De Nieuwe Gids. Jaargang 16(1900-1901)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 290] [p. 290] De vliet. Door J.H. de Veer. Zomer. Hoe vlot die ezel langs het jaagpad draaft, Dat onder 't bootje babbelkletst het water; - Ik vind mijn vliet een allerleuksten prater, Wiens stemgeluid mijn moede ziele laaft. - Zie, hoe de lijn langs de⁀oeverhalmen schaaft, Dat kròm zij staat, daar traag maar los zij laten Plomps! gaan in 't nat de kikkers, die daar zaten En schieten baarzen, waar ge⁀uw ziel voor gaaft. Een hooge lucht, bont, vlokkig tegen blauw, En zil'vren wilgen, hooge populieren, Omringen huisjes, vlak bij bergen hooi - Ik sleep de hand door 't water en vind mooi Ons lage land vol vaarten en rivieren, Als in de lucht maar drijft zulk wit en grauw. Hilversum, 24 Aug. 1900. Vorige Volgende