politoerrood, als haar mond zich tot spreken opent, en de groote tanden in wit vertoon de uitdrukking van haar gelaat in leven brengen.
Met kleine duwtjes dringt ze mij in een slaplendigen tuinstoel en met zeurwoordjes beveelt ze haar mondkost en haar ververschingen aan.
En terwijl ik over de tafel heen praat, zie ik de dingen der kamer, het rood van den burgerlijken, maar simpel opgetrokken schouw, het groen en zwart der lage balken, de royale pronk van kussens, warmbruin en voorjaarsgroen, het geel der stoelomramingen - deze nederzetting van kleuren zie ik verwonderd aan als een, die plotseling in een vreemde samenleving geraakt is, waar alles, het geluid der menschen, hun aanblik en het aanzien der dingen, de kleuren en het gedrag der lijnen luide en lichtend zijn en toch zonder tegenspraak 't een tot 't ander.
't Rood zondert zich van het dichtbij zijnde geel af, maar burgert zich weer in bij het paars van een tafelkleed, bij het zwart, dat tusschen de balken schuilt.
Stil luister ik naar die fijne stem der vrouw, wier noten somtijds beven als een kinderschel en zie de dingen om mij heen voortgaan in één beweging, in één samenleving van kleur; en voor mij op de tafel staat de lamp, wier licht, opgeluisterd door een mulligroode kap, als een vrucht naar alle zijden rijpt en om zich heen schaduwpatronen weeft, waarin ik mij verdiep al verder en verder onder een suizing van stilte, die somtijds wakker wordt door het spreken der oude vrouw.
Ten laatste neem ik een blad van de tafel en al de letters ziende, leef ik een zachte wijze van leven, voelende, hoe de dingen zoo vreedzaam om mij legeren, zoo onderdanig aan het schaduwlicht der lamp, die in zich zelve schittert, van buiten nauw bewogen, als een dweepzieke monnik in gebed.
De oude vrouw staat op en spreekt vertrouwelijk; en met enkele berustingswoorden gaan we een ieder naar zijn slaapvertrek, waar ik nog nalevend in de kamer van zooeven, mijn bewustzijn versterven voel onder den over mij warenden slaap, die altijd aankomt en komt, mijn lendenen verdoovend, alsof ik aan het spele-