| |
| |
| |
Een dramatisch conflict. Door J. Hora Adema.
Derde tooneel.
Adèle, De Meid.
(steeds uiterst gejaagd).
Mevrouw!
Wat is er! - Je doet me schrikken.
Daar's ook wel reden voor, mevrouw.
(angstig; de meid bij haar armen grijpend).
Wat is er dan! - Wat toch!
(zich duizelig aan een stoel vastklemmend).
Een-toe-val
| |
| |
Meneer dee niks, dan van hier wat haastig den kant uitkommen, waar ze stond. Toen schrok ze op eens - 'k kan niet zeggen, hoe - en sloeg met een schreeuw tegen den grond. Ze ligt nog van zichzelf.
(zich steeds vasthoudend; niet in staat zich te verroeren).
En jij bent hier? -
Ja; 't meisje is bij haar. Ik kwam hier om u te waarschuwen, en dokter binnen te laten, die net voorbijkwam, en die 'k dadelijk heb ingeklopt.
(er wordt gebeld) . Hoort u, daar is ie! -
Maak dan open, dadelijk! -
(zij snelt gejaagd door de middendeur af).
(haar bezinning terugkrijgend, en snel naar rechtsaf tredend).
Annie, m'n arme lieveling
(op den dorpel komt van Darlen haar te gemoet, die zij te vergeefs een oogenblik tracht staande te houden).
Frans!
Nee, laat me door!
(hij treedt op en blijft met het front naar voren op den middengrond staan, terwijl Adèle, nog even angstig omziende, naar rechts aftreedt).
Dat kàn ik niet langer aanzien.
(Daarna treedt dokter Lanners van den achtergrond op).
| |
| |
| |
Vierde tooneel.
Lanners, Van Darlen.
Wat 's hier te doen, dat 'k zoo werd ingeklopt. Iets ernstigs? -
Met Adèle? - haar oude ziekte?
Nee. 't Is van de moeder op de dochter overgeslagen. Annie heeft een toeval gehad.
(schrikkend).
Wat zeg je daar? - Waar is ze?
Is 't dan tòch zoover gekomen!
(hij treedt het hoofd schuddend naar rechts af)
.
(op wanhopigen toon).
Annie, m'n Annie! -
(na een kleine pauze).
Ze is bang voor mij, en houdt van haar
(grijnzend).
Dat 's ook wel billijk. Ze heeft meer aan hàar te danken dan aan mij! - Arm kreupel ding!
(hij plaatst zich peinzend in gebukte houding op een stoel, en richt zich alleen even woest op, als Annie een luiden gil doet hooren. Een tijdje later treedt Lanners weer van rechts op. Van Darlen staat op, als hij dezen hoort aankomen, met de oogen gericht op de deur, waardoor hij komen moet. Als Lanners optreedt, stuift Van Darlen terstond op hem af).
| |
| |
Wat was dat voor gegil! - Je hebt haar toch geen pijn gedaan? -
Dat moest 'k wel even doen, om te onderzoeken of ze door haar val ook nog erger verminkt was geworden - en je weet, je hebt maar even naar haar kreupel been te wijzen, of ze gilt het uit van angst en pijn.
Arm, kreupel ding!
(na een kleine pauze).
Zeg, Lanners.
(die Van Darlen gedurende dien tijd onderzoekend heeft aangezien).
Nu? -
't Was - een epileptisch toeval, is 't niet? -
(ontwijkend).
Dat kan 'k zoo in de vlucht niet zeggen.
Ik kan natuurlijk geen diagnose opmaken, zonder alles en detail te weten, niet alleen van het feit zelf, maar ook van wat vooraf ging.
(ironisch).
Je bent wel voorzichtig!
Dien 'k dat tegenover jou en de anderen hier in huis dan niet te zijn. Sta 'k niet als voor de monding van een geladen kanon? - De hemel weet wat bij jou van mijn uitspraak afhangt.
| |
| |
Haar een tijdlang observeeren.
Nee, bij mij. Mijn vroùw zal je kind verplegen, ik haar observeeren, en wachten tot zich een of ander symptoon voordoet, dat mij stellige bewijzen aan de hand doet.
Heb je Adèle en Annie zelf al over dat plan gesproken?
Daar heb 'k natuurlijk nog geen tijd voor gehad. De hoofdzaak is dat wij het eens zijn. Wij moeten in deze kwestie beslissen, en wel zoo doortastend mogelijk.
Waarom zoo doortastend mogelijk.
Eerstens omdat Annie onder deze omstandigheden geen toeval meer krijgen mag; zoo zwak als ze is, zou 't haar dood zijn. 'k Heb dat Adèle ook gezegd.
Omdat zoo'n ziekte op patienten, daaraan lijdend, erg aanstekelijk werkt. Al heeft Adèle in betrekkelijk langen tijd geen toeval gehad, gevaar blijft er altijd. Het zou wat
| |
| |
geven hier in huis, als ze de dupe werden van elkaar, met jou er bij, zoo ziek en overspannen als je bent! -
Je bedoelt, dat het ernstige gevolgen zou kunnen hebben, als we bij elkaar bleven.
Natuurlijk; jij denkt er toch niet anders over? -
Nee! - Na 't gebeurde met Annie, geloof ik niet, dat 'k me langer zou kunnen inhouden, als 'k tegenover haar kwam te staan.
Daarom moet jij ook weg van hier, zoo gauw mogelijk. Ga nu mee; dat is 't allerbeste.
Naar huis, maar een oogenblik, om een en ander voor Annie's komst in orde te maken. Kom! -
(hem onder den arm nemend).
(zich losmakend).
Maar hoe kan 'k nu zoo uit huis loopen, zonder wat orde op zaken te stellen. Adèle en ik kunnen elkaar immers uit den weg gaan.
Zeker. Adèle heeft me trouwens onder handtasting beloofd, dat ze bij Annie blijven zou. Over haar maak ik me ook niet ongerust; wel over joù.
| |
| |
Dat hoef je niet. Ik ben zoo kalm mogelijk; ook mijn hand er op, dat 'k hier zal blijven
(hij reikt Lanners de hand, die hij aanneemt).
Dan kan 'k veilig even gaan; 'k ben over een klein kwartiertje terug.
(hij treedt haastig door de middendeur af. Na een kleine pauze, terwijl van Darlen weer zijn gebukt zittende houding heeft aangenomen, en gemompeld - ‘arm kreupel ding, arm kreupel ding’ - treedt Adèle zachtjes van rechts op, en ziet met angstigen blik naar van Darlen, zonder dat deze het merkt. Zij blijft op den dorpel staan.
| |
Vijfde tooneel.
Adèle, Van Darlen.
(wild van zijn stoel opspingend, en zich wankelend daaraan vasthoudend; daarna langzamerhand tot zichzelf komend, terwijl hij Adèle als wezenloos blijft aanstaren).
Kom - jij - nu - tòch! -
Annie slaapt, en de meid is bij haar. Daarom -
Je - komt - nu - tòch - terwijl je Lanners onder handtasting hebt beloofd hier nièt te zullen komen.
Ik kòn niet anders dan hem dit beloven. Had ik dat
| |
| |
niet gedaan, dan zou hij misschien hier gebleven zijn, en ik had niet bij je kunnen komen.
(op verachtenden toon).
Kon je daàrom niet anders! -
Nee! 'k Woù je spreken; 'k kan geen oogenblik meer leven, zonder dat alles tusschen ons tot klaarheid komt.
Van mij heb je geen opheldering te wachten. Ik wìl geen conflict met jou. Ga daarom heen, voor je eigen bestwil.
Dan ga ìk; (door de middendeur willend aftreden) laat me door! -
(zich aan hem vastklemmend).
Nee, dan zou je me van je af moeten scheuren. Je zult me eindelijk 's aanhooren.
Ja, ja! - uit naam van de liefde, waarmee je me eens hebt lief gehad.
(haar van zich afstootend).
Ik hèb je niet meer lief! -
(zich opnieuw aan hem vastklemmend).
Dat heb je wèl, al wil je je ook het omgekeerde wijsmaken. Hoe je ook vooral in den laatsten tijd veranderd mag zijn, er blijft toch altijd iets over van die liefde (op zachten
| |
| |
toon, terwijl Van Darlen voor zich uit staart; tegelijk zijn aandacht vestigend op een portret, dat aan de muur hangt). Denk nog maar 's terug aan den tijd, toen we dat portret lieten maken; ik was je lief bruidje, jij was mijn bruidegom, en we waren zoo gelukkig, dat we ons geluk voor niets ter wereld hadden willen ruilen. Dat was toch zoo? -
(op ingehouden toon).
Dat 's nu voorbij! -
Dat komt terug, als we eerst maar weer 's met elkaar hebben gesproken. Zeg, Frans, wat vertrouwde je me niet alles toe. Niets kon gebeuren, of je sprak er mij over, zonder dat 'k ooit de minste moeite hoefde te doen om je vertrouwen te winnen. Wat was je goed, wat was je goed! - En dan die avonden (zich zacht fluisterend tot hem overbuigend) die heerlijke avonden - als je thuis kwam van je werk - en we in onze gezellige huiskamer zaten, met mijn stoel dicht bij de jouwe - en hand in hand - zoo tijden lang. - Dat bleef ook zoo - we hàdden elkaar lief - we kregen elkaar al meer en meer lief (pauze) maar toen - toen -
- werd 't me klaar, hoe afschuwelijk je mij bedrogen had. Toen was 't tusschen ons gedaan.
O, maar 't zal weer worden wat het vroeger was.
Ja, ja; 'k heb daar zoo'n vast vertrouwen op, dat 'k je niet loslaat, voordat je me gezegd hebt, dat je wrok tegen me zoo groot niet is.
| |
| |
Dan moet je ook alles zeggen wat in je omgaat.
Dat zal ik nìet. 'k Heb tot nu toe gezwegen uit eerbied voor de gelukkige dagen, die we samen hebben doorleefd, de liefde, waarmee we elkaar hebben liefgehad; ik zal ook verder zwijgen.
Dus je zwijgen heeft geen andere oorzaak.
Dan wil 'k duizendmaal liever dat je spreekt; je altijd zoo zwijgend en mokkend naast me te zien, dat kan 'k niet meer, dat kan 'k niet meer.
Je wìlt dus dat 'k spreek, wat de gevolgen ook zijn?
Ja; 'k wìl weten wat 'k aan je heb. Liever doòd, in eèns, dan zoo mijn verder leven op de folterbank.
Dan moest het tòch eindelijk daartoe komen. Ik heb dat niet gewild; maar jij - jij wilt het.
(met gesmoorde stem).
Ja!
Nu goed, dan zal 'k spreken. (na een pauze) Waarom 'k je niet meer liefheb, hoef 'k je niet te zeggen.
Nee, Frans. Ik weet - heel goed - wat daar - de oor-
| |
| |
zaak - van - is. Omdat 'k ontkende dat 'k aan die afschuwelijke ziekte leed, toen je mij er voor ons huwelijk naar vroeg.
Juist. Ik had daarvan gehoord - ik vroeg je naar de waarheid - en je bedroog me.
Verder; zeg me alles, wat voor je liefde in de plaats kwam, en hoè en waardoor dat gebeurde.
Wat voor die liefde in de plaats kwam? Eerst een angst, een vreeselijke angst, dat zoo'n toeval zich zou herhalen; overdag, als ik te vergeefs probeerde mijn werk te doen, en jij tegenover me zat, alsof je geen zedelijke misdaad op je geweten had; 's nachts, als jij rustig sliep, en ik rusteloos in mijn bed omwoelend lag te vervloeken wat me in jou was duidelijk geworden.
(zich meer en meer opwindend).
Zoo kwam die angst in me, die alles in me ondermijnende angst. En die werd grooter, nadat onze Annie geboren was, en ik aan de mogelijkheid dacht, dat zich ook bij haar vroeg of laat verschijnselen van epilepsie zouden gaan vertoonen. Zoo werd ik ziek van angst - èn wròk.
(op kunstmatig kalmen toon).
Er is nog iets dat 'k niet begrijp. Toen werd je ziek, maar toch niet zoo ziek, als je nu den laatsten tijd bent. Toen was je nog man van de wereld, ook tegenover mij, en ik merkte er niets van, dat je dien stillen wrok tegen me hadt. Eerst làter ben je zoo vreemd en stug geworden. Hoe kwam dat?
| |
| |
Dat was omdat mijn zelfbeheerschingskracht te kort schoot. Of moest dat soms niet eìndelijk!
Zoo werd 'k één klomp angst en wrok, met geen spoor van liefde voor jou meer in me. (steeds op heftiger toon). Maar zooals 'k nù ben, werd 'k eerst, toen ons kind jou slachtoffer werd, en jij met haar neerplofte, nadat 'k je wel duizendmaal gewaarschuwd had het kind niet op den arm te nemen - met Annie, voor haar val ons wonderkind, ons sterrekind, daarnà voor heel haar verder leven verminkt, ongelukkig gemaakt door joù, door joù!
Dat je mij ongelukkig hebt gemaakt, had 'k kunnen dragen; 'k zou de kracht hebben gevonden je dat op den duur te vergeven, als dat moest. Maar Annie's ongeluk vergeef 'k je noòit.
Je hebt me niets meer te zeggen. Je hadt onder die omstandigheden niet mogen trouwen. Door dat te doen werd je misdadig, je moeder er bij, die haar toestemming tot je huwelijk gaf, en zweeg als jij.
Mijn moeder? - die heeft geen schuld. Ze heeft me ge-
| |
| |
noeg gezegd, dat op zoo'n huwelijk geen zegen rusten kon, me gewaarschuwd je toch alles openhartig en eerlijk te bekennen. Maar zij was zwak, en ìk verwend. Zoo bad ik haar om niet te spreken. Toen gaf ze toe.
Daar ben jij maar te slechter om.
Zeker Frans, maar 'k zou je bepaald alles hebben gezegd, als 'k niet zoo bang was geweest dat je me bedanken zou.
Dat had je moeten wagen. Als ik in ons tè kort engagement maar iets van je ziekte had kunnen vermoeden, zou 'k liever mijn hand hebben afgekapt, dan haar in de jouwe te leggen en een kind in het leven te roepen tot niets dan tot haar ongeluk en vloek.
Daar had ik de kracht niet toe.
Daarom sta je nu voor de vreeselijke gevolgen. Je sprak van de folterbank, waarop je hadt moeten liggen, als 'k niet gesproken had.
Zie; op die folterbank heb je zelf je kind geworpen om het te doen krimpen van wee en pijn, haar leven lang.
(handenwringend).
O, God! - O, God! - maar ik ben toch de eenige schuldige niet. Jij hebt den laatsten tijd op haar gestel toch ook geen goeien invloed uitgeoefend; misschien zou zonder jou dat toeval niet eens gekomen zijn.
| |
| |
Zoo. Dat is dus je laatste houwvast: een allerlaaghartigst tegenverwijt.
(hartstochtelijk).
Nee, nee, zoo bedoel 'k het niet.
Maar je zegt het er niet te minder om.
In mijn wanhoop misschien.
Dat kan wel zijn, maar ik dien je er toch op te antwoorden. Was 'k niet gezond en sterk, toen 'k met je trouwde; een kerel van stavast, is 't niet?
Wat maakte me tot wat 'k nu ben (terwijl Adèle, schreiend, niet antwoordt). Antwoord, Adèle.
'k Dien duidelijk met jou te zijn. Wìe maakte me dus zoo; zeg, wìe? - Wìe ontstal me mijn levenslust, mijn werkkracht, mijn gezondheid, mijn verstand? -
| |
| |
En wie verergerde dus Annie's voorbeschikking tot die ziekte, waarvan jijzelf de kiem in haar hebt gelegd.
Als je dàt eindelijk begrijpt, dan voel je ook dat we niet naast elkaar kunnen blijven leven. Ik minacht je zooals je daar voor me staat.
Doe dat niet, Frans. - Tracht me weer lief te krijgen als vroeger, toe, Frans, toe, Frans! -
Dat kàn ik niet; ga daarom heen.
'k Kan nog veel goed maken van wat 'k misdreef.
Geef me dan mooi-Annie terug, mijn zonnekind; dat kun jij niet! - jij, jij, haar vloèk - haar -
(smartelijk; op luiden toon uitroepend).
Annie! - Annie! -
(zij stort half bewusteloos op de sofa neer, terwijl Van Darlen ontzet terugwijkt naar den achtergrond. Tegelijkertijd treedt Annie van rechts op, moeielijk loopend, zwaar steunend op haar kruk. Zij is in peignoir).
| |
| |
| |
Vijfde tooneel.
(dezelfde).
(zij hinkt naar Adèle, zonder haar vader, die op den achtergrond staat, te zien).
Lief moedertje - wat is er toch - maar - hoe ligt u daar zoo - (haar moeder eerst op de handen, daarna op het gezicht kussend) antwoord toch, moesjelief! -
(bijkomend; verschrikt).
Mooi Annie, jij hier? -
Ja moedertje. Ik werd op eens zoo bang, toen 'k wakker werd, en merkte dat u niet meer bij me was. Waarom liet u me zoo alleen? -
(met de hand over het voorhoofd strijkend; zich tevergeefs bezinnend)
Waarom? - O, ja, omdat 'k van je vader weten wou - (op eens woest overeind vliegend) waar is hij, Frans!
(Zij ziet verwilderd om zich heen. Op eens wordt Annie haar vader gewaar, die met wijd starende oogen het tooneel op den achtergrond heeft aangezien. Zij wijst hevig ontsteld in die richting, ploft daarna op den grond neer, de zij uit van haar kreupel been).
(woest op Annie toestuivend en bij haar neerknielend).
- Annie! - God! - (nadat hij de hand op haar hart heeft gelegd) Ze is - ze is dood!
(hij richt zich plotseling op, staart een oogenblik Adèle verwoed aan, en grijpt haar bij haar schouders).
Moordenares! - Moordenares!
|
|