Soms uit zijn droef gepeins ontwaakt, hij zag met aandacht rond, maar om hem stilte als bij nacht, die slechts gestoord door leven, dat onbewust in slaap gemaakt.
Zacht ook de paarden wel bewogen, die, onbedekt, met glans van vocht, moe-droomend bij elkander stonden, de koppen laag, op slappe pooten, en in hun rust was onrust door de staarten, die vliegen van de flanken joegen.
De ijlheid van de lucht door hette zwaar werd verweg lichte-damp, en toen de ruiters verder gingen de forteves een schimme leek van bouw, die guldich werd in waas beschenen.
Op vaster grond men echter kwam, waar, tusschen grijs gesteent in pulvering door gloed, een enkele boom verrees met donkere kruin voor zon, die schitterde door blaaren heen. Nu sneller kon gereden worden, en de bouwval weldra duidelijk uit neveling zoo nabij, dat op den grijs-verweerden toren beweeg van mannen was te zien met spiegeling van schijn in hunne harnasstukken.
Zij wenkten naar de ruiters, en wezen met gebaren, die toonden zorgelijkheid naar den Ooster-horizont, waar stof als wolk-in-glooien door wind scheen voortgedreven.
De kruisvaarders dit nauw konden zien door ongelijkheid van den grond, maar uit den bouwval kwam een man hard naar hen toegereden.
Met woorden van ontsteltenis, hij schreeuwde reeds van ver, dat een armey van Saracenen op korten afstand rukte aan.
De ridder door deez' konde tot vrome daden werd gedreven. Hij richtte zich in het zââl omhoog, en dreef zijn ruiters aan met stem, die van ontroering beefde.
In harden gang de burcht werd bereikt, waardoor de paarden schuimden uit bek en op het lijf, en bloed uit flanken sporen maakte, die van het sporen kwamen.
En achteraan de Edelvrouw, die, van ontsteltenis bleek, nauw had de kracht in het zââl te blijven. Verschrikking van gevangenschap met al de onderworpenheid van laag voldoen aan vurige driften zoo duidelijk voor haar verschenen, dat alles om haar heen daardoor in nacht vervaagd.
De ridder van zijn hengst gestegen ging dadelijk den bouwval in, waar was een groot rumoer van velerlei bedrijf.