Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2014
(2014)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| ||||||||||
Materiaal op maat?
| ||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||
vaardig 1, 2, 3 (2012), waarin leerders getraind worden voor het gedeelte schrijfvaardigheid van de Staatsexamens I en II. Aangezien deze kroniek slechts een keer per jaar verschijnt, leek het me van belang om bij mijn keuze een zo groot mogelijk spectrum aan taalniveaus te beslaan. Ik besluit daarom met een beginnersmethode ‘geschikt voor internationale studenten en expats’ (achterflap): Start.nl, deel 1 (2013). | ||||||||||
Schrijven op B2/ Lezen op B2/ Luisteren op B2:
| ||||||||||
OpzetOmdat de leerboeken ook bedoeld zijn als zelfstudiemateriaal bevatten ze geen docentenhandleiding; ze richten zich rechtstreeks tot de leerder. De opbouw is logisch en inzichtelijk en volgt doorgaans de inhoudelijke en formele criteria van het Staatsexamen II. Zo is Schrijven op B2 gestructureerd volgens de zes beoordelingscriteria van dit examen. Er wordt telkens een hoofdstuk gewijd aan: adequaatheid/begrijpelijkheid; grammaticale correctheid; spelling; samenhang; woordgebruik en opbouw. De boeken zijn helder geschreven en mooi vormgegeven; ze ogen aantrekkelijk. Naast de takenboeken bestaat het materiaal uit websites waar de leerder terecht kan voor de oplossingen en uitwerking van oefeningen, extra oefeningen, antwoordmodellen, extra materiaal (zoals lijsten met conjuncties en signaalwoorden), informatie over het examen en tips (handige websites, overzichten Nederlandse tijdschriften, speelfilms enzovoort). De website bij Luisteren op B2 bevat tevens alle luisterfragmenten en transcripten; op de site van Lezen op B2 vinden we alle leesteksten die horen bij het onderdeel ‘Selectief lezen’ en enkele audiofragmenten bij het onderdeel ‘Spelling’. | ||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||
Wat onmiddellijk opvalt: in deze leerboeken staat strategie centraal. In Schrijven op B2 vinden we op p. 7: ‘Strategie en oefening vormen [...] de basisprincipes van dit boek.’ Zo begint elk hoofdstuk met een paragraaf die de titel ‘OKE’ draagt (‘Onthouden - Keep it simple - Evalueren’). Daarin vindt de leerder praktische tips, geheugensteuntjes en een plan van aanpak. Bijvoorbeeld: ‘Onthoud welke doelen een tekst kan hebben en onderstreep in de opdracht wat het doel van de tekst is’ (p. 11). ‘Maak de zinnen niet te ingewikkeld en kijk of je woorden en woordgroepen uit de opdrachten kunt gebruiken’ (p. 38). ‘Passen de gebruikte woorden bij het soort tekst? Moet de tekst formeel of informeel zijn?’ (p. 101). In Luisteren op B2 is een hoofdstuk gewijd aan strategisch luisteren: het bepalen van luisterdoelen, het mobiliseren van voorkennis, het anticiperen op luisterteksten, het gebruiken van context, en het toepassen van woordraadstrategieën. In Lezen op B2 ten slotte wordt de leerder vertrouwd gemaakt met drie verschillende leesstrategieën: globaal, intensief en selectief. Bovendien komen in Luisteren op B2 en Lezen op B2 strategieën aan bod die de leerder helpen bij het beantwoorden van (meerkeuze)vragen en het afleggen van het Staatsexamen II. Alle drie de deeltjes bevatten op de binnenflap van het boek een stappenplan dat de leerder kan gebruiken op de dag van het examen. Denkend aan onze doelgroep vraag ik me af hoe zinvol en noodzakelijk deze focus op strategie is voor academisch geschoolde NVT-leerders. Het is immers bekend dat hogeropgeleide leerders, van wie men mag verwachten dat ze de nodige lees-, luister- en schrijfstrategieën in hun moedertaal beheersen, deze moedertaal inzetten bij ‘hogereordeprocessen’ (Bakker 2010, p. 317), zoals het structureren van een tekst. Mijn ervaring is dat goede T1-schrijvers/-lezers/-luisteraars doorgaans goede VT-schrijvers/-lezers/-luisteraars zijn. Opdrachten als ‘Onderstreep de belangrijkste woorden in de opgave’ (Luisteren op B2, p. 56) of tips als ‘In het woordenboek staan de werkwoorden altijd in de infinitiefvorm’ (Lezen op B2, p. 73) zijn in een academische context dan ook overbodig. Dat neemt niet weg dat de aandacht voor strategie ten dele ook voor universitair geschoolde leerders nuttig kan zijn. Zo kan het zeker geen kwaad om bijvoorbeeld nog eens stil te staan bij het belang van signaalwoorden in teksten - een onderwerp waaraan in alle drie de deeltjes vrij veel aandacht wordt besteed. | ||||||||||
OefeningenVolgens de auteurs van Schrijven op B2 zijn de oefeningen ‘afwisselend en intrigerend’ (p. 8), en dat klopt. Elk hoofdstuk bestaat uit drie soorten opdrachten: het aanvullen/schrijven van zinnen, het schrijven van een korte | ||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||
tekst en vervolgens van een middellange tekst. Binnen deze onderdelen gaan de oefeningen van receptie naar productie (bijvoorbeeld uitingen op begrijpelijkheid beoordelen, daarna zelf schrijven). De oefeningen zijn zeer gevarieerd en dat geldt ook voor de tekstsoorten: formele/informele mails of brieven, beschrijvingen van grafieken en tabellen, rapporten en verslagen. Een greep uit het aanbod: Schrijven op B2 bevat oefeningen als een aanmelding voor een cursus kickboksen, een sollicitatie bij een circus en een protestbrief voor een mogelijke bomenkap. Ook Lezen op B2 en Luisteren op B2 bieden aantrekkelijke oefeningen. Het gaat hierbij voornamelijk om (multiplechoice-) vragen bij recente authentieke lees- en luisterteksten die een veelheid beslaan aan de meest uiteenlopende onderwerpen en tekstsoorten. We vinden als leesteksten onder andere een krantenartikel over stadslandbouw, een brochure van een fitnessclub en een bijsluiter; als luisterteksten een interview met de beheerder van een datingsite, een informatieve tekst over Michelangelo en een radiogesprek over robots. Een voordeel van Luisteren op B2 is dat het, na het bespreken en oefenen van specifieke luisterstrategieën, vier lange luisterteksten met opdrachten aanbiedt waar de leerder alle geoefende deelvaardigheden nog eens in de praktijk kan toepassen. Dit mis ik in de twee andere delen waar, ondanks het grote aantal besproken onderwerpen, de inhoud per thema nogal mager uitvalt. Zo wordt in Lezen op B2 de vaardigheid intensief lezen en alles wat daarbij komt kijken (de betekenis van woorden [her]kennen, idioom en collocaties herkennen, verbanden tussen zinnen en alinea's herkennen enzovoort) geïllustreerd aan de hand van één enkele leestekst. De oefening is keurig verzorgd en mooi uitgewerkt, maar of deze ene opdracht voldoende is om een leerder de strategie intensief lezen bij te brengen? Hetzelfde geldt voor Schrijven op B2, dat in 140 bladzijden alle aspecten van schrijfvaardigheid aan de orde wil stellen, van de meest basale spellingsregels tot de opbouw van een tekst. Dat betekent dat ervoor elk onderdeel betrekkelijk weinig plaats overblijft. Zowel Schrijven op B2 als Lezen op B2 zouden dan ook gebaat zijn bij een uitbreiding van het aantal oefeningen - misschien op de website? Het geringe aantal oefeningen per onderwerp zal vooral een probleem vormen als de boeken als zelfstudiemateriaal gebruikt worden. Dit laatste lijkt me met name bij Schrijven op B2 lastig, want wie kijkt de open opdrachten na? Op de website staan mogelijke uitwerkingen van schrijfopdrachten, maar me dunkt dat een leerder toch ook behoefte heeft aan feedback op zijn eigen teksten? | ||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||
Tot besluitOndanks het feit dat academisch geschoolde leerders wellicht minder behoefte zullen hebben aan het trainen van specifieke lees-, luister- en schrijfstrategieën bevat deze serie een schat aan mooi oefenmateriaal en is daardoor een nuttige aanschaf voor elke extramurale vakgroep Nederlands. | ||||||||||
Schrijfvaardig (deel 1, 2 en 3)Een tweede serie examentrainers, uitsluitend gericht op schrijfvaardigheid, is Schrijfvaardig. Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen (2012) van de hand van Marilene Gathier, auteur van onder andere Beter Nederlands en Leerwoordenboek Nederlands. De leergang bestaat uit drie delen en brengt de leerder van A2 naar B2. Over de doelgroep schrijft de auteur in het voorwoord: ‘De methode is geschreven voor hoger opgeleide anderstaligen die Staatsexamen NT2 programma I of II willen doen of een vergelijkbaar schriftelijk niveau willen halen.’ Dat ze zich puur op schrijfvaardigheid richt, verklaart ze vanuit haar eigen lespraktijk: ze heeft gemerkt dat er in totaalmethodes die toewerken naar Staatsexamen I of II ‘aan schrijfvaardigheid niet gestructureerd genoeg gewerkt [wordt].’ Ook geeft ze aan dat veel van haar cursisten minder behoefte hebben aan training van mondelinge vaardigheden, omdat ze zich die op hun werk of door sociale contacten al eigen hebben gemaakt. Deze opmerking is een mooie illustratie van het verschil tussen NT2 en NVT: bij NVT-leerders loopt immers de schriftelijke vaardigheid meestal voor op de mondelinge. Ook in deze leergang wordt de zelfstandigheid van de leerder benadrukt: de boeken kunnen gebruikt worden als zelfstudiemateriaal. De auteur voegt er echter aan toe dat dit alleen mogelijk is als de leerder zijn schrijfproducten door iemand kan laten nakijken (deel 1, p. 10). Verder geeft ze aan dat de hele methode in één cursusjaar doorgewerkt kan worden, ervan uitgaande dat de leerder een dagdeel per week ter beschikking heeft. Het eerste deel (van A2 naar B1) en het derde deel (van B1 naar B2) zijn expliciet gericht op het trainen van grammaticale correctheid. Deel 2 (voor cursisten tussen A2 en B2) behandelt ‘alle aspecten van schrijfvaardigheid die niet onder grammatica vallen’ (voorwoord), zoals tekstopbouw en samenhang. Aangezien aan de delen 1 en 3 hetzelfde concept ten grondslag ligt, zal ik deze samen bespreken; daarna beschrijf ik deel 2. Bij de boeken horen methodesites waarvan ik de inhoud eveneens kort zal beschrijven. | ||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||
Schrijfvaardig 1/ Schrijfvaardig 3De opzet van deze deeltjes is vrij traditioneel, in die zin dat de opbouw van de leerstof volledig is ingegeven door grammatica, en niet vertrekt vanuit taalhandelingen - al komen die in de oefeningen wel aan bod. Per hoofdstuk worden ‘op klassieke wijze’ verschillende grammaticale onderwerpen behandeld, zoals het lidwoord, de ontkenning en het gebruik van het woordje ‘het’. Deel 3 is bedoeld als herhaling en uitbreiding van de leerstof van deel 1, en biedt daardoor ten dele dezelfde thema's aan. De keuze wordt helaas niet echt verantwoord: het gaat om ‘aspecten van grammaticale correctheid [...] die tot fouten in de schrijfvaardigheid [...] kunnen leiden’ (deel 1, p. 12). Elk hoofdstuk begint met activiteiten gericht op herkenning en bewustwording. Na enkele theoretische kaders met voorbeeldzinnen volgen oefeningen volgens het bekende stramien: van receptief naar productief en van gesloten naar open. Aan het eind van elk hoofdstuk vinden we enkele langere schrijfopdrachten, waarin het behandelde grammaticale thema centraal staat (bijvoorbeeld in het hoofdstukje over de ontkenning een mailtje aan een vriend/vriendin over een tegenvallende vakantie). De auteur raadt docenten aan om bij de correctie van de open opdrachten met correctiecodes te werken; daartoe bevindt zich vooraan in het boek een overzicht van mogelijke codes. Deel 3 bevat, naast het grammaticale gedeelte, een paar voorbeeldopdrachten van het Staatsexamen II en foutenanalyses. Verder komen enkele onderwerpen aan bod die gebaseerd zijn op de schrijfvaardigheidseisen van de commissie Meijerink (niveau 3F).Ga naar eind1. In deze hoofdstukjes wordt kort aandacht besteed aan de leesbaarheid van een tekst (goede lay-out, overzichtelijke structuur), briefconventies (indeling, register), het correct invullen van formulieren, het maken van aantekeningen en het schrijven van advertenties. Door de grote hoeveelheid theoretische kaders (grijs van kleur) ogen de leerboeken op het eerste gezicht nogal saai. Dat ze nogal wat klassieke, bijna oubollige oefeningen bevatten, zoals het aanvullen van schema's met vervoegingen, draagt ook niet bij aan de aantrekkelijkheid. Wie echter door de ogenschijnlijke saaiheid heen bijt, zal merken dat de leergang een grote variatie aan oefenvormen biedt. Met name de open, communicatieve oefeningen zullen voor schrijfplezier zorgen - bijvoorbeeld het opstellen van een fantasieverhaal over een onmogelijke liefde of het beantwoorden van sms'jes. De troef van deze leerboeken is het grote aantal oefeningen per onderwerp; dit stelt de leerder in staat om zich grondig te verdiepen in een bepaald grammaticaal fenomeen. Voor hogeropgeleiden, die bij het verwerven van | ||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||
een vreemde taal profiteren van expliciete grammaticale uitleg en inzicht in grammaticale structuren (zie onder andere het onderdeel ‘Grammatica’ van Folkert Kuiken in Bossers, Kuiken & Vermeer 2010), kan dit materiaal zeker zinvol zijn. | ||||||||||
Schrijfvaardig 2Net als in Schrijven op B2 is de inhoud van dit boek grotendeels gestructureerd volgens het beoordelingsschema van de staatsexamens. Het gaat hier eveneens om (onder andere) tekstadequaatheid of samenhang. Ook de opbouw binnen de hoofdstukken is gelijkaardig: van receptieve naar productieve en van korte naar middellange opdrachten. Geboden worden aantrekkelijke oefeningen zoals het schrijven van een bezwaarschrift tegen een bekeuring, een motivatiebrief voor een stageplaats, het geven van een mening over een mogelijk hoofddoekverbod. Toch is er een wezenlijk verschil met Schrijven op B2. Is in dit laatste boek strategie het sleutelwoord, zo staat in Schrijfvaardig 2 de vorm centraal. Hoewel ook in Schrijfvaardig 2 strategieën aan de orde komen (zo vinden we in het hoofdstukje ‘Tabellen, diagrammen, grafieken’ een stappenplan bij het bespreken van een grafiek) ligt de focus vooral op het formele aspect van geschreven teksten. Het leerboek bevat vrij veel theoretische input: tal van woordenlijsten met voorbeeldzinnen (bijvoorbeeld van werkwoorden met een vast voorzetsel), standaardzinnen voor een bepaalde tekstsoort (bijvoorbeeld ‘Uit deze grafiek kunnen we concluderen dat...’) en grammaticale informatie (bijvoorbeeld de zinsstructuur bij verbindingswoorden). Daardoor maakt het leerboek een wat drogere, maar meer academische indruk dan Schrijven op B2. | ||||||||||
MethodesitesInteressant is vooral het onderdeel ‘Oefenen met grammaticale termen’, te vinden op alle drie de websites. Hier worden zinsontleding en het benoemen van woordsoorten geoefend - al kun je je, gezien het zeer basale niveau van de opdrachten (bijvoorbeeld zoeken naar het lijdend voorwerp in de zin, het herkennen van passieve vormen) alweer afvragen of de academische leerder deze vaardigheid niet al beheerst. Verder vinden we beoordelingsschema's van de staatsexamens, enkele geluidsfragmenten bij de spellingsoefeningen, de sleutel bij de gesloten oefeningen uit de boeken en een digitale versie van deze oefeningen (met feedback). Het is jammer dat de sites precies dezelfde oefeningen bevatten als de boeken. Wat is hiervan de meerwaarde? | ||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||
Tot besluitSchrijfvaardig is een methode die, met name door de grammaticale opbouw, expliciet bedoeld is voor hogeropgeleide leerders. Aangezien delen 1 en 3 zich niet specifiek op het examen richten en deel 2 vooral op theorie focust, kan de leergang zeker ook voor NVT-leerders nuttig zijn - al is dat afhankelijk van het programma en het type leerder. Vormgerichte studenten zullen van deze serie smullen, communicatiegerichte leerders komen hier wat minder aan hun trekken. | ||||||||||
Start.nl, deel 1Start.nl, deel 1, Dutch for beginners, ontwikkeld door Welmoed Hoogvorst en Katja Verbruggen (medeauteur van onder andere In de startblokken en Op naar de eindstreep) is volgens de docentenhandleiding: [E]en thematisch-cursorische leergang voor hoogopgeleide anderstaligen ([uitwisselings]studenten, expats) die in een korte tijd op een leuke, interactieve manier kennis willen maken met de basis van het Nederlands (van o naar A1) (p. 5). Dit wervende tekstje maakt nieuwsgierig. Er zijn de afgelopen jaren heel wat leermiddelen voor deze doelgroep ontwikkeld (onder andere De opmaat, Nederlands in gang); heeft Start.nl iets nieuws te bieden? De leergang bestaat uit een tekstboek (vergezeld van een cd met de luisterfragmenten uit het tekstboek) en een website - allebei smaakvol maar sober vormgegeven. De methode brengt de leerder naar het niveau A1; deel 2 (tot A2) is in het voorjaar van 2014 verschenen. Zoals de titel van de methode al doet vermoeden, speelt de digitale component in deze leergang een belangrijke rol. In de docentenhandleiding staat: ‘Het tekstboek moet gezien worden als een boek bij de website en niet andersom’ (p. 3). Hoewel de leergang gebruikt dient te worden in een lessituatie (het gaat immers om het trainen van de vier vaardigheden), is de aanpak, net als in de twee andere besproken leergangen, duidelijk leerdergericht. Als methodisch-didactische achtergrond noemen de auteurs de constructivistische methode - een benadering waarbij de leerder zelf het leerproces stuurt en middels interactie met een complexe leeromgeving voor hem relevante betekenis construeert (zie onder andere Ellis 2008). Vanwege het zelfstudieaspect werd voor de website het Engels als instructietaal gekozen; in het tekstboek daarentegen is de instructietaal grotendeels Nederlands. | ||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||
Hoe werkt nu deze methode in de praktijk? Het is de bedoeling dat de cursisten vóór de les het onderdeel voorbereiding (‘preparation’) op de website doornemen, waarbij de cursist zelf een selectie maakt uit het materiaal. Dit bestaat voornamelijk uit een animatiefilmpje (een dialoogje) waar de leerder enkele keren naar kijkt en telkens een opdracht bij uitvoert; ook komen in dit onderdeel grammatica en woordenschat aan de orde, wat getoetst wordt met enkele oefeningen (met feedback). Na de voorbereidingsfase volgt de klassikale les aan de hand van het tekstboek, waarin, naast extra grammatica en enige culturele informatie over Nederland, vooral interactieve spreek- en schrijfoefeningen aangeboden worden. Het is de bedoeling dat na de les weer zelfstandig wordt geoefend, via het onderdeel ‘exercises’ op de site. Tot slot kan de leerder een toets afleggen, eveneens op de website. De leergang bestaat uit tien hoofdstukken; deze zijn thematisch georiënteerd. Er is gekozen voor thema's ‘waarvan we verwachten dat ze aansluiten bij de leefwereld en het opleidingsniveau van de cursisten’ (docentenhandleiding, p. 5). In feite zijn het de klassieke beginnersthema's, bijvoorbeeld: Hoe heet je? (zich voorstellen); Wie is dat? (familie); Wat doe je? (dagelijkse dingen). Wel spelen de dialoogjes zich duidelijk af in het studentenmilieu - voor onze doelgroep een aardig gegeven. Per hoofdstuk worden ongeveer tachtig à negentig nieuwe woorden aangeboden, voor het niveau A1 een passend aantal. Het tekstboek bevat een woordenlijst aan het eind van elk hoofdstuk, met Engelse vertaling; op de website vinden we een uitgebreide woordenlijst met voorbeeldzinnen. De gebruiker van Start.nl krijgt van bij het begin veel stimulans tot productie. Dit geldt in de eerste plaats voor de lessituatie: in het tekstboek vinden we een grote variatie aan speelse partneroefeningen; verder wordt er aandacht besteed aan uitspraak. Interessant is dat enkele oefeningen op de website eveneens tot spreken uitnodigen. Zo bestaat een van de opdrachten bij het animatiefilmpje uit het meespreken van een rol uit het dialoogje. Ook de ‘exercises’ bevatten uitspraakoefeningen en rollenspellen, waarbij de leerder op basis van gegeven informatie een gesprekje voert met een animatiefiguurtje. Afgezien van deze rollenspellen zijn de oefeningen op de website overigens erg klassiek (bijvoorbeeld rijtjes met vervoegingen vervolledigen) en qua oefenvormen weinig gevarieerd. Alles bij elkaar biedt Start.nl inderdaad een frisse vorm van viervaardighedentraining, waarbij het nieuwe vooral in de manier zit waarop de leerstof aangeboden wordt. Het feit dat de leerder zich naar eigen goeddunken kan voorbereiden op de les, verleent hem een hoge mate van zelfstandigheid en heeft als voordeel dat er in de les zelf veel aandacht besteed kan worden aan | ||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||
(mondelinge) interactie. De methode lijkt me dan ook zeer geschikt voor een cursus met weinig contacturen. De leergang mikt op een intramuraal publiek, maar kan ook heel goed buiten de muren gebruikt worden. De setting van de dialoogjes (studentenmilieu) is voor neerlandici extra muros in spe een bijkomend voordeel. | ||||||||||
Besproken werken
| ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||
| ||||||||||
Over de auteurNele Rampart studeerde Germaanse Talen (Nederlands-Duits) in Antwerpen. Momenteel is ze werkzaam als docente taalverwerving aan de afdeling Nederlands van de Universität Wien. Van 1999-2006 leidde ze de vakgroep Nederlands in Brno (Tsjechië) waar ze, naast haar werk als docente, betrokken was bij de ontwikkeling van curricula en leermiddelen. nele.rampart@univie.ac.at |
|