De Nieuwe Gids. Jaargang 14(1898-1899)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Verzen door Jac. van Looy. Aan den Tiber. Gelijk aan een die traag slaapt in de zon En in zijn droom zich wendt en voor zich kleine Verwischte woorden zegt, zoo komt verschijnen De geelge Tiber in de vroegjaars-zon. Waar stram hij schuift, al zeulend van zijn bron Van bleeke scholven vol en weeë schijnen, Preevlen de woordjes mij op 't oude deinen Verhalen toe en die ik niet verzon.... Hoe zwaar de stilt' hier is. - Zie, wijd in 't licht Ter over-graskant van den droomgen prater Doemt 't blauwe tinnen op van 't Vatikaan. Maar in dees zon als zee al bouwing zwicht; - Troebelig babblend blijft de Tiber gaan; - Verparelt er als een gespeel in water. 1885. [pagina 15] [p. 15] Avond op het Forum Romanum. De Nacht is komend met een heir van droomen; Zij volgen meê met wijd-geopende oogen; Ver van het westen af kwam zij getogen, In 't vreemd blauw kleed met breede zwarte zoomen. Daar de verzoenlijke Avond lag in vrome Gepeinzen neêr, op haren arm gebogen, In licht opaal en klaar goud onvertogen, En zag nadenklijk naar 't verloren Rome.... Laag hoolt het al in schemering van duister; Nu gruwt de steen der monumenten-luister, Nu rijst de ziel der oude steding bloot. 't Gekeldert' leeft, 't verbrokkeld puin gaat grimmen; Miauwend gaan er om de wulpsche schimmen, Rumoerend nachtlijk door het Rome dood. 1885. [pagina 16] [p. 16] In den Trein. Zoo, wen 'n gedachte wolkt om 't hoofd van 'n wijze, De slapen spannen, 't voorhoofd krenkt in lijnen, Tot 't gansch verstrookt, is als doorploegd van pijnen, Weegt er de morgen-nevel om het grijze En steen-bezwaard gekruin van de Appenijnen. - En ik, ontzaglijkt, voel diep uit mij rijzen Week, als in 't lage land de misten deizen, De liefde tot het lage land, het mijne. Dáar, als het zweemt in een blauw kinder-oog, En heimlijk 't voortdroomt onder blonde haren Verzwerven nevelen op wei en duinen.... Ginds troont 't gebergt' nu in het openbare Der zon, en hooger, verder gaan de kruinen.... Wat is er klein, wat groot; wat laag, wat hoog? Juli '85. Vorige Volgende