| |
| |
| |
Een dissonant. Pathologisch drama in vijf bedrijven,
door J. Hora Adema.
Tweede bedrijf.
Tweede tooneel.
Van Helden, Corij, Thilde, dezelfden.
(die 't eerst binnenkomt).
Dag moeder! - Zoo Willem, wat 'n verrassing dat jij er bent.
'k Ben niet minder verrast dan jullie. Wel Thilde (Corij en Thilde een hand gevend) - dag, vader, hoe gaat 't u? (op kunstmatig vroolijken toon) .
(ietwat stemmig; Willem niettemin de hand reikend).
Zoo Willem; al van de maneuvers terug?
(naar voren komend, nadat Corij haar mantel heeft afgedaan).
Dag Mevrouw, hoe gaat 't u wel.
Dag Thilde, wat lief van je, dat je gekomen bent.
't Was lief van u om me te vragen.
't Plezier is aan onzen kant; wat zeg jij daarvan, manlief.
Dat begrijpt Thilde zelf ook wel.
(tot Thilde en Willem).
En hoe vind jullie elkaar wel terug?
(tot Thilde).
'k Geloof niet, dat je me herkend zou hebben, als je niet geweten had dat ik 't was, hé?
| |
| |
Nee, 'k vind niets terug van wat je vroeger was (hem lang aankijkend) , niets - niets -
Ik wel in jou; jij bent precies gebleven, die je was.
Wat gek. O, maar je zult zien, Thilde, hij zal worden zooals hij vroeger was - in dat denneboschje achter Rustenburg, hé? -
Corij, hou op met je indiscrete malligheden. Je kunt toch wel nagaan, dat Thilde en Willem die allesbehalve prettig vinden.
Mag er dan nooit 's een flauwiteitje door? - niet om de dikke lucht hier wat weg te krijgen? Willem zei me voor 'n poosje zelf, dat 'k zoo'n goeie ventilator was.
Als je maar binnen de grenzen blijft, met wat ìk daaronder versta. En Thilde zeg me 's, waarom is je papa niet meegekomen. We zouden dat juist zoo aardig hebben gevonden - ouwe vrinden als wìj!
We hadden er ook stellig op gerekend.
Papa kon niet. Gister kreeg hij onverwachts een telegram om naar Londen over te komen. Daar heeft hij kans op 'n mooie positie. Dat 's aanpakken, vindt u niet?
En voor mij is hij ook al in de weer.
(verward).
Voor jòu - Hoe - zoo.
Wel, we vonden 't heel lief, dat 'k tijdelijk bij u mocht komen, maar 'k zal me in 't vervolg toch zelf door 't leven moeten slaan. Daarom moet 'k zoo gauw mogelijk 'n betrekking zien te vinden. En daar helpt hij me mee, wat hij kan.
Dat 's werkelijk flink, maar over weggaan spreken we voorloopig niet.
Wel nee! - Je bent hier nu eenmaal, en we laten je niet zoo gemakkelijk los. Een oud vriendinnetje zoo maar onbeschermd de wereld in te sturen, daar wordt door ons niet aan gedacht! -
In geen geval! - maar Corij, wat doe jij daar aan het raam?
| |
| |
Niets, papa. Wat 'k wel meer doe, als 'k voel dat de lucht dik wordt. Ik ventileer.
Och, altijd die flauwiteit!
(wat haastig; met angst naar haar man omkijkend).
Zeg, Thilde, hoe lang is 't wel geleden, dat Willem en jij elkaar voor 't laatst gezien hebben.
We hebben elkaar niet meer gezien, mevrouw, sedert we te Velp zijn gaan wonen. Zoowat 'n jaar of tien geleden.
En jullie hoorden in dien tijd niets van elkaar. 't Kan toch raar loopen in de wereld.
Zoo gaat 't, mevrouw. Oude banden sterven af, nieuwe worden aangeknoopt.
Wat je toch niet zal hebben belet om af en toe 's met een gevoel van weemoed aan dat heerlijke Rustenburg terug te denken. Zoo dikwijls loopen wij er langs, hé, manlief, en denken aan den ouden, lieven tijd.
Och, mevrouw, na den dood van mama kon papa daar niet langer blijven. Hij spreekt er daarom ook nooit over. Vooruit ligt de weg, zegt hij altijd, achterwaarts zien doet struikelen.
Dat 's goed gezegd. Alleen heb je veel wilskracht noodig om dat te kunnen doen.
Zeker. Daarom heeft papa nog een ander principe: die wìl, die kàn.
Wel te verstaan iemand, die niet meer wìl dan hij kàn.
Meer wìllen dan je kùnt? - Dat 's 'n onbestaanbaarheid.
Misschien voor iemand, die psychisch gezond is.
Op dat punt ziek zijn is dwaasheid, nee, meer dan dat!
Je scheert dus gezond en ziek over één kam.
(zich meer en meer opwindend).
Je vindt dus, dat als iemand, bezield met de beste bedoelingen, vecht tegen iets, dat in hem is, en dreigt hem ten gronde te richten -
| |
| |
- hij laf handelt, als zijn kracht te kort schiet, en hij toch ten onder gaat.
Nu wordt 't hier toch wat al te koel (het raam sluitend) 'k doe 't raam maar weer dicht.
(ietwat verlegen, terwijl haar man teekenen van ongeduld geeft).
Ja - hm! - jullie zijn ongemerkt afgedwaald - zoo op eens - en veel te ver. Weet je wat, Thilde, - Corij zal je je kamers 's laten zien. Vind je dat niet geschikt? -
Zeker, mevrouw, uitstekend. 'k Wou dan meteen zoo gauw mogelijk aan papa schrijven - en dan heb 'k nog andere brieven te beantwoorden - u begrijpt - want papa wil natuurlijk graag, dat 'k zoo gauw mogelijk 'n plaats krijg.
(zuurzoet).
Daar is ook niets op tegen. Ga nu eerst maar 's met Corij naar je kamers. Ze zien uit op 't park. Je zult zien, hoe heerlijk je 't daar hebt.
Heel graag (haar mantel van den stoel krijgend en deze over den arm nemend) .
(nog even binnensmonds tot haar vader).
Dat 's pittiger kost dan 'n uitje op azijn, hé, papa?
(Corij en Thilde treden naar links af).
(naar den achtergrond aftredend).
'k Ga even naar buiten; 'k moet even 'n luchtje scheppen. (binnensmonds) Zie nou 's, wat daarvan te maken is.
| |
Derde tooneel.
Van Helden, Mevr.
Wat hebben we nu gedaan! - Zooiets heb ik in mijn leven nog niet bijgewoond. Zoo'n grove manier van omgaan is gewoonweg niet om uit te staan. 'k Zal 't niet kùnnen uithouden.
(pijnlijk lachend; op vleierigen toon).
Wie wìl, die kàn!
In 's hemelsnaam, manlief, blijf kalm wat 'k je bidden mag.
| |
| |
Nou ja! - 't Beste zal zijn, dat ze maar zoo gauw mogelijk weer verdwijnt.
Geef je dan den moed al op? - We zijn niet aan haar manier van doen gewend - zij niet aan de onze; maar waarom zouden we niet langzamerhand tot elkaar kunnen komen. Is zij niet in 't eene uiterste hard, ja, ruw, wie weet of wij niet ongemerkt in 't andere uiterste zijn vervallen.
Hoe kom je daar ineens zoo op.
Och, Willem sprak daar zoo net ook al over.
(minachtend).
Willem! - En wat wou je daarom.
Probeeren ons zooveel mogelijk met haar te vereenzelvigen - 't je vooral niet aan te trekken, als ze je soms ruwe dingen zegt.
Maar als 'k nu eenmaal aantrekkelijk ben.
Zet je er dan wat tegen in.
'k Zal haar in elk geval zooveel mogelijk uit den weg gaan.
Juist nièt. Je moet met haar omgaan waar je maar kunt, en veel met haar discuteeren. Des te eerder wen je aan haar, en ben je er doorheen.
Dat 's te veel van me gevergd.
Niet als je bedenkt wat daarmee voor Willem op 't spel staat.
Je bedoelt dat 't wel op 'n engagement tusschen Willem en haar zou kunnen uitloopen, als wij 't samen eens konden worden, en ze hier blijven wou. Denk je dat ze 'n geschikte vrouw voor Willem wezen zou?
Ja zeker denk 'k dat. We mochten willen dat 't zoover kwam Ook met het oog op nog wat anders.
Ja. Weet je dan nog niets van de geschiedenis met dat mooie winkeljufke?
En van wat hem in dienst is overkomen?
| |
| |
Dan zal 'k je dat op weg naar Thilde wel vertellen. O, 't is niet zoo erg als 't wel lijkt.
Maar - wou je dan naar Thilde toe.
(hem onder den arm nemend).
Ja zeker. Kom maar mee; hoe minder lang je blijft mokken, hoe beter.
(Zij gaan naar links af; Willem en Tuijl treden van den achtergrond op).
| |
Vierde tooneel.
Willem, Tuijl.
Kom binnen, amice. De ouwelui schijnen net weg te zijn. Toevallige ontmoeting tusschen ons, hé?
Niet zoo erg. 'k Was net op weg naar je toe.
Zoo. En? - hoe is 't er mee. Door 't overgangsstadium heen?
En met je lui weer op 'n goeien voet.
Oòk zoowat. Nog eenmaal hebben ze 'n goeie mop met me verkocht. Op 'n avond, in ons bierknijpje, waar 'k weer 's was gaan kijken. 'k Kreeg 'm weer om, begon zwaar te kletsen - dat, als je je wèrkelijk artiest voelt, geluk 'n onbereikbaar iets is, omdat je nooit tevreden bent, en altijd hooger wilt.
Geen gangbare kost voor dat slag lui.
Dat merkte 'k toen 'k voor de zooveelste maal vertelde, dat 'k me als artiest ook altijd ongelukkig had gevoeld. -
- en dat je artiestenleven één deceptie is geweest. Dat kennen we!
Ja, want 't brulde van alle kanten terug: - decepties doen pijn, hè? - pijn in je subtiele artiestenborst, waar de massieve wereld niks van begrijpt, waar ze te stom toe is. Ronduit gezeid - zooveel ruwheid bracht me er toe de heele bende te gaan minachten, en daarmee alles ommeheen.
| |
| |
- leerde 'k de dingen gauw kalmer onder de oogen zien, en werd m'n minachting onverschilligheid. In dat stadium ben 'k nou.
(op wat ongeduldigen toon).
Geluk er mee!
En toen 'k dat 'n paar dagen later ook onder 'n potje bier aan die lui vertelde, en met de noodige halve-dronkenmanspathos declameerde, dat eindelijk uit het duistere van mijn onverschilligheid te voorschijn zal breken het licht der eenige, ware blijmoedigheid, een soort van geestelijk niets willen, een geestelijk Nirwana! - Wat 'n plezier ze toen hadden! - wat 'n plezier!
Waarachtig niet, 'k herinner er mij ten minste niets meer van - maar toen geroepen werd ‘hei, dweil, dat mooie lichtje, kijk, daar heb je 't al’ moet 'k zijn afgestoven op het lichtje in den sigarenwinkel aan den overkant. Van daar ben 'k naar huis getransporteerd.
Op 'n soortgelijk instrument, ja. Na dat gevalletje hou 'k me wat achterbaks, en ze zien me niet meer terug, of 'k mot me over dat laatste hebben heengezet. Maar eens zoover, dan zal 'k ze ook dat mooie liedje in de ooren brullen, tot ze er groen en geel van worden. En zeg 's, hoe is 't met jou; je ziet er tusschen twee praatjes allerberoerst uit.
Daar 's ook wel reden toe. Je hebt zeker al van 't een en ander gehoord.
Ja; uit de derde hand. 't Ergste is dat met mooi Klaartje, hè? - Zoo stommeveel jij ook hield van die meid. Kun je 't nou buiten haar stellen?
Er motten twee surrogaten voor in de plaats. Als die me er weer boven op kunnen helpen, dan kom 'k er toch nog.
En welke zijn die surrogaten.
Het eerste is de kunst, beoefend zooals ìk dat wil.
| |
| |
Als teekenaar of illustrateur.
Nee, als artiest op dat gebied in de hoogste beteekenis van 't woord: dus ook als colorist.
Zoo. En - heb je al wat klaar.
Nee, alleen 't sujet. M'n ouwe dienstdoeners - die 't genadebrood krijgen - op 'n stukje wei, en daar rond pantelen, ziek van heimwee naar de ouwe batterij. 'k Denk er Stavast ook bij te nemen.
Op den achtergrond wat bosch, en lichtschampjes op de batterij zelf, die daar voorbijmarcheert. Heimwee zal 't heeten. Geloof je dat 't onderwerp oorspronkelijk is? -
Och, zie je, meestal wordt 't luchtiger opgevat, zoo'n hippisch heimwee - als 'n ouwe huzarenknol, die voor 'n melkwagentje gespannen, z'n ouwe vrinden nog 's over de hei ziet chargeeren, en er met wagentje en al van door gaat. 'n Boerinnetje hoort er ook bij - natuurlijk met de beenen in de lucht.
Dat vindt 't publiek leuker, hé?
Natuurlijk. Je mot rekenen, dat tolereert wel andermans verdriet, als 't er zelf maar om lachen kan.
Jammer dat ik 't ook zoo niet kan. Enfin!
En zeg, je tweede surrogaat.
O, daar sprak 'k zoo maar van bij manier van spreken. We hebben onverwachts 'n logee gekregen - m'n oud vriendinnetje, waar 'k je wel 's over sprak.
Aha! - en haar noem je 'n surrogaat.
Ja, en dat is ze misschien nog niet eens.
Is ze dan zoo leelijk geworden?
Wel nee. 't Is 'n knappe meid, maar ze heeft niet 't diabolique van mooi Klaartje, dat ìk juist noodig heb. Dunne lippen, 'n vaste, gedecideerde oogopslag, wat trekt dat nou!
Dus 'n blondine - niet gepassioneerd.
'k Geloof - voor geen cent.
Maar kerel, dat 's juist wat je hebben mot. 'n Stuk
| |
| |
nevrose als jij, en 'n gepassioneerde vrouw er bij - dan kwam je stellig in 't gekkenhuis.
Frans, niet zoo cru. We hebben 't over 'n fatsoenlijk meisje, vergeet dat niet.
Je hebt gelijk - en zeg me nog 's. Is ze hoogvliegerig - zoo boven lucht en wolken uit?
O, nee - de koude proza zelf, en praktisch als geen tweede. Och, als 'k me goed herinner, was ze dat vroeger al.
Maar dat 's juist, wat je noodig hebt. Om je bij je Icarusvlerken vast te grijpen, als je te hoog de lucht in wilt. En verder - laat me 's hooren.
Dan heeft ze iets steil, dat me bepaald kriebelig maakt. Want je moet weten - ìn principes schijnt ze sterk als 'n atleet!
Zeg dat toch zoo ironisch niet. Voor 'n week individu als jij zijn principes zoo hard als keien juist wat je hebben mot. Neem ze in - als medicijn.
En als ze me te zwaar in de maag liggen.
Neem er dan voor de digestie wat gezond verstand bij.
't Een noch 't ander zou me iets geven. Ze heeft zoo'n vereering voor haar vader en voor alles wat die denkt en doet, dat ze niet anders dan antipathie kan hebben tegen ieder, die er anders over denkt.
Als dat zoo is, dan schiet je maar één ding over: - te worden als zij, voilà! - (tot Mevr. van Helden, die van links optreedt) Mevrouw!
(Wordt vervolgd).
|
|