| |
| |
| |
Een dissonant. Pathologisch drama in vijf bedrijven,
door J. Hora Adema.
Tweede bedrijf.
Vijfde tooneel.
Mevrouw van Helden, dezelfde.
Als u 't me 'n oogenblikje permitteert, mevrouw.
(glimlachend; hem beziende).
U ziet er veel beter uit dan voor 'n poos - als 'k het zeggen mag - ook netter in de kleeren. Is u weer geregeld aan 't werk? -
Pardon, mevrouw, daar heb 'k voor goed mee afgedaan. 'k Ben nu, wat men noemt, 'n mislukt artiest.
Dan moet u zich toch diep ongelukkig voelen.
Juist 't omgekeerde, mevrouw.
Eigenaardig; en wat was de oorzaak van dat mislukken?
Gebrek aan veerkracht tegen afbrekende kritiek.
Gebrek aan wilskracht dus. Hoor je, Willem? - dan zal hìj je 's toonen, meneer Tuijl, wat wilskracht is, als dat ten minste noodig zal zijn.
't Zal hem er niet gelukkiger om maken, mevrouw. Maar zoo u wilt - 'k wensch 't hem van harte toe, dat hij wilskrachtiger is dan ik (tot Willem) . Begin je gauw aan je schilderij?
| |
| |
Natuurlijk zoo gauw mogelijk - na mijn ontslag.
Dan kom 'k wel weer 's bij je kijken. Waarschuw me maar 's, als je ze af hebt, (hem de hand reikend) en hou je maar taai, als je dan absolùut dien weg op wilt. (tot Mevr. van Helden) Mevrouw! -
hij treedt naar den achtergrond af) .
| |
Zesde tooneel.
Mevr. van Helden, Willem.
(peinzend; na een pauze).
Als je dan - absoluut - dien weg - op wilt. - Maar moeder, daar ligt toch in opgesloten, dat hij dat streven naar het hoogste dwaasheid vindt.
Of 't toch maar niet beter was wat lager bij den grond te blijven. 'k Kan dan toch oòk naam maken als artiest.
Dat is nu zoo inconsequent en weifelend mogelijk. Er was 'n tijd, dat je heel anders sprak. Maar heb je dan geen lùst meer om te werken, zooals jij je dat had voorgesteld?
Zeker, moeder; 'k voel ook, dat 'k niet anders den raad van Vosmeer en Tuijl kan opvolgen, dan door dien lust met geweld den kop in te drukken.
En daarmee je eigen natuur geweld aan te doen. Wel 'n mooie raad, die je gegeven wordt.
Ja, 'k kan er niets tegen zeggen, moeder; 't is volkomen waar wat u zegt. Onnatuur kan nooit tot iets leiden.
Als je dat maar begrijpt, Willem, dan ben je op den goeden weg.
Ja, nu 'k er zoo met u over spreek, begrijp 'k, dat die raad verkeerd mòet zijn.
(hem omhelzend).
Braaf zoo, m'n jongen, en verstandig geredeneerd. Nu zijn we, waar we wezen moeten. Zie, als 'k aan de mogelijkheid denk, dat jij op die manier had moeten mislukken, en dat de hooge eereplaats in de kunst, die voor jòu is bestemd, zou worden ingenomen door een ander - o, dat 's meer dan 'k zou kunnen verdragen.
| |
| |
Moeder, weet u wel, dat u me jaloersch maakt door me op anderen te wijzen?
Maar jongen, dat is goèd. 'n Artiest moèt ijverzuchtig zijn. Er 's niets dat meer aanspoort hard te werken.
En mijn gestel, moeder. 'k Voel me den laatsten tijd toch al zoo overspannen.
Dat komt, omdat je in 'n overgangsstadium bent. Later wordt alles weer goed, geloof me, Willem, heusch.
En vader - wat zal die van die plannen zeggen.
O, die zal alles wel goedvinden, als we er maar wat handig mee aankomen.
'k Hoop 't met u. Waar is vader?
Bij Thilde? - is u niet goed! -
Juist bij haàr. Ik kan je niet zeggen, hoe blij ik ben dat hij eindelijk 's iemand in zijn onmiddelijke omgeving krijgt, die hem leeren zal hoe je heel goed flink en openhartig met elkaar kunt omgaan, zonder rancune of brouillerie. O, wat zou 't heerlijk zijn als zóo onze huiselijke omgang nog eens werd.
We zullen er ons best voor doen. Maar zeg moeder - heeft u hem al 't een en ander verteld van dat meisje - en van 't gebeurde op de maneuvers?
O, hij nam 't nog al goed op.
Maar 'k zou graag zeker willen weten, hoe hij er over dacht. Zou u hem niet willen roepen.
Zeker. Wacht dan maar even hier, (zij gaat naar de deur links, opent deze, en kijkt den gang in) O, daar is hij juist.
| |
Zevende tooneel
Van Helden, dezelfden.
(vergenoegd in zijn handen wrijvend).
Maar dat 's een heerlijk type! - Ze zegt me de grootste waarheden
| |
| |
in mijn gezicht, en een oogenblik later begint ze over heel wat anders, net of er niets gebeurd is.
(binnensmonds).
Groot kind! (tot haar man) en wat deed jij?
Wel, ik heb me in mijn antwoorden niet gegeneerd, en zoo gaven we elkaar troef op troef. Corij kroop eerst angstig in 'n hoek, ja, ja, ik zag 't wel, maar later kreeg ze er zoo'n plezier in, dat ze zelf dapper meedeed. 't Geheel eindigde met 'n lachpartij; en ze zei me toch zooiets, lieve hemel! -
Meer dan je ooit in je leven van mìj hebt gehoord. Ja, een vreemde heeft altijd een streepje voor.
Toch niet jaloersch op je ouwen dag.
Stel je voor. 'k Vind 't juist heerlijk dat ze hier gekomen is. O 'k wist wel, dat je er gauw zoo over zou gaan denken, als je eerst maar 's kennis met haar had gemaakt.
Ja, 't is 'n prettige eigenschap, die 'k bij niemand zoo sterk heb opgemerkt als bij haar. 't Is werkelijk jammer, dat jij ook niet altijd van die kracht bent ge weest - en Willem (die een raam heeft staan uitkijken, droevig voor zich uitstarend) , wat zeg jij wel van die manier van doen?
(gedwongen lachend).
Dat 'k ze allerkostelijkst vind.
En hoe denk je anders over haar?
'n Flink meisje - u vraagt dat zeker -
- omdat je moeder me daar straks iets van je vertelde - die geschiedenis met dat winkeljufke.
U heeft dat toch niet te hoog opgenomen?
Je kunt toch wel begrijpen, dat zoo'n historie alles behalve prettig voor ons is.
Dat begrijp 'k heel goed, vader, maar -
Hij schijnt zoo zielsveel van 't meisje te hebben gehou'en, en -
Dat 's geen excuus; 't had zoover niet mogen komen.
| |
| |
Manlief, toe, word nu niet kwaad - alles is uit tusschen dat jufke en hem.
Ja. Je weet niet wat 'n moeite hem dat heeft gekost. Zie 'm toch aan! - is 't niet, of hij voor zijn leven gebroken is? -
U hebt me toch maar aan te zien.
Dan - dan zal 'k probeeren me over die kwestie heen te zetten. Thilde wijst me daarin den weg.
(zijn vader de hand drukkend).
Vader!
Maar dan verlang 'k ook een ding van je: - je moet me zweren bij alles wat je lief en dierbaar is, dat van liefde voor dat meisje nooit meer sprake wezen zal.
'k Beloof u, dat 'k mijn uiterste best zal doen haar voor altijd te vergeten. Meer kan 'k u niet geven, vader; wees daarmee tevreden.
Nu goed. Dan is er nog iets, dat we te bespreken hebben. Je moeder vertelde me van onaangenaamheden met je chefs - zelfs van de kans die je hebt om voor 'n krijgsraad te komen, als 'k niet bij den kolonel voor je in den bres sprong.
Dat is zoo, vader, maar mijn schuld is 't niet.
En als mijn tusschenkomst niet helpt - insubordonatie moet gestraft worden - wat dan?
Ja juist, vader, wat dan. Die straf alleen is zoo heel erg niet, en sprak de krijgsraad me nu ook vrij, dan zou 'k toch een volgend maal den dans niet ontspringen. Ik kàn nu eenmaal niet meer de minste onbillijkheid van mijn chefs velen. 't Zou dus stellig eindigen, ja, de hemel weet waarmee.
Wel, alles coupeeren door eenvoudig mijn ontslag uit den dienst te nemen. Zou dat eigenlijk voor u ook geen heerlijke opluchting zijn? - zeg 's ronduit.
'k Kan niet ontkennen, dat 'k 't nooit op dat officiersbaantje begrepen had; maar wat dan?
| |
| |
Voelt u niet, wat 'k worden wil?
Wat hij nu al ìs: artiest.
Vindt u dat soms niet goed, vader?
Wat zal 'k daarvan zeggen. Wie weet vooruit, of je als artiest zult vinden wat je zoekt. 'k Wil niet eens spreken van 't artiestenleven - 'k heb daar heelemaal niet mee op - maar -
Mijn opinie is, dat men tegenwoordig mannen, die in elk geval geleèrd hebben wat tucht en orde is, op nuttiger manier kan gebruiken.
- dat je solliciteerde voor burgemeester in een of andere kleine gemeente.
(heel vleierig en zacht).
Maar manlief, 'n geboren artiest als Willem zou burgemeester moeten worden! Hoe kun je nu met zooiets aankomen.
Hij zou immers door kunnen werken - de kunst kunnen beschouwen als amusement.
Terwijl hij al zoo vast in den zadel zit. Je moet weten hoe Vosmeer en Tuijl roepen over zijn talent. Hoe kun je hem nu zoo aan 't weifelen brengen; hij heeft toch al zoo'n moeite om voet bij stuk te houden.
Dat zal toch zoo erg niet wezen.
Toch is 't zoo, vader. U kunt wel nagaan, dat 'k al mijn kracht noodig heb om in een richting door te gaan. Als de een me nu links trekt, en de ander rechts, dan kan er zeker niets van me terechtkomen. En behalve dat - denkt u dan werkelijk, dat 'k geschikt zou zijn om als burgemeester op te treden - tegenwoordig toch al zoo'n prettig baantje.
In zekeren zin, ja. Je hebt veel slag met minderen om te gaan.
Dat 's ook 't eenige, dat me geschikt zou doen zijn - maar 't voornaamste, dat zoo'n ambtenaar met al de verdrietelijkheden van zijn metier noodig heeft: een stalen
| |
| |
kop - dat heb ik niet. Geloof me, 't zou met die betrekking gauw net zoo gaan als met mijn officiersbaantje.
Willem heeft gelijk, manlief, heusch, hij heeft gelijk. Artìest kan hij zijn, en anders niet. 't Is onverantwoordelijk als we hem dwingen tot iets, dat met zijn natuur in strijd is.
(gemelijk).
Onverantwoordelijk, ja; onder deze omstandigheden zeker. Enfin, laten we er dan maar niet verder over spreken - dat 's alles, wat 'k er voorloopig van zeggen kan.
Dus je ziet dan toch ook zelf in, dat alleen de kunst hem er brengen kan.
(zich half afwendend).
'k Hoop ten minste, dat dit zoo wezen mag.
Vertròuw er op, dat kun je gerust.
(spijtig; ironisch).
Zoo - en Willem, heb je al plannen waar je je vestigen zult als - ar - tiest? -
Natuurlijk bij ons. Wìj alleen kunnen hem aan liefde teruggeven, wat hij aan liefde verloren heeft. Ja, Willem, bij teleurstelling zullen we je troosten, je steunen bij tegenspoed, totdat jij je de plaats zult hebben veroverd, waar je recht op hebt. Zeg Willem, beste jongen, wil je dat?
(zich aan de borst van zijn moeder werpend).
O, moeder! (op zachten toon; de hand naar zijn vader uitstrekkend, die aarzelend door dezen wordt aangenomen) . Vader! -
| |
Derde bedrijf.
Decoratie: als in het Tweede Bedrijf.
| |
Eerste tooneel.
Willem, Tuijl.
(van den achtergrond optredend, terwijl Willem een groen gordijntje hangt over een schilderij, die op een ezel in een hoek van de kamer staat).
Bonjour, mossieu l'artiste.
| |
| |
'k Ben zoo maar binnengeloopen.
Natuurlijk als altijd - vrij entree.
En hoe bevalt je dat nieuwe leventje wel?
Spreek 'k zelden. Alleen de ouwe Stavast heb 'k bij me gehou'en. We gaan wel 's uit rijen; en als we dan zoo over de hei dwalen, steken m'n drie oudjes nog 's den neus in den wind - herdenken de dagen van vroeger.
Je spreekt er over, alsof je die dagen terug wenscht
Dat niet; maar natuurlijk ben 'k tegenwoordig met Stavast op vertrouwelijker voet dan vroeger, en spreken we nog wel 's over den ouden tijd. Zooals hij er over spreekt, mòet er poëzie in 't soldatenleven liggen.
Voor zòo iemand; voor jou nièt.
Als ik 't maar beter met m'n chefs had kunnen vinden, dan had 'k me in die betrekking wel gelukkig gevoeld.
Àls, altijd dat àls! - Hoor 's Willem, je mot met Stavast niet meer over die dingen praten. Nu je niet meer met de sterke schaduwzij van je baantje te maken hebt, zou de zwakke lichtzij in jou oogen allicht 'n valsche tint aannemen. Hoe ben je er toch toe gekomen dat weer op te rakelen.
Heel toevallig. We draafden op 'n mooien morgen den weg van den Galgenberg af naar huis, toen we opeens onze ouwe batterij voor ons uit zagen. 'k Wou een ontmoeting vermijden, en ging in stap; maar daar schettert 't signaal: in draf, en of we wou'en of niet - met een paar galopsprongen waren m'n oudjes waar ze wezen wilden - bij hun vroegere kameraden.
Waarschijnlijk 'n minder aangename ontmoeting voor jou.
En toch - die heerlijke voorjaarslucht, die dampende, brieschende paarden, dat lichtgeflikker op tuig en kanonnen, die flinke, me zoo bekende soldatentronies - zie je, Frans, toen was 't, of 'k berouw in me voelde opkomen,
| |
| |
dat 'k er uit was gegaan. Enfin, bij 't park namen we afscheid; maar na die ontmoeting rij 'k met m'n oudjes altijd 'n anderen kant op.
Dat 's verstandig. Zooiets heeft nooit 'n goeien invloed op je werk.
Juist wèl. 't Heeft me nog harder doen werken dan 'k al van plan was - om dat opkomend berouw uit me te drijven.
Arme tobber! - Zie mìj daar nu 's tegenover.
Ben jij er dan eindelijk heelemaal boven op?
En voer je dan heelemaal niks meer uit? -
Nee. Maar 'k kwam hier om je schilderij te zien. Coup d'assai, coup de maitre? -
Zooals de lui ten minste zeggen.
(spottend).
Oom Frans en consorten! - Mag 'k 's zien?
Zeker - ze staat hier in een boek.
(met Willem naar de schilderij gaande, en het beziende, nadat Willem het gordijntje heeft weggetrokken).
Wat 'n groot stuk! - Daar heb je heel wat an motten hijschen.
Ja, overdag met 't penseel; 's nachts met m'n hersens.
Zeker om klaar te zijn tegen dat Vosmeer uit Meersen terugkomt.
Ja. Die zal nou niet meer zeggen, dat 'k geen colorist ben, hé? -
Zeg, nog wat anders heeft me zoo hard doen werken.
Je moeder met 'n lange zweep.
Nee, 'k wou zoo gauw mogelijk Thilde laten zien wat 'k kan.
Wa - at? - En je moest niets van d'r hebben.
O, dat 's heelemaal veranderd. We zijn in dien tijd 'n heele boel tot elkaar gekomen. Zìj 's bepaald veel
| |
| |
zachter geworden, en wìj hebben van haar de kunst afgezien, om elkaar flinkweg te zeggen waar 't op staat.
Dat 's warachtig geen kleinigheid, en dus -
Wel, je sprak van haar als van 'n surrogaat. Is ze op weg wat meer voor je te worden?
't Ziet er werkelijk naar uit. Weet je wat me sympathie voor d'r heeft doen krijgen?
Dat ze een coeur d'or heeft; daar sukkelde mooi Klaartje waarachtig niet an.
Hoe ben je dat te weten gekomen?
Je weet, dat Stavast hier ook bij m'n ouwelui in huis is gekomen? 'n Beetje grof huiswerk bezorgt hem 'n goeien ouwen-dag. Nu kan hij door een van de meiden of knechts niet in de maling worden genomen, of Thilde springt dadelijk voor hem in de bres, en op 'n manier, zooals mijn ouders zelf 't personeel niet durven aan te pakken.
Waarom niet. Ze houden tegenwoordig wel van cordaat optreden; en mij heeft het hièr gepakt (op zijn borst slaande) .
Dat doet me waarachtig plezier voor je, kerel!
M'n beide ouwe dienstdoeners krijgen hier ook 't genadebrood. En nu gaat er geen morgen voorbij, of Thilde brengt ze 'n klontje suiker, en aait ze over de kale halzen. Zie, dat doet je goed, is 't niet?
Maar dan is 't werkelijk ook 'n goeie meid.
Zeker. 'k Heb dat nog aan wat anders gemerkt, waar je wel om lachen zult. Ze heeft 'n oud kanarievogeltje meegenomen, stilletjes verstopt in 'n klein kooitje. We merkten dat, toen ze er op 'n avond in haar eentje mee zat te praten, terwijl 't op haar vinger zat. 't Is half lam, blind, zingt niet meer - maar zooals Thilde van dat beestje houdt! - Teekent dat haar soms ook niet?
| |
| |
Dat zal waar zijn. En je ouwelui?
O, die gaan geheel met Tillie mee. Ze dweepen met dat blinde vogeltje al niet minder dan zijzelf. Van morgen heb 'k m'n moeder hooren zeggen, dat 't beestje recht had op d' eereplaats hier in huis. Wel, hoe vind je dat nu? -
Ronduit gezegd, neemt 't me 'n pak van 't hart. Zooals zich dat gevalletje liet aanzien, vlak na die historie met mooi Klaartje, stond het er leelijk met je voor.
Dat is zoo. 'k Wil nog niet zeggen, dat alle gevaar is afgedreven - nog altijd heb 'k het gevoel, alsof die passie als 'n vuil beest op me loert; om me te grijpen als ze er kans toe ziet - maar zooals 't nu staat -
Alleen - je zei vroeger 's, dat ze wat erg beredeneerd is.
Dat is ze ook, heel erg, ja; dat werkt mijn goeie plannen niet in de hand.
Wees dan voorzichtig, en verknoei niet alles door te groote haast. Zoo'n bohemien als jij, je weet, wil allicht gauw te veel. Dat kun je niet doen tegenover zoo'n methodisch menschje als zij. Wil je daar vooral an denken? - beloof je me dat?
Nou, dan kan 'k er voorloopig wel weer van door gaan. Kom me maar 's gauw vertellen wat Vosmeer van je schilderij heeft gezegd. Adios! - (hij treedt door de middendeur af) .
(Wordt vervolgd).
|
|