De Nieuwe Gids. Jaargang 14(1898-1899)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 425] [p. 425] Wereldvrede. Door Edw. B. Koster. I. Niet moeten sloven voor het daaglijksch brood, Noch buigen voor de nukken van een heer, Niet willoos kruipen voor een godsdienstleer, Genepen door den dagelijkschen nood; - Geen armoe van de wieg tot aan den dood, Geen menschen levend in een and're sfeer Dan hunne broed'ren, zonder zielsverkeer, Geen hong'renden onthaald op kruit en lood; - Geen rijken wentelend in weelde en pracht, Onnutte slijters van den kostb'ren tijd, Hun dag verslapend, beuz'lend in den nacht; - En geen bestuurders, die hun eigen ik Verheffen, vol van trots en ijdelheid, Zich slechts bekomm'rend om het oogenblik. [pagina 426] [p. 426] II. Neen; - O, maar juicht bij 't heerlijk vergezicht, Zich oop'nend als een laan in zomerwoud, Waar zonnespranken vliegen door het hout, O toekomst, stralend in zeeghaftig licht! Is aller arbeid niet de hooge plicht, Zoolang de mensch op eigen kracht vertrouwt? Wie is er zoo gevoelloos dat hem rouwt Zelf meê te maken aller leven licht? Verheft dus 't schuwe en voortgejaagde wild, Die werkers, zuchtend onder d' ijz'ren dwang Van 't leven, dwingeland, wiens zware macht Hen wreed ter neer drukt. Goed geluk en kracht En kennis zij hun deel; dies minder lang Hun kamp zal duren; - hoog hen opgetild! [pagina 427] [p. 427] III. Waait uit, banieren voor den grooten dag Waarop de vrede wordt verkond op aarde, Nu zij weer wordt een lustwarand, een gaarde Vol gretig leven - wappert, vaan en vlag! Ontbloot het hoofd met liefdevol ontzag Voor haar, de aanbiddelijke en eerbiedwaarde, De vrij rondblikkende, eeuwig onvervaarde Vorstin der wereld met haar godenlach! Klept klokken! Roert uw tongen van metaal! Dat hoog het licht langs onze steden straal In slingervonkeling van vlammend goud! ‘Er is op aarde vrede! Een koningin Van heel de wereld huldigen wij in!’ Roep dit met koop'ren galming, o heraut! Vorige Volgende