De Nieuwe Gids. Jaargang 14(1898-1899)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Verzen van Frans Bastiaanse. I. Zomeravond. Wanneer de kleuren in de lucht verschieten Is 't scheem'ren vredig zonder 't licht der lamp, Zie: in de verte stijgt een blanke damp Uit kalme landen, onbewogen vlieten. Grazende koeien strijken met getamp Van koop'ren klokken langs gepluimde rieten En paarden, na den arbeid in den kamp Loopen nog laat een versch maal te genieten... Nu kan mijn ziel weer keeren in zich zelve En rustig wezen als dit vredig buiten- Uitzicht dat onbewust ter ruste gaat. De starren rijzen aan het luchtgewelf en Een nachtegaal begint al zacht te fluiten De lucht wordt killer... en het uur is laat. [pagina 182] [p. 182] II. Liedje. Ik zou niet graag Alleen vandaag Door hoven gaan van loveren schoone, Als ik niet kon De lucht, de zon En waar zij óp schijnt aan U toonen. Hoe licht de schijn Der zonne rein Langs 's werelds eeuw'ge kleurenweelde Maar wat zou mij Dit hooggetij Der schoonheid zijn, zoo gij 't niet deelde? Want úw gelaat In schoonheid gaat Der wereld schoon zóó zeer te boven Waar dat niet is Blijft droefenis Op 't blauw der lucht, op 't groen der hoven. [pagina 183] [p. 183] III. Grijs. Als 't Beeld eens Ridders op zijn sarkophaag De stof bewakend, waar zijn Ziel in stak Zijn blikken houdt gevestigd, eeuwig strak Naar 't Zwaard, dat aan zijn voeten ligt, omlaag: - Geen zonnestraal dier lippen starheid brak Tot glimlach open, maar ook geen geklaag Van stormen, die de kathedraal bij vlaag Na vlaag doen huilen fronst zijn voorhoofd-vlak - Zoo lag ik met gezonken oogleên stil, Dagen na dagen, onverschillig beeld, Mij vaag herinn'rend een vergaan Verleên, Ik ben niet blijde, ik ben niet droef, ik wil Alleen de Zonne-spin die mij verveelt Niet langer langs mijn oogleên voelen treên. [pagina 184] [p. 184] IV. Nacht. Donkre wateren drijven Langs goud-gele zoomen Donkre wateren zwijgend blijven Stil staan als in droomen. Witte zwanen zwemmen Langs d'ontblaârde lanen Gele en roode bladeren zwemmen Langs de witte zwanen... Donkre schuiten varen Alles duistert buiten Langs de zwanen door de blaren Varen donkre schuiten.. Zwarte wateren drijven Langs goud-gele zoomen Op de kant staan oude boomen Die daar altijd blijven. [pagina 185] [p. 185] V. Regen. Kille regen ruizelt stille Over 't bleekend zomer-loover, Morgen drijft de zomer over, Daar het Najaar nader-toog. Ik zou wel berustend willen Lichteloozen dag verduren Als uw hoofd maar enkele uren Zich tot mijnen schouder boog. Maar ik zag de nacht-getijen Veler jaren gaan en komen Zonder dat gij van mijn droomen Maakte uw leven deelgenoot; En ik hoor de regen schreien Door de twijgen, triestig liedje Bij dit menschelijk verdrietje Dat zoo klein is... en zoo groot. Vorige Volgende