van korten duur. Slechts één van hen heeft het uit kunnen houden; maar dat eene, als een willekeurige zijtak der groote beweging, waaruit het zijn oorsprong nam, tracht meer te wezen een periodieke verzameling van geleerde stukken, dan dat het den wil, of het vereischte inzicht zou bezitten, om het geregeld zich openende museum te worden van onze hedendaagsche literaire kunst. En dààrnaar juist tracht met al zijn vermogens DE NIEUWE GIDS. Deze wil geven een geregeld-verschijnende bloemlezing van het beste en waardevolste, in proza en verzen, dat heden ten dage wordt gemaakt.
Jonge artiesten, die iets voor de toekomst beloven, zoowel als reeds bestaande reputaties, vinden bij de redactie steeds een gunstig onthaal, en wederkeerig mag zich ook DE NIEUWE GIDS in de warme sympathie van talrijk velen verheugen, zoowel van de letterkundigen als de letterlievenden in Nederland. -
Met den nieuwen jaargang, aangevangen 1 Sept. 1900, is dit tijdschrift een periode van nieuwen, krachtigen bloei ingetreden. De besten onder de besten onzer auteurs hebben er hunne medewerking aan verleend of toegezegd. Dit blijkt al direct bij het opslaan van de eerste aflevering, waarin naast stukken van de beide redacteuren, de heeren Willem Kloos en Dr. H.J. Boeken, o.a. voorkomen het begin van een nog niet verschenen roman van Jeanne Reijneke van Stuwe en het eerste deel van eene novelle van den heer J. de Meester.
Ieder, die deze eerste aflevering met aandacht leest, zal toestemmen dat DE NIEUWE GIDS slechts werk van superieure kwaliteit geeft; dat het een tijdschrift is, 't welk den krachtigen steun verdient van ieder, wien de ontwikkeling onzer nieuwere literatuur ter harte gaat.
Daarom meent ondergeteekende met vrijmoedigheid te