De Nieuwe Gids. Jaargang 16(1900-1901)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Drie sonnetten. Door H.J. Boeken. I. Gestadige Ongestadigheid. Niet aan een sloot, of stillen plas of 't vlak Eens meirs, dat maar gedwee zich laat bestrijken Door de' aêm des winds en sluimer-oogend mak Na-maakt den blik, waarmee de heemlen kijken. Die door het haast gesloten blader-dak Van boomen, staand op kalme wacht van dijken, Neer-slaan hun beeld, omfloersd of helder-strak, Moet 'k, teder-ongestadige, u gelijken. Want ongestadig zijt gij als op zee Een plek, waar 't barnt van een inwendig stroomen, U-zelve bron van 't zaligst wel of wee, Staêg ongestaêg, naar uit uw diepte opkomen De machten, dat ge op stuggen rots-wand botst Des Lots, of onder zon in wit schuim klotst. [pagina 177] [p. 177] II. Bede. Vrede, daal op zachte wiek en schacht Uit het diep van die onzichtbre rijken, Die ver boven dag en aardschen nacht Tot de kern van alle wezen reiken, Tot die kern, die in ons binnenst wacht, Wacht op 's brozen lichaams veeg bezwijken, 't Eind, waarheen, gestadig op de wacht, Toch ons diepste zinnen hoopvol kijken, Hoopvol dat daar eerst in schoonst vereenen, Boven koorts en angst en ziele-smart - Fij! bestooksters van mijn liefste's hart, - Samen-komen na het aardsche weenen, Wie, doorvoord van felle scheur en schrijn Voelden de aarde en 's aardschen levens pijn [pagina 178] [p. 178] III. Verschijning. Verschijning had ik van een lieve doode, Haar haar was kroesig en haar ernstig oog Keek schier als 't uw' van onder donkren boog, - Wie lééfde ooit die nooit oog als 't hoogst vergoodde? - Zij sprak tot troost tot u naast mij: ‘Noch zode, Noch donkere aarde kluistren wat bewoog In mij, door mij, en wat mij end'lijk toog Tot die verwisseling, die lang mij noodde. Toef nog een wijle in warmende éénigheid Met wie door u van liefdrijkst wereld-licht Den verren dag en rijzende' uchtend beidt. Nog dwaal ik hier, nog kwam ik niet tot rust, Maar over zee voor 't nu verklaard gezicht Zie 'k door verr' schemering gewenschte kust.’ Vorige Volgende