De Nieuwe Gids. Jaargang 14(1898-1899)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] [De Nieuwe Gids. Jaargang 14. Deel 7] Verzen van Lucie Broedelet. Verzuchting. Mijn hart is droevig bezwaard; mijn betraand gelaat wend ik naar 't diamanten beflonkerd gewelf; Ik zie ze mat, of de eeuwigen met mij schreiden. 't Is het eigen floers, dat mijn oogen dekt: de sterren fonkelen in onveranderlijk geflonker aan 't hoog gewelf. Mijn hart is droevig bezwaard; ik sta alleen in de donkere nacht. Een arm menschenkind Wend ik mijn vragend aangezicht naar 't diamanten heir, schitterend aan 't somber blauw. Mijn oogen staren strak en helder: de sterren die twinkelen zien de bedwongen, d'ongeschreide tranen. Mijn mond is zwijgend, doch van deez' sprakelooze lippen lezen de hemelwachters al onuitgesproken klachten, Voelen 't angstig bonzen van dit gepijnigd hart, in de zuivere stilte - Langs de hooge hemelen gaat de wind als een zucht van ster tot ster. [pagina 370] [p. 370] Ik sta alleen in de donkere nacht; mijn hart is droevig bezwaard. De armen strek ik ten hemel, Mijn ziele van onontkoombaar wee somber beschaduwd verzucht deez' aard te⁀ontvluchten, te vergaan. Ik sta alleen in de donkere nacht, mijn vragend aangezicht naar de eeuwige sterren Die flonkeren in wondervolle pracht aan 't wijde gewelf in de donkere nacht. [pagina 371] [p. 371] Speling. Kalm en zonnig glijdt 't beekje tusschen rotsige oevers, Waar geelbloeiende brem groeit en rossige wilde zuring. Nog tooit de braam zich met hare witte bloesems, doch reeds komen tusschen de bladeren Zwartglimmend uitkijken donkere beziën. Ook ruige distel staat er met 't paarsche hoofdje. Zilverknoopjes en gouden En witte winde wachten of niet een windje hen komt bewegen. Waar een steenblok grillig uitsteekt in 't heldere water sta ik, en spiegel mij. Dan zie ik naast het mijne een ander gelaat met gelijkkleurige donkere oogen. Beiden staren ernstig tot plotseling oen onbedwingbre glimlach Die wondre rust komt verbreken, en ik snelle mij afwend 't Nog te verbergen. Een arm heeft zich om mij henen geslagen Een kus wordt mij gedrukt op 't voorhoofd. Vorige Volgende