| |
| |
| |
Ondergang. Door Jeanne Reyneke van Stuwe.
Bertje en Elisabeth moesten uit school worden gehaald. 't Eerst ging ze naar Bertje, anders vocht die met de jongens, als hij wachten moest, en dat wou Mevrouw niet hebben. Gelukkig waren de scholen dicht bij elkaer.
In de drukke, fel-zonnige middag-straat liep ze, een frissche figuur, in een krakerig-gesteven, licht-paars-katoenen japon; de schortebanden strak over de schouders en om het middel getrokken, een tullen mutsje met stijf-gepijpten rand op het hoofd. Dagelijks liep ze daar zoo, vier malen; ze kende den weg nu zoo goed, dat ze er haast niet meer op lette. Ze had zelfs haar vaste gewoonten, eerst liep ze een tijdje op het linker-trottoir en dan stak ze over naar den prachtigen winkel, waar Cordonnerie..... op stond, en daar bleef ze dan even voor kijken; wat mooi toch dat alles: goudleêren schoentjes met kraaltjes d'r op, wit, en rose, en lichtblauw, zelfs gròen satijnen, en verlakte, en grijze, en bruine.... en dat alles op een vloer van glas, en tusschen wanden van glas, dat het glansde en fonkelde, - neen maar, ze kon er haast niet vandaan; en dan verder-op, daar was ook zoo'n leuke winkel met van alles voor de ramen: scheurkalenders, lampekappen, platen, prenteboeken...... maar nu moest ze toch voort, anders kwam ze te laat.
Op het plein voor de school stonden nog meer dienstmeisjes te wachten; enkele kende ze er van; daar was ook die malle
| |
| |
Mina, die altijd, met hoed en mantel om, de kinderen kwam halen, zoo'n dame! en een nieuwe zag ze er ook, die stond zoo alleen, ze ging haar eens aanspreken.
Met een groetenden hoofdknik trad ze op het meisje toe, en zei:
- 'k Heb u hier nog niet dikwels gezien.... Bij wie dien u?
- Bij Mevrouw Vermeer.
- O, die kan 'k wel, die komp wel 's bij mijn Mevrouw.... 'n goeïg mensch, is 't niet? Of niet? En hoe heet u?
- Jetje de Vries..... 'k Ben hier heelegaer vreemp, weet u. 'k Kom van buite, van Spaarndam, da's onder Haarlem, 'k weet niet, of u 't kent..... nou, 'k ben hier pas van eergistere, en 'k weet niks van de weg, hoe 'k hier nog an 't school ben gekomme, dat mag Joost wete.....
- Gaan u dan zoometeen maar met mijn mee..... Dan wijs 'k 't u wel effe..... O, maar daar belle ze.
Uit de geopende deuren stroomde een stortvloed van kinderen, die zich uitgolfde over het plein. De jongens en meisjes joelden en krioelden, sprongen en schreeuwden, duwden en stootten, liepen elkander na, en wie niet gehaald werden, draafden de straat op in een onweerhoudbaren ren.
Bertje holde over het plein, zwaaiende met zijn tasch.
- Dá-àg! Lina! riep hij, maar hij kwam niet.
- Bert! Bertje! Kom je nou haast! riep Lina. Past er op, of 'k kom je halen, dreigde ze, en vervolgde tegen haar nieuwe kennis, die haar al, met een zoet, stil jongetje aan de hand, stond te wachten: 'n leuke jonge..... maar wild!.....
Toen Bertje niet meer geroepen werd, sprong hij vanzelf op Lina toe, en hij gaf haar een slag tegen haar stijven rok, dat die ritselend in elkaer plooide.
- Och! malle jonge!
- Jij ben mal!
- Kom nou maar, hoor, en zij wilde zijn hand vatten, maar hij ontsnapte haar, en ging naast het andere jongetje loopen.
- 'k Mot nog effe z'n zussie hale, zei Lina, maar 't leit in de weg.
| |
| |
Jetje betuigde haar erkentelijkheid, dat Lina haar meenam, en zei:
- 'k Het nog nooit in geen stad gediend, alleen bij mensche op 't dorp, nou, en dan wil je d'r wel 's uit. En nou is de dokter van Spaarndam z'n vrouw 'n zuster van Mevrouw Vermeer, en zoo is 't dan gekomme..... En waar dien jij, as 'k vrage mag?.....
- Bij van der Duin..... hééle beste mensche..... al nege jaar.
- Goeie help, wa 'n tijd! Altijd bij één femilie!
- Ja, en nog nooit geen woorde gehad, niet zooveel, zie je! Eerst was 'k d'r tweede-meissie, toen was 'k pas zestien, en toen d'r kindere kwamme, wier 'k kindermeid.... Kijk, Betsy staat al te wachte!
Het knappe kindje, met het blonde, los-hangende haar, hing zich aan Lina's arm, en liep stil, een beetje verlegen, mee.
- Ben je van hier uit de stad? vroeg Jetje, leve je ouwers nog?
- Me Moeder, zei Lina, niet van zins Jetje verdere uitleggingen te geven.
Op het scheidenspunt beduidde Lina Jetje den verderen weg, en met veel bedankjes en verzekeringen, dat ze het nu wel zou vinden, verdween Jetje met den kleinen jongen.
Wat later stak Lina den sleutel in de voordeur van het huis, waar zij woonde. Bertje duwde tegen de deur, totdat die wijd openvloog, en, zijn muts en cape neer-gooiend in de gang, bonsde hij de kamer binnen, waar hij verwachtte, dat zijn Moeder zat.
Half boos, half het grappig vindend, dat de jongen zoo was, raapte Lina de kleedingstukken op, en hing ze aan den houten standaard op; zij hielp Betsy met het uittrekken van haar manteltje, en zocht er, aan de vol-hangende knoppen, een plaatsje voor.
Reeds was Bertje weer terug, zijn mond vol van een koekje.
- D'r is 'n mevrouw, zei hij, en nog 'n mevrouw, ga maar niet naar binnen, en rumoerig klom hij de trappen op.
| |
| |
- Ga je niet naar binne? Dan eerst uitkleeje! zei Lina, en ze volgde Betsy naar de kinderkamer, waar Bertje reeds was.
- Schoene uittrekke! Gauw, Bertje, gauw! Lina heeft meer te doen! en ze wierp hem zijn rood-laken pantoffeltjes toe. Maar toen ze vlug de knoopjes los-maakte van Betsy's laars, zette Bertje een keel op:
- Ik kan 't óók niet! Ik moet ook worden geholpen!
Lina gaf hem zijn zin, ofschoon ze zei:
- Stoute jongen! Je ben stout! Je kan 't heel best!
Ze trok hem een huispakje aan, en waschte zijn handen, en onderwijl vertelde hij van een griffel, dien hij van een jongen op school had gekregen.
- 'n Pràchtige! Met 'n hondekopje d'r op, 'n Puckie..... Wim Stam had d'r twee, twee gelijke, en toen heeft ie d'r mij een van gegeven.....
Betsy zei, dat zij 'm niks mooi vond.
- Da's spijt, dat jij d'r ook zoo geen heb!
- Niet kibbele! waarschuwde Lina, die Betsy's boezelaar vastmaakte achter haar hals. Zoet zijn, terwijl 'k beneden ben.
Ze ging naar de keuken, om Trui en Kato te vertellen van die nieuwe meid van Vermeer. Trui stond voor het fornuis, en keerde haar forsche dikte niet om, toen Lina binnen-kwam, maar Kato, die pieterselie stond te hakken, hield dadelijk op.
- Ja, zei Lina, tegen de tafel leunende, met haar beide handen op het blad, ze komt van Spaarndam, kenne jullie dat? 't Leit onder Haarlem, zeit ze. Ze ziet d'r heel knap in d'r kleere uit, en ze het van dat rossige haar.....
In de groote, propere keuken, waar op de planken langs de wanden een schat van rood en geel koper blonk, walmde een geurige wasem van gebraden vleesch; het raam, waarvoor het blauw lancaster gordijn hoog was opgehaald, was beslagen; in den gootsteen, onder de pomp, stond een teil met schoongewasschen sla, waar nog waterparels op schitterden; de glazendeur van de porcelein-kast stond open, en Trui zei op haar gewonen, knorrigen toon:
| |
| |
- Doe me die kast toch dich, Kato, as je d'r wat uit heb gekrege! De heele boel bewasemt me zoo!
Vanwaar zij stond, gaf Lina een duw tegen de deur, die dicht viel.
Een electrische schel geluidde, met trillend, ratelend gerinkel.
- Da's voor de visite uit te late, zei Kato. Och, Lina, ga jij effe, me hande ben vuil?.....
Lina geleidde de dames naar de voordeur, met een beleefde, voorkomende vriendelijkheid, waarom zij door alle bekenden van Mevrouw van der Duin ‘zoo'n keurige meid’ werd geroemd.
Mevrouw riep haar.
- Lina, ben je bij de behanger geweest, en wat zei-d-ie?
- Hij zou morge komme, Mevrouw..... vóór twaalf.
- Goed, maar dan ben 'k uit..... Zeg jij 't 'm dan precies van de gordijnen? Je weet wel, hoe 'k 't wil hebben.
Mevrouw liet Lina mode-platen zien, die de dames mee-gebracht en achter-gelaten hadden, omdat Mevrouw ze te leen had gevraagd. Zoo aardig toch altijd, Mevrouw, nooit achterhoudend of grootsch, nooit haar laten voelen, dat ze de meid maar was, en wat prees ze haar altijd: ‘ze is m'n rechterhand’ zei ze dan tegen d'r kennisse, en meer van die aardige dingen.....
Kato kwam binnen de tafel dekken, en Lina ging weg, om dit in de keuken te doen. Ze hield er van, om alles netjes te hebben, en kreeg wel eens woorden met Trui, die uit slordigheid zoo maar eens een pan op tafel wou zetten; neen, alles moest behoorlijk op schaaltjes; ‘'t gezicht wil ook wat hebbe,’ zij ze dan, en ze wist, dat Mevrouw dit geheel eens met haar was.
- Waarvoor hebbe we ze dan? zei ze, en ze haalde zonder complimenten de schaaltjes met de getakkelde randjes uit de kast, om er de groente en de rijst op te doen. En Trui vond één lepel voor alles voldoende, maar zij niet, ze vond, dat de aardappelen er zoo vies uit gingen zien, als je er met de groentelepel in-kwam, en als Trui dan bromde: ‘Toch vate genog,’ dan zei ze:
- Wees maar stil, ik zal je strakkies wel helpe.
| |
| |
Ze vond het zoo knus zitten, zoo met d'r drieën; met die gladde, glanzige borden en schaaltjes, met het vleesch, dat er zoo lekker uitzag, en die frissche sla..... en die leuke peperbus: 'n rooie paddestoel, en het nette olie-en-azijn-stel in het houten bakje, alles even netjes, hé, ja, zóó had ze 't zoo graag!
- D'r ben maar weinig gebakke aarpele voor bij de sla, 'k het ze bijna allemaal binne gegeve, zei Trui. Wie mot ze hebbe? Mijn ben ze te hard.
- Geef ze Kato maar, die lust ze zoo graag, zei Lina.
Trui zat, met haar hand om haar bord, te eten, schrokkig, met snel-kauwenden mond, soms morste ze, of pikte met haar vork een aardappel uit de schaal; in 't begin ergerde Lina zich daaraan, maar Trui was oud, en verdroeg geen terechtzettingen: ‘Kijk na jezelf! Ben jij zoo'n fijne medam,’ zei ze dan, heel anders dan Kato, die mooi had afgeleerd met haar ellebogen op tafel te zitten, en rijst-met-boter-en-suiker van haar jusbord te eten......
- Je heb je geberduurde schort nog an, zei Kato, 't zit d'r an bij jou.
- Guns, ja, zei Lina. Ze had het vergeten af te doen in de haast om Trui en Kato van die meid van Vermeer te vertellen.
- Zeg, laat ze-n-'s hier in de keuke komme, zei Kato, as 't d'r zoo eentje van buite is, dan kenne we nog 's lache....
- Nee, hoor! zei Lina. Uitlache laat 'k d'r niet! As 'k jou niet wat omstaan had geleerd, dan wier d'r om jou ook gelache!
- O, zoo, zei Trui.
- Hou-jij d'r buite, snibde Kato.
Lina dacht er over, waarom Jetje zoo gevraagd zou hebben: ‘Leve je ouweis nog?’ Om te weten, of ze daar 'n goed huis aan zou kunnen krijgen? of..... waarom? Neen, goddank, dat was zeker: niemand wist iets van haar af, - alleen Meneer en Mevrouw, maar die zwegen ervan. 't Was geen wonder, dat ze niets had willen vertellen...... God! ze rilde er van, als ze er maar even aan dacht...... Negen jaar was ze er nu al uit.....
| |
| |
negen jaar, maar wat heugde haar alles nog! O, die hel, ja, een hel, een hel-van-ellende was 't geweest, en tot haar zestiende jaar had ze alles moeten verdragen! Van haar veertiende liep ze al om 'n dienstje, maar niemand wou haar hebben, ze zag er te smerig en te verarmoed uit, - als je ook komt uit zoo'n vuil, krottig hol, waar alle geld wordt verdronken, met een Moeder, zooals er geen grooter slons op de wereld bestaat...... Hè, God, neen, ze wou er niet meer aan denken.
Maar toen eindelijk, op haar zestiende jaar, had ze zich aangeboden aan Mevrouw van der Duin, die toen op trouwen stond, en die had haar genomen, omdat ze zoo'n aardig gezichtje en zulke heldere oogen had, en die had haar, op voorschot van haar loon, heelemaal in 't pak gestoken, - en nu, nu mocht men haar garderobe zien! Menige sjieke meid had 't zoo niet!
Maar ze moest mee naar Breda. Net, of ze niet dol-blij was, dat ze de stad uit-ging! O, ze had 't dikwijls uitgesnikt van dankbaarheid, dat Mevrouw haar genomen had. Die engel! neen, nooit kon ze haar vergelden, wat die aan haar had gedaan!
Eerst had ze haar kleeren moeten in-verdienen, maar later, toen ze opslag kreeg, had ze elke drie maanden tien gulden over gestuurd. Naar huis was ze nooit meer geweest. Dat kòn ze niet. Haar vader was sinds gestorven, en een broertje en zusje waren er bij gekomen, meer wist ze niet.
't Was haar eerst zoo vreemd geweest, in zoo'n nette omgeving te komen, maar Mevrouw had haar zoo geduldig alles geleerd. En 't wende zoo gauw. Want alles vond ze even heerlijk en verrukkelijk, zoo goddelijk ànders, dan ze 't ooit had gehad..... En nu..... nu was alles haar zóó gewoon, of ze er altijd in had geleefd.....
(Wordt vervolgd.)
|
|