bedwelming der geen bevrediging vindende aspiratiën zelven in te drinken. Schoon is het om te zien hoe altijd zich de menschheid in onbewustheid de hoogste goederen verwierf, maar bewust wordend de verwerpelijkheid ook van dat hoogste inziende, de hem onverstaanbare lokstemmen volgend in nog hooger, maar toch den dood slechts brengende aspiratie ook dat schoonste van weleer wegwerpt, om wat? te erlangen: het toeijlen op het ongekende, maar vermoede.
Wat wierp de menschheid niet weg toen zij de gelooven en zekerheden der Oudheid verwierp, en de stem van het Eéne volgende, de bonte veelheden verwierp en de goden des levens en des doods verliet voor den Eénen God, die alles tot Eén maakte, tot Eén doel, tot Eén leven en geen dood?
Wat wierp de menschheid niet weg toen zij de maatschappijen en staten toetste en zij ze onrechtvaardig bevond en zij zich op het omvergehaalde Oude het Rijk der Rechtvaardigheid wilde stichten?
* * *
En toen waren er die het Rijk der Rechtvaardigheid verwachtten, welks indeelingen en verordeningen niet zouden zijn gebazeerd op de overleveringen van bezit en overmacht en geweld, maar op de nauwelijks nog vernomen, wèl vermoede stemmen der Godheid, rijzende uit elken mensch; menschen waren er die in de Muziek de voorbode zagen van dat Rijk, in de Muziek, die Kunst, die alle Historie vergeten is, maar die slechts uitdrukking is van het direct in de ziel gevoelde en opgerezene, wordende van kleine melodieën tot groote gebouwen van ziele-afbeelding; er waren er die in deze historielooze, maar alle gevoelde historie als eindeloozen schat in zich dragende kunst de voorbode zagen eener historielooze maar alle direct recht zich gelden latende maatschappij; en daarom, omdat die