De Nieuwe Gids. Jaargang 15(1899-1900)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] Aan Liduïne Vaak in mijn droomen komt ge, en als een venster, Dat kwijnend uitziet op een stillen tuin, Zijn dan uw oogen. In hun zacht-goud bruin Van-laten-middag tintelt meen'ge genster Van stil verlangen: O, ik weet, gij wenscht er, Als ik, den tijd weerom, dat ge in den tuin Van mijne liefde leefdet, waar 't zoo kruin- Fluist'rend teeder was. Ziet, weer gouden plenst er De zon.... O, kom dan, kom.... Hoort ze weer zingen De zoete voog'len in mijn rijke ziel. Laat dan ze in lentelucht-van-liefde omringen Weer Heilige u, waar 'k eens te voet voor viel: En 't zal zoo roerend zijn dat vreugde-zingen: Al liederen van licht, van enkel ziel. W. van Meurs. Vorige Volgende