De Nieuwe Gids. Jaargang 15(1899-1900)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] [De Nieuwe Gids. Jaargang 15. Deel 5] Zee-gezichten. Door Jeanne Reyneke van Stuwe. I. Bleek-scheemrend langs den verren hemel dreven Week-gele wolken voort; de laatste blinking Der zon verscheen, vóór de algeheele zinking In goudgen gloed, die 't ruim ging over-zweven. Hel vlamde, na die felle licht-indrinking, De lucht nog éénmaal op, tot teeder bleven De gele tinten met haar saam-geweven. En lieflijk was de smeltende overklinking Van 't wind-geween door 't rustig zee-geruisch... Kalm-monotoon, met vredig golf-gebruis, Lag zich de zee zacht-deinend te bewegen... Breed-effnend strekte 't vlakke strand zich uit. 't Lag roerloos-stil, als luistrend naar 't geluid Der zee, waarvoor àl andre stemmen zwegen,... [pagina 202] [p. 202] II. Ik stond voor zee in sombren, donkren nacht, Toen in het holle zwerk de sterren blonken, Als tusschen bergen felle krater-vonken, Waar soms een storm-vlaag laaien brand in bracht. Door golf-geloei werd machtig over-klonken De hevig-aangezwollen winde-klacht. De golven vochten, die in brute kracht Opdondrend stormden en weer wrokkend zonken. Toch klommen zij en bouwden hooge tronen Op 't voor-na-voor veroverd, eindloos graf, Om zich in àl hun majesteit te toonen. Het strand lag stil en wachtte in ootmoed af Het dreigend heir dier duizenden demonen, Lijdzaam en roerloos, door zijn onmacht laf.... Vorige Volgende