De Nieuwe Gids. Jaargang 16(1900-1901)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] Verzen van Willem Kloos. Liefde. CLVII. Als 'k op uw gelaat zie langzaam zweven Vage schaduw van een licht verdriet, Voel ik 't wankel bloed me in de aadren beven, Als beeft een watertje tusschen 't riet, Wen een rasse windstoot maar heel even Strijkt, dat het rilt, door 't ruischend gespriet, En dan aan 't rustig plasje gaat geven Rimpling van angst, wen de wind 'r op stiet.... O, mijn heele ziel leeft stil met u mede Iedere gedachte en zorg en bezwaar, - Voelt zich als een bode van zoeten vrede, - Altijd, als er nood is, houdt hij zich klaar.... O, mijn heele ziel kent alleen dees bede: ‘Red haar, Genaadgen, van angst en gevaar!’ [pagina 330] [p. 330] CLVIII. Uw teêr gelaat is schoon, als nauw-ontloken Bloesem, die hangt ln weelge blader-schaûw.... Een lach van levens-blijheid komt soms gauw 't, Gelijk een vrool'ke zonnebundel, strooken. O, zitten wilde ik dan bij ù, gedoken Onder het zachte, warme lommer, nauw Bewegend, altijd rustig, aadmend flauw, Als door een overmaat van min gebroken.... Want altijd wordt het zomer om u heen, Als gij maar even lacht, maar even, open, Uw oogen opzien, klaar als edelsteen.... Schoon ook de takken van den regen dropen, Zou ik maar altijd blijven liggen, blijd, Dat gij in regen als in zon daar zijt.... Vorige Volgende