er, ook in ons moderne leven, zij 't dan in andere omstandigheden, zoowel Antigone's als Oedipussen zijn? Heel-erg zéker is het verkeerd, om maar altijd te zitten klagen, tenminste als gij uw smart niet tot schoonheid maken kunt. Het leven is niet altijd triest, niet altijd-en-eeuwig somber en hopeloos, en heerlijke dingen zijn erin, maar smart is toch even-goed een menschelijke emotie, even oud en even algemeen en die evenveel recht van bestaan kan doen gelden, als de dood-nuchtre Hollandsche behaaglijkheid, of de hoog-opjubelende vreugd.
Op de publieke tribune te gaan klagen, in ongebonden rede, zonder schoonheid, zonder gloed, ware ongenietelijk en onvruchtbaar en hoogstens dus slechts een egoïstisch pleizier. Maar, wie de smart, die zijn hersens doorvlamde, weet te vereeuwigen in plastische rhythmen, zoodat de pijn, die den schrijver beëngde, wordt, voor den als-mensch sympathiseerenden lezer, tot een weelderige schoonheid van kunst, hij, die dát doet, verhoogt der menschheid vreugde, verhoogt haar mate van levenskracht ook, daar zóó ieder mensch, die zelf wat heeft geleden, kan zijn ontroering voelen verruimen, omdat hij ziet zijne eigene smart, als iets algemeen-menschlijks, tot onsterflijke schoonheid door den dichter geobjectiveerd.
Wie dus in smart hoog-heerlijk gaat zingen, wie van zijn lijden een schoonheid maakt, verdient ons aller eerbiedige hulde, verdient der menschheid diep-gevoelden dank.
Maar de smart is slechts één ding op aarde, en de vreugd staat er dikwijls naast. En zoo heeft dan ook Hélène Swarth niet zitten te treuren en klagen voortdurend: haar smart is, als bij alle groote dichters, slechts één enkel gedeelte van haar zijn. Wie dit ontkent, en der diep-teedere dichteres van vele jubelende liefdes-zangen, der verrukte zieneres der natuur, niets dan weenende levens-moeheid aanwrijft, toont dat hij niet een criticus is, die zijn oordeel gewetens-