De Nieuwe Gids. Jaargang 16(1900-1901)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 291] [p. 291] De vliet. Door J.H. de Veer. Winter. Hoog op de kant, waar 't riet is weggeschoren, Ligt bomijs, wit, vol blazen, klein en groot - Een lage zon schijnt mat oranje-rood, En slechts mijn schaatsslag komt de stilte storen. Die polder ginds lijkt witte wol, met voren. Zwart zijn die hoeven en een molensloot Ligt donkerblauw in 't witte veld, als vlood Een beek van inkt uit gindschen stompen toren. Dat is een molen, tot een stoomgemaal Verknoeid door menschen, die bij centen zweren - Ik zet weer af en baaivang vóor den wind. - Wat is een mensch in eenzaamheid een kind - Ik lijk wel bang - want als gevleugeld scheeren Mijn voeten voort, geschoeid met rinklend staal. Hilversum, 24 Aug. 1900. Vorige Volgende