst zal willen maken... En hier Maman Colibri, die vergeet hare plichten, haar man en hare kinderen, om een minnaar van twintig jaar te volgen, die haar wel gauw in den steek zal laten... En dat stuk zal zijn heel het smartelijk epos der oud-wordende vrouw die niet wil dooven, die honger heeft naar liefde en liefhebben wil en die in 'n laatste herfstpassie - waarna ze zal uitgeleefd hebben en gelaten en liefdevol grootmoeder worden - zich geeft, zonder 't te berekenen, wild zich overgeeft, tot stervens-toe onstuimig... L'Enchantement: Een onbegrijpelijk liefdesgevoel dat ontstaat in 'n heel jong meisjeshart voor haar eigen schoonbroer, en haat en nijd zaait tusschen twee zusters. Ziehier in La Marche Naptiale, het jonge meisje uit een stil provinciestadje en een statig-geloken patricieërshuis, dat vlucht met haren pianomeester en dan op zekeren dag eene oneerlijkheid in 't leven van haar minnaar ontdekt, inziet dat ze zich aan een onwaardig man heeft geschonken en zich doodschiet, omdat ze niet den val van haren schoonen droom wil overleven... Ziehier, in La Femme Nue de dikwijls-gebeurde geschiedenis van den man die, door den bijval en de eer beroesd, de nederige gezellin der kwade dagen vergeet en zijn hart in de handen legt van eene adelijke ‘putain’, die hij hooger waant. En daarin zucht heel de droefheid der verlatenen, der opgeofferden... Ziehier nog, de even gewone geschiedenis der achtelooze vrouw die zich op zekeren dag laat verleiden door de zwarte glinsteroogen van welkdanig een avonturier, in een warrelbui van passie heel haar vorig groot leven van eerlijkheid, echtelijke | |
[pagina 615]
| |
min en moederlijke zorg vergeet, maar vlug ontwaakt uit den bedriegelijken slaap en weerkeert, gebroken, aan haar haard, terwijl de openbare mare hare schande bespreekt; en dat heet Le Scandale. En eindelijk dit - La Vierge Folle -: een getrouwde man die met een jong meisje wegloopt... zijne vrouw die hem zoodanig bemint dat ze zijne vlucht beschermt en dekt, omdat ze weet voor zijn geluk te werken, en later met hem het gestorven lief beweent... Stof voor zoo'n drama vindt men alle dagen, in overvloed, in de dagbladen, ‘Mengelnieuws’ of ‘Kroniek der Rechtbanken’. Hunne eigenaardigheid, hunne beteekenis en hunne waarde liggen heelemaal in de bewerkingsmanier. Maar éénzelfde gedachte verbindt al die werken: de alvermogendheid der passie.’ 't Zijn de menschen niet die wreed zijn, 't is de liefde’ en de liefde is gevaarlijk en doodelijk. Lijk een Fatum beheerscht juist de liefde Bataille's werk. En onder dat fatum gaan vooral de vrouwen gebukt, lijden er onder 't hevigst. Grâce (La Marche Naptiale), Jeannine (L'Enchantement), Loulou (La Femme Nue), Irène (Maman Colibri), Charlotte (Le Scandale), Dianette (La Vierge Folle), Geneviève (Le Masque), Marthe (Ton Sang), 't zijn allen zonder uitzondering instinctieve wezens, die eene innerlijke, zeer vreemde fataliteit voortstuwt en die, gewond en geofferd, lijdend en vertrapt, nog gelukkig blijven in de onmetelijke overheersching hunner gekke drift. Want in Le Masque, zal Geneviève zeggen ‘Eh bien, reprend moi donc! toi, ta cruanté et ton mauvais amour!... Je ne lutte plus... Fais de moi ce que tu voudras... Je te donne le reste de ma vie... Epargne-moi le plus que tu pourras, c'est tout ce que je te demande!...’ En Grâce van La Marche Nuptiale zal uitjubelen hare vereering voor de liefde op 't oogenblik zelf dat ze zich omver schiet: ‘C'est beau, comme tout, c'est beau comme le soleil, comme le courage et comme l'amour... tout grand... avec ses ailes.’ In zijn geheel, is dat werk als zoodanig bezien, eene verheerlijking der instinctieven, van al dezen die in zich de schoonste macht van het leven dragen, dat dwaze, domme en grootsche | |
[pagina 616]
| |
heerlijke leven. ‘O matière! matière cruelle et triomphante de la vie, tu es supérieure à tout parce que tu es belle! L'intelligence n'est rien en face de ta loi. Il est nécessaire, logique, qu'elle s'immole à ta royauté. Tu es la vie bête, adorable, inconsciente et pour cela sublime’. Heel La Femme Nue wil anders niet dan vatbaar en voelbaar maken ‘la gloire des instinctifs, des êtres qui détiennent dans les profondeurs inconscientes de l'âme, la plus grande beauté du monde moral’, waarvan Loulou het volmaakste figuur is, want ze gaat, die vrouw, gehuld in de klare naaktheid van eene zuivere, belanglooze ziel ‘cette nudité primitive et originelle d'une âme riche seulement de son instinct, sans autre parure que cette mystérieuse et précaire beauté’. Poliche toont aan hoe de man - zoo hij minder impulsief en dweepziek blijkt - op zijne beurt ook onderworpen is aan de heerschappij van den eeuwigen en onverwinnelijken daïmoon der drift, der passie, der liefde - die heel den gang der wereld regelt. En wij, wij staan bedrukt, verwonderd en bewonderend vóór heel de oneindigheid van de menschelijke zwakheid en pijn. In die drama's komt tot uiting, scherper dan waar ook, gansch ons modern pessimisme. Niet voor niets heeft Bataille lang Schopenhauer willen begrijpen. Die stukken zullen definitieve documenten uitmaken voor hen die zullen willen ontleden, veel later, het idee der liefde in de XXe eeuw. In dat genre van sentimenteel drama hebben we - sinds het Théâtre d'Amour van Georges de Porto-Riche - niets tragischer, grootscher, volmaakter en echter gelezen... |
|