dankte er voor een deel zijn succes aan, voor een zeer groot deel, zeg ik, zijn enorm succes. Hij was een wel wat zware, wijl ijdelgestemde, een, in zijn vaak scherpzinnige oppervlakkigheid, naïevelijk losslaande of als champagne ontroerende natuur. Maar tevens ook had hij een sonoor-pathetische draagkracht in al zijn bewegingen en beweringen, die vele impressionabelen voor hem won. Maar zijn voorbeeld was dikwijls gevaarlijk voor anderen, want tal van onbeteekenende eigengerechtigen, door zijn zielevaart wakker geschud, strompelden, met strakke en stijve verwatenheid, de zelfbewuste zwiering zijner trotsche toomeloosheid na. Hun halfbewustheden, opgehitst door Douwes Dekker's heftigheid en door zijn oogenschijnlijk alles-wetend sarcasme, waanden dat het eigenlijke, het echte van Multatuli dan ook dáárin bestond, in dat zelfvoldaan met alles sollen, in die eigenmachtige houding van doen. En zoo begonnen zij óók te spreken, en zij meenden in den zelfden geest te oreeren, als hij dat had gedaan, zij waanden iets beters dan anderen te wezen, als zij luguberlijk smaalden en schimpten op alles, wat buiten hun gezichtskring lag. Maar omdat zij Multatuli's teêrheid, zijn somtijds wel wat sentimenteele teêrheid, zoowel als de kracht, de vèr-gaande kracht van zijn diepere zielswillen misten, kwamen zij slechts, in de meeste gevallen, tot een schoolmeesterachtig, dor-verwaten, nuchterlijk-opgeblazen gezwets.
Wij hebben er velen in ons leven zoo gekend, en er leven er nú nog, over wie 't eigenlijk beter is, dat men zwijgt. Want dát kwelt hen ten slotte het meeste op den duur.
En ik moet bekennen: ik dacht dan ook, toen het boek des heeren Zürcher mij gewierd: O, dat zal er wéer zoo eentje zijn! Daar heb je weer zoo'n leerling, zonder eigen capaciteiten, van dien merkwaardigen, somtijds hinderlijken, wijl zoo ongemotiveerd-pausachtigen, maar toch au fond beminnelijk-aangenamen, vaak zelfs admirabelen ouden heer!