sprake zijn. Politiek dogma is het koningschap alleen voor den sociaal-democraat. Hij maakt er een dogma van. Hij ziet de maatschappij in twee klassen. Maakt het koningschap tot een misbruikt machtsmiddel van de eene klasse over de andere, en rangschikt het aldus onder de politieke dogma's, die verboden zijn.
Maar daarom is het dit nog niet. De vraag, of wij onze constitutioneele monarchie moeten handhaven, is er een van zuivere doelmatigheid. Zij heeft met dogmatisch niets te maken. Zelfs zij, die de dogmatische leer aanhangen van het koningschap bij de gratie Gods, zelfs zij worden door deze leer niet gebonden, hunne medewerking te weigeren aan een wijziging der Grondwet zóó, dat voortaan de republikeinsche regeeringsvorm voor Nederland zal gelden.
Dat door de onderwijzersbeweging de vraag in quaestie als een dogmatische wordt gesteld, bewijst reeds, dat deze beweging is van sociaal-democratisch karakter. Zij zijn het alleen, die in hunne dogmatiseering van de maatschappij het koningschap in eerste lijn betrekken. Van alle anderen heeft het met geen dogma iets te maken. Alle anderen kunnen derhalve de formule omtrent ‘godsdienstige dogma's’ onderschrijven, zonder dat zij het goed recht erkennen van de onderwijzersbeweging als uitvloeisel daarvan.
Deze geheele dogma-constructie is bovendien zoo onredelijk. De openbare school is overheidsschool. Zij is de school van de Staatsorganisatie. Welnu, zou de grondslag van dien Staat, zou de inhoud der Nederlandsche Grondwet daar niet mogen worden aangenomen als de ware, de juiste organisatie gevende aan ons staatkundig bestel? Is het in Nederland zoo ver gekomen, staat onze grondwet zóó wankel, dat men die aan de kinderen niet meer kan voorhouden als de doelmatige formatie van ons regeeringsstelsel?
Wie het koningschap afzondert als liggende buiten neutraal gebied, doet meer dan het laten naar hetgeen het is: hij wekt twijfel aan zijn waarde. Welke overheid kan dit toelaten op hare school?
Het is wel te betreuren, dat menige onderwijzer door de aangevoerde drogredenen zich heeft laten vangen. Het beroep op de vrijheid, de aandoenlijke woorden over de kinderziel hebben ge-