door de uitvoerige woorden van den dichter worden gevuld: dan is er geen suggestie meer.
Het boek is prachtig uitgegeven en bevat vele portretten. Het is lijviger dan zijn voorgangers en telt niet minder dan 841 bladzijden Het is niet in den handel.
F.E.
Dit boekje werd een paar jaren geleden uitgegeven. Het is een oeuvre posthume van den dichter Verlaine. Hij, die het leest, zal er eenigszins verwonderd over zijn, dat deze bladzijden door den auteur van ‘Sagesse’ zouden zijn geschreven, en hij zal allicht zich afvragen of het soms niet een valsche Verlaine is, even als men heeft valsche Diaz, Corots, Daubignys. En men is geneigd uit te roepen: Was dan Verlaine een zoo vroom, zoo innig voelend katholiek, dat de beste asceticus, de meest godvreezende monnik het niet met meer toewijding zou kunnen doen? Ik had het boekje ter hand genomen in de meening er eene werkelijke, en naar ik hoopte, omdat ze van Verlaine kwam, zeer eigenaardige reisbeschrijving in te vinden, maar ik vind wel een reisbeschrijving, doch niet eene, zooals ik ze had verwacht. Ik vind algemeene beschouwingen over den politieke toestand van Frankrijk, over het algemeene stemrecht, over de monarchie, over den toestand van Frankrijk, in één woord zooals deze was vóór en na de fransche revolutie. Vóór '89 was, volgens dit boekje, alles goed, heerlijk, ideaal ingericht.
Indien het werkje echt is, doet het den dichter Verlaine geen eer aan. In den gang van de volzinnen is geen zekerheid te bespeuren. Hij schommelt als een dronken man heen en weer. Volzinnen vlechten zich in volzinnen, zonder dat het duidelijk is, waar zij beginnen of eindigen. Verlaine geeft hier blijk een middelmatig prozaschrijver te zijn geweest. In een voorrede van Louis Loviot wordt gezegd, dat dit boek op de geweldige artikelen van Louis Veuillot gelijkt. Niets is minder waar dan dit. Veuillot's stijl was hard en sterk als ijzer en soms blinkend als staal, terwijl dit proza week is en zonder scherpe gedachten-grenzen. Slechts hier en daar is er geest en kracht in, zooals daar, waar hij van de Jezuieten spreekt, waarvan hij even als Baudelaire, een groot bewonderaar is geweest.
F.E.