Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||
Wilken Engelbrecht (Univerzita Palackého, Olomouc)
| |||||||||||||||||||||||||
Geschriften over de neerlandistiekVóór 1945 zijn er vrijwel geen teksten die de historiografie van de neerlandistiek in dit gebied behandelen. De eerste teksten die indirect de neerlandistiek betreffen, zijn teksten over het leven van Hoffmann von Fallersleben, voorts Brouwer (1942) over Theodor Siebs en een felicitatie ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van František Kalda (Schwanzer 1957). Afgezien van de tekst over Siebs betreffen deze teksten slechts zijdelings de neerlandistiek. In 1967 werd onder de redactie van Walter Thys en Jacobus M. Jalink voor het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||
eerst een alomvattend overzicht samengesteld van alle vakgroepen en lectoraten neerlandistiek in het buitenland, voor zover bekend. In deze uitgave werden er voor het eerst overzichten gegeven van de neerlandistiek in Polen (Morciniec 1967) en van die in het toenmalige Tsjecho-Slowakije (Kalda 1967). Beide auteurs zullen we hierna nog tegenkomen. Tot een vorm van historiografie van de neerlandistiek in het hier beschreven gebied zou het pas komen met de regelmatige verslagen van Stanislaw Prędota die het op zich nam om in Neerlandica Wratislaviensia niet alleen grondige overzichten op te nemen van alle in het Pools vertaalde Nederlandstalige literaire werken, maar vanaf 1976 tevens regelmatig aandacht besteedde aan de neerlandistiek als in Polen beoefende discipline. Voor Tsjechië en Slowakije wijdde Olga Krijtová wel verschillende artikelen aan de situatie op het gebied van de receptie van Nederlandstalige literatuur in Tsjechische vertaling, maar over de discipline werd nauwelijks iets vermeld tot Růžičková (1994) en Engelbrecht (1994) onafhankelijk van elkaar de situatie aan de Karelsuniversiteit in Praag en de aarzelend weer herlevende neerlandistiek in Bratislava en Olomouc beschreven. De voornaamste historiografen van de moderne (en oudere) neerlandistiek in hun gebieden blijven Prędota en later ook Stefan Kiedroń voor Polen, en Engelbrecht voor Tsjechië en Slowakije. Daarnaast zijn we voor de informatie vooral aangewezen op in memoriams - Kiedroń (2007; voor Zofia Klimaszewska), Klimaszewska & Wilmots (2005; voor Jan Czochralski), Mareček & Rampart (2002; voor Josef Skopal), Nosek (1984; voor Bohumil Trnka), Prędota (1993b; voor Dorota Morciniec) en Terray (1969; voor František Kalda).Ga naar eind2 Voor Polen is vooral de neerlandistiek in Wrocław goed gedocumenteerd (laatstelijk Kiedroń 2008), maar een alomvattend artikel over de neerlandistiek in heel Polen is voor het laatst uitgekomen met Mackowiak (1991). Voor Tsjechië en Slowakije werden er binnen de serie Neerlandica van de Palacký Universiteit van Olomouc tweemaal collecties metateksten over de neerlandistiek uitgegeven: de eerste, 50 jaar neerlandistiek in Moravië, in 1999 (tweede druk Decloedt et al. 2000). De tweede keer gebeurde dit in 2008 (Engelbrecht et al. 2008), ditmaal met vrij complete historische overzichten van alle vakgroepen, met uitzondering van het vrij onlangs opgerichte lectoraat in het Slowaakse Ružomberok. Waardeoordelen worden er in geen van de genoemde publicaties gegeven.
In het onderzochte gebied zijn er nauwelijks inhoudelijke debatten gevoerd over de neerlandistiek. Elke universiteit heeft haar eigen curriculum samengesteld dat meestal sterk is beïnvloed door de bestaande curricula van de vakgroepen germanistiek of anglistiek, waaruit de respectieve instellingen neerlandistiek zijn voortgekomen. Zo er al inhoudelijke debatten hebben plaatsgevonden, is dit gebeurd in wetenschappelijke raden van de eigen universiteiten en in de nationale accreditatiecommissies. Die debatten zijn, voor zover ze al op schrift zijn gesteld, niet openbaar toegankelijk. De openbaar toegankelijke verslagen van dergelijke commissies behelzen uitsluitend puntsgewijs en beknopt aangegeven besluiten. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||
Onder verwijzing naar de genoemde publicaties schetst dit artikel derhalve vrijwel voor het eerst de geschiedenis van de Poolse, Slowaakse en Tsjechische neerlandistiek van het negentiende-eeuwse begin tot aan 2008. | |||||||||||||||||||||||||
August Hoffmann von Fallersleben, de pionierGa naar eind3Afhankelijk van hoe er wordt geteld, gaat de neerlandistische traditie in het hier besproken gebied honderdvijfentachtig of bijna negentig jaar terug, afhankelijk van of we met de benoeming van Hoffmann von Fallersleben beginnen (1835) of met die van Kalda (1921). In het eerste geval beginnen we met het moment (1823) dat de op 2 april 1798 in FallerslebenGa naar eind4 geboren germanist en dichter August Hoffmann von Fallersleben (1798-1874) in Wrocław custos werd van de Universiteitsbibliotheek van Schlesische Friedrich-Wilhelms-Universität Breslau.Ga naar eind5 Daar stootte hij onder andere op oudere Nederlandstalige literatuur, waarvoor hij al vanaf 1818 een passie had ontwikkeld. Met name de middelnederlandse literatuur had zijn oprechte interesse. Hoffmann von Fallersleben correspondeerde met Nederlandse, Vlaamse en Duitse geleerden, reisde meermalen naar Nederland en verwierf zo al spoedig zo'n bekendheid als onderzoeker, dat de Leidse universiteit hem in 1823 een eredoctoraat toekende voor zijn verdiensten voor de Nederlandse literatuur. Mede dankzij deze verdiensten als ‘medioneerlandicus’ werd Hoffmann von Fallersleben in 1830 benoemd tot buitengewoon hoogleraar germanistiek te Wrocław. In deze functie begon hij in datzelfde jaar een serie Horae Belgicae (Nederlandse Uren) uit te geven, die uiteindelijk twaalf delen zou tellen. Tot 1838 kwamen er in Wrocław zes delen uit met onder andere alle Abele Spelen en Sotternieën. Het laatste deel kwam uit in 1862. In 1835 legde Hoffmann von Fallersleben zijn habilitatie voor op het thema Caerl ende Elegast. De habilitatie was succesvol en Hoffmann von Fallers-leben werd benoemd tot gewoon hoogleraar germanistiek, een functie die hij tot 1842 zou bekleden, toen hij om politieke redenen uit deze functie werd ontheven. Hij stierf op 19 januari 1874 in Corvey. Wegens zijn bijzondere interesse voor middelnederlandse literatuur wordt hij als de grondlegger van de Nederlandse filologie in Duitsland, waar Wrocław destijds toe behoorde, gezien.Ga naar eind6 | |||||||||||||||||||||||||
Theodor Siebs, de eerste frisistGa naar eind7Theodor Siebs (1862-1941) werd op 26 augustus 1862 geboren in Bremen en studeerde in Tübingen en Leipzig. Als afstammeling van Oostfriese geslachten trok zijn belangstelling naar het Fries en hij verdedigde zijn proefschrift Der Vokalismus der Stammsilben in der altfriesischen Sprache te Leipzig (1885). Na zijn habilitatie in 1889 werd Siebs in 1890 hoogleraar in Greifswald. In 1894 werd hij tevens buitengewoon hoogleraar in Wrocław, waar hij in 1902 werd aangesteld als gewoon hoogleraar. Siebs verwierf zich een naam als frisist. Hij bereisde alle delen van het Friese taalgebied, spoorde aan tot het opnemen op grammofoonplaat van Friessprekenden en schreef een Geschichte der friesischen Sprache (1892) en een Geschichte der friesischen Literatur (1893, 2de herziene editie 1902) die beide nog steeds tot de standaardwerken op dit gebied behoren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||
Hij bleef tot zijn emeritaat in 1927 hoogleraar te Wrocław, maar bleef er ook nadien actief tot zijn dood op 28 mei 1941. Siebs werd in 1928 opgevolgd door zijn leerling Walther Steller (1895-1971) die in 1919 bij hem promoveerde en in 1922 habiliteerde op Das altwestfriesische Schulzenrecht. Steller verliet Wrocław in 1937 om hoogleraar frisistiek in Keulen te worden. Wegens zijn verdiensten als frisist werd hij in 1939 lid van de Fryske Akademy. Omdat hij al vanaf 1933 actief lid was van de nsdap moest Steller na de Duitse nederlaag zijn hoogleraarspost opgeven. Hij mocht echter in 1947 na de denazificatie terugkeren als docent Fries, welke functie hij bekleedde tot zijn pensionering in 1962. Hij stierf in 1971 in Keulen. | |||||||||||||||||||||||||
František Kalda, grondlegger van de Tsjecho-Slowaakse neerlandistiekGa naar eind8De sectie neerlandistiek bij de Karelsuniversiteit van Praag is na die van Wrocław de oudste nog bestaande Centraal-Europese vakgroep. Deze werd opgericht door de domineeszoon František Kalda (1884-1969), op 11 januari 1884 geboren in het Centraal-Boheemse stadje Velím. Kalda studeerde in Praag klassieke filologie en germanistiek en is vermoedelijk via de protestantse contacten van zijn vader in aanraking gekomen met het Nederlands.Ga naar eind9 Ruim negentig jaar geleden kwam Kalda's eerste wetenschappelijke publicatie uit. Kalda (1914) was een recensie van Van Helten (1912/1913). Sindsdien hield hij zich tot zijn dood actief met het Nederlands bezig. In 1916 kreeg hij een aanstelling als lector Duits te Praag bij het Polytechnický ústav (Polytechnisch Instituut, na 1920 České vysoké učení technické, Tsjechische Hogeschool voor Technische Wetenschappen). In 1918 kwam daar een lectoraat Nederlands bij en dat moment is het historische begin van de neerlandistiek in Tsjechië en tevens het moment, vanaf wanneer in het onderzochte gebied onafgebroken Nederlands op wetenschappelijke wijze wordt bestudeerd. Dezelfde functies had Kalda na 1929 ook bij de Vysoká škola obchodní (Hogere Handelshogeschool).Ga naar eind10 Op aanmoediging van zijn vroegere docent Josef Janko (1869-1947) wijdde Kalda in 1921 zijn habilitatiegeschriftGa naar eind11 aan het Nederlands. Vervolgens werd hij als privaatdocent Nederlands aangesteld bij de vakgroep voor germanistiek van de Karelsuniversiteit. Het officiële begin van de Praagse neerlandistiek gaat dus terug tot 1921. Omdat Kalda in 1927 de post van gewoon hoogleraar germanistiek accepteerde bij de in 1921 opgerichte Faculteit Letteren van de Comenius-Universiteit te Bratislava, is hij tevens de stichter geworden van de neerlandistiek in Slowakije. Kalda was buitengewoon actief als taalkundige. Sinds 1919 was hij de eerste officiële, beëdigde tolk-vertaler Nederlands in Tsjecho-Slowakije. Hij publiceerde regelmatig artikelen in vooraanstaande Tsjechische en Slowaakse tijdschriften en recenseerde linguïstische publicaties die in Nederland verschenen. Tot 1936 continueerde Kalda ook zijn aanstelling als lector Nederlands bij de Technische Hogeschool van Praag en tot 1938, toen de politieke situatie hem zijn dubbelrol onmogelijk maakte, ook bij de Karelsuniversiteit. Op 29 september 1938 werden bij het zogenaamde Münchener Abkommen overwegend Duitstalige en Hongaarstalige gebieden van Tsjecho-Slowakije afge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||
nomen en gevoegd bij het Duitse Rijk en Hongarije. Op 14 maart 1939 riepen de Slowaken onder druk van Hitler een zelfstandige staat uit en op 15 maart bezette Duitsland ‘ter bescherming’ het resterende deel van Tsjechië, waar het Protektorat Böhmen und Mähren werd gevormd. Tsjechische staatsburgers moesten hun functies in Slowakije opgeven. Voor personen die wegens hun specialisme of specifieke vaardigheden onmisbaar waren, werd echter een uitzondering gemaakt. Kalda was zo'n uitzondering, waarbij zeker ook zal hebben meegespeeld dat hij in 1933/1934 decaan en in 1934/1935 vice-decaan van de Faculteit Letteren in Bratislava was geweest.Ga naar eind12 De laatste functie vervulde hij overigens ook in 1939/1940, het eerste jaar van de zogeheten Slowaakse Staat. Na zijn pensionering in 1959 keerde Kalda naar Praag terug. Hij nam als emeritus zijn functie bij de Karelsuniversiteit weer op en gaf tot aan zijn dood colleges Nederlandse taal bij de vakgroep neerlandistiek. Hij overleed op 7 mei 1969 te Praag. | |||||||||||||||||||||||||
Bohumil Trnka en de opvolging van Kalda in PraagIn zijn in 1966 geschreven verslag van de geschiedenis van de neerlandistiek in Tsjechoslowakije (Kalda 1967) gaf Kalda aan dat hij door drie belangrijke Praagse hoogleraren was geïnspireerd. Deze drie professoren waren de germanist en scandinavist Arnošt Kraus, de reeds genoemde germanist en linguïst Josef Janko en ten slotte de indoloog en kenner van Baltische talen Josef Zubatý. Zubatý was in 1919/1920 een van de eerste rectoren van de Karelsuniversiteit in de nieuwe staat, maar Kraus en Janko waren voor de ontwikkeling van de Tsjechische academische neerlandistiek van het meeste belang. Na Kalda's vertrek naar Slowakije nam Janko zijn regelmatige recensies van Nederlandstalige publicaties in het wetenschappelijke tijdschrift Časopis pro moderní filologii a literatury over. Kraus was in het jaar dat hij met emeritaat ging (1930) de stichter van het Ústav skandinavský a nizozemský (Scandinavisch en Nederlands Instituut) dat tot 1938 onder zijn leiding functioneerde. Het instituut richtte zich vooral op linguïstisch onderzoek.Ga naar eind13 Zubatý inspireerde als foneticus een van zijn studenten, de latere hoogleraar Bohumil Trnka (1895-1984).Ga naar eind14 Trnka werd op 3 juni 1895 geboren in het Oost-Boheemse dorpje Kletečná. Hij studeerde tijdens de Eerste Wereldoorlog te Praag Germaanse Filologie en Tsjechisch en verdedigde in 1920 zijn dissertatie. Na zijn habilitatie in 1925 werd hij aangesteld tot hoogleraar Engels. Trnka richtte in hetzelfde jaar samen met een andere leermeester van Kalda, de anglist Vilém Mathesius, de beroemde Praagse Linguïstische Kring op die aan de basis stond van de structuralistische grammatica. Trnka's rol voor de Tsjechische neerlandistiek is vooral gelegen in het feit dat hij samen met de Nederlandse gymnasiumleraar G.J. Guittart in 1939 het eerste Tsjechische leerboek Nederlands uitgaf en dat hij twee studenten had die samen aan de basis van de huidige vakgroep voor neerlandistiek te Praag stonden: Přemysl Janota (1926-2008) en Olga Krijtová geb. Fuchsová (*1931). Toen Kalda in 1938 zijn dubbelrol in Praag als gevolg van de opdeling van Tsjecho-Slowakije moest opgeven, nam de Nederlander J.W. Weevers (1911- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||
1961) zijn functie als lector over en doceerde er Nederlands tot aan de sluiting van de Karels-universiteit door de Duitse bezetter op 18 november 1939.Ga naar eind15 Na de sluiting van de universiteit ging Weevers terug naar Nederland, vervulde in 1939/1940 zijn dienstplicht en dook na de demobilisatie van mei 1940 onder. Na de oorlog promoveerde hij in Leiden bij prof. Pieter N. van Eyck op een proefschrift over de schrijver Jan Frederik Oltmans en was in de jaren 1946-1948 docent Nederlands in Melbourne. Op 23 mei 1961 kwam hij bij een verkeersongeval nabij Leiden om het leven. | |||||||||||||||||||||||||
Een nieuw begin na de Tweede WereldoorlogVoor de Tweede Wereldoorlog waren er in het hier onderzochte gebied dus drie centra neerlandistiek: een Duitstalig centrum in Wroclaw, een Tsjechisch centrum in Praag en een Slowaaks centrum in Bratislava. In alle drie de centra was het Nederlands een bijvak van germanistiek. Tijdens De Tweede Wereldoorlog was Bratislava de enige plek in Centraal-Europa buiten Duitsland waar (bij Kalda) Nederlands kon worden gestudeerd. Na De Tweede Wereldoorlog veranderde de situatie. De tot dan toe Duitstalige stad Breslau werd met het vertrek van het merendeel van de Duitstalige bevolking een Poolse stad. De Duitstalige universiteit werd opgeheven en de gebouwen werden overgedragen aan de nu Poolse Uniwersytet Wrocławski (Universiteit van Wrocław). Te Praag werd in 1945 de Karelsuniversiteit heropend net als de Masarykova universita v Brně (Masarykuniversiteit in Brno).Ga naar eind16 In Olomouc werd de eveneens weer heropende zelfstandige academische Theologische Faculteit per 21 februari 1946 uitgebreid met de in 1860 opgeheven faculteiten van de oude K.K. Franzens-Universität Olmütz en omgedoopt in Universita Palackého v Olomouci. Bij de Tsjecho-Slowaakse centra werd het onderricht Nederlands vrijwel direct na de oorlog gestart. In Praag werden de colleges vanaf september 1945 gegeven door de Nederlandse lectrice en vertaalster drs. M.J. Vorrink, over wie niets naders bekend is, behalve dat zij na de communistische putsch van 25 februari 1948 het land moest verlaten.Ga naar eind17 In Bratislava ging het onderwijs ononderbroken door tot aan Kalda's emeritaat in 1959. Bij de beide Moravische universiteiten te Brno en Olomouc werden in september 1947 lectoraten Nederlands opgericht. In Wrocław werd in 1960 een lectoraat Nederlands opgericht, waarmee een begin werd gemaakt met de Poolse neerlandistiek. | |||||||||||||||||||||||||
Přemysl Janota en Olga Krijtová: of Praag op weg naar een echte vakgroepOndanks alle politieke ontwikkelingen kan de situatie bij de Karelsuniversiteit te Praag vanuit neerlandistisch oogpunt worden beschouwd als de meest stabiele in het gebied. Aan deze universiteit wordt-behalve tijdens de Tweede Wereldoorlog toen de universiteit was gesloten - sinds 1921 tot op verheden zonder onderbreking Nederlands gedoceerd. Was het Nederlands voor de Tweede Wereldoorlog nog een privaatdocentschap van Kalda en bijvak binnen germanistiek en anglistiek, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||
na de Tweede Wereldoorlog veranderde dit rap. In de tweede helft van 1948 werden de colleges Nederlands overgenomen door Přemysl Janota (1926-2008).Ga naar eind18 Janota had bij de Karelsuniversiteit algemene taalwetenschap, fonetiek, Engels en wijsbegeerte gestudeerd. Nog als student was hij vlak na de Tweede Wereldoorlog lid van een groep Tsjechische studenten die noodhulp verleenden in het in 1944 door de Duitse bezetter onder water gezette Walcheren. Aansluitend studeerde hij in Amsterdam fonetiek bij Louise Kaiser, internationaal erkend als een van de belangrijkste experimentele fonetici. Na terugkomst promoveerde hij in 1950 te Praag op een proefschrift over spraakherkenning (Janota 1950). In dit verband construeerde Janota een spraakdynamiek-indicator, een apparaat dat sindsdien in veel fonetische laboratoria wordt gebruikt. Kaiser droeg hem na haar emeritaat in 1958 als opvolger voor, wat Janota om politieke redenen pas veel later te horen kreeg. Hij was lange tijd vicepresident van de International Society of Phonetic Sciences - en nam bij de Praagse neerlandistiek de taalkunde voor zijn rekening. Hij overleed na een lang, werkzaam en academisch zeer vruchtbaar leven op 24 september 2008 te Praag. Direct na de Tweede Wereldoorlog gaven in Praag ook de historicus Josef Polišenský en, vanaf 1959, Kalda college. Van Polišenskýs omvangrijke oeuvre zijn drieëntwintig publicaties gewijd aan de geschiedenis van de Nederlanden, waarbij het accent ligt op de rol van de Republiek in de Dertigjarige Oorlog. Vooral zijn laatste publicatie (Polišenský 1991) was van belang voor de Tsjechische beeldvorming van de Nederlandse geschiedenis. De laatste stap op weg naar een volwaardige academische status van het Praagse lectoraat werd gezet toen Olga Fuchsová (*1931) in 1955 een aanstelling kreeg bij de Karelsuniversiteit. Zij was op 31 maart 1931 geboren te Hradec Kráalové en opgegroeid in het door Nederlanders gestichte stadje Nymburk. In de jaren 1950-1955 had zij Engels en Nederlands gestudeerd bij Trnka en zij promoveerde in 1955 op Het heden en verleden in het werk van Theun de Vries. In 1956 trouwde zij met de Nederlandse documentarist Hans Krijt.Ga naar eind19 Onder haar huwelijksnaam Olga Krijtová werd zij een van de allerbekendste Centraal-Europese neerlandici, zowel vanwege haar werk als literair historica, als vanwege haar ruim negentig vertalingen van Nederlandstalige literatuur in het Tsjechisch, waarvoor zij diverse keren werd onderscheiden.Ga naar eind20 In de jaren na 1959 doceerde Krijtová samen met Kalda, die na zijn emeritaat in Bratislava was teruggekeerd naar Praag. In de jaren zestig werd de rol van Janota steeds belangrijker. Samen wisten Janota en Krijtová in 1968 het punt te bereiken dat de neerlandistiek een echte vakgroep werd binnen de germanistiek en dat het vak Nederlands als volwaardige vijfjarige masterstudie werd erkend. Typerend voor de situatie van destijds is, dat er tot aan de zogenoemde Fluwelen Revolutie van 17 november 1989 steeds om de vier à vijf jaar een jaargang studenten werd opgenomen, iets wat overigens op sommige plekken in Centraal-Europa nog steeds gebruikelijk is. Onder Krijtová en Janota lag het zwaartepunt op vertaalkunde, literatuur en fonetiek. We komen later nog op deze oude vakgroep terug. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||
Het begin van de neerlandistiek in BrnoGa naar eind21Hoewel het lectoraat Nederlands te Brno pas in 1947 werd opgericht, is de belangstelling voor het Nederlands als taal bij de Brno'se germanistiek al van eerdere datum. De eerste wetenschapper die zich er ook met het Nederlands bezighield, was Antonín Beer (1881-1950). Op 8 mei 1885 in het Zuid-Boheemse stadje Třeboň (Wittingau) geboren, was deze germanist en taalkundige in 1920 hoogleraar germanistiek geworden bij de in 1919 nieuw gestichte Masarykova univerzita te Brno. Deze functie bekleedde hij - afgezien van de periode 1939-1945 toen de universiteit door de Duitse bezeer was gesloten - tot aan zijn dood op 9 maart 1950. Hij was in 1928/1929 decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Masarykuniversiteit. Beers interesse voor het Nederlands kwam voort uit zijn onderzoek op het terrein van de historische morfologie en lexicologie.Ga naar eind22 De tweede belangrijke Brno'se germanist die zich ook met het Nederlands bezig hield, was de mediëvist Leopold Zatočil (1905-1991). Zijn interesse voor het Nederlands kwam op via de scandinavistiek en oudere Duitse letterkunde. Toen in 1947 de jonge Nederlandse germaniste Erika Montijn (*1912) trouwde met een jonge Tsjech en in Brno ging wonen, meldde zij zich bij het instituutshoofd Beer om haar studie Duits af te kunnen maken. Beer stelde haar voor om colleges Nederlands te gaan geven. Zatočil begon zich daardoor ook actiever voor het Nederlands te interesseren en reisde tussen 1950 en 1953 zelfs regelmatig naar Praag om daar colleges middelnederlandse letterkunde te geven. Toen Zatočil na Beers dood instituutshoofd werd, bewerkstelligde hij een statusverhoging van het vak tot een volwaardige afstudeerrichting. Helaas bleef het bij één enkele lichting studenten en na 1955 werd het Nederlands weer een simpel lectoraat. In 1967 bracht de germanist Zdeněk Masařík, later hoofd van de vakgroep germanistiek, met een Humboldtbeurs een jaar in Groningen door. Na terugkeer diende hij een subsidieaanvraag bij het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in. Zo kon vanaf 1969 gestaag een serieuze Nederlandse handbibliotheek worden opgebouwd. In datzelfde jaar ging Erika Solaová-Montijn met pensioen en nam Josef Skopal (1916-2001)Ga naar eind23 in Brno de neerlandistiekfakkel over. Skopal was voor de oorlog in Brno germanistiek en geschiedenis gaan studeren en had daar interesse gekregen voor de Nederlandse geschiedenis. In 1939 kreeg hij een studiebeurs voor een jaar studie historiografie te Leiden. Na de bezetting van Tsjecho-Slowakije door de Duitsers werkte hij als arbeider bij de Bat'a schoenenfabrieken in Eindhoven, waar hij onder meer Tsjechische les gaf aan kinderen van het Tsjechische personeel. In 1946 keerde hij terug naar Brno, waar hij beëdigd tolk-vertaler Duits en Nederlands was en daarnaast ook als lector cursussen in beide talen aan de universiteit gaf. Hij bleef tot 1999 actief als docent. | |||||||||||||||||||||||||
Aimé van Santen, een Kafkaëske situatieGa naar eind24Zoals hierboven geschreven werd in Olomouc op 21 februari 1946 bij decreet de oudste Moravische universiteit hersteld. Het merendeel van de eerste hoogle- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||
raren was afkomstig van de Masarykuniversiteit in Brno. Een van hen, Josef Ludvík Fischer, werd tot eerste rector van de Palacký-Universiteit benoemd. Fischer was de eerste Tsjechische godsdienstfenomenoloog. Dit specialisme van de wijsbegeerte was gesticht door de Nederlandse hoogleraar wijsbegeerte te Groningen Gerard van der Leeuw. Fischer was voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het kader van een congres in Nederland op bezoek. Evenals Skopal keerde hij niet terug naar zijn inmiddels bezette vaderland, maar bracht de oorlogsjaren in Nederland door, deels als onderduiker. Na de oorlog werd Van der Leeuw benoemd tot de eerste naoorlogse minister van onderwijs en zo kwamen de beide heren op het idee om een Tsjecho-Slowaaks-Nederlandse vriendschapsvereniging te stichten, waarvan Fischer de eerste voorzitter werd. Fischer wilde als rector een brede letterenfaculteit opzetten en maakte zich onder meer sterk voor de oprichting van lectoraten Nederlands en Maleis. Hij zocht de jonge eerste ambassadesecretaris Aimé van Santen (1917-1988) van de Nederlandse ambassade aan om het lectoraat Nederlands op te bouwen.Ga naar eind25 Saillant detail is dat de Nederlandse gezant te Praag, A. Merens, toen er in 1948 na het vertrek van Vorrink uit Praag werd nagedacht over haar opvolging, een eventuele aanstelling van Van Santen op instigatie van Vorrink uitdrukkelijk afwees, omdat Van Santen communist zou zijn. Dit was een onjuiste gevolgtrekking uit het feit dat zijn broer Joop van Santen voorzitter van de Eerste Kamerfractie van de cpn was.Ga naar eind26 Van Santen was Kafka-specialist en was in het Olomouc van vlak na de oorlog in een ‘complete Kafka-stemming’ terechtgekomen. Hij omschreef Olomouc als ‘een van de weinige oorden in de wereld, waar men het verleden kan ruiken, een eigenaardige sensatie’.Ga naar eind27 Van Santen zou in de jaren 1947-1951 de eerste grondslagen voor de neerlandistiek in Olomouc leggen. Hij had een Russische echtgenote en kreeg na de communistische machtsovername steeds meer problemen met de autoriteiten. Uiteindelijk werd hij in mei 1951 gedwongen om naar Nederland terug te gaan. Zijn echtgenote en dochter mochten eerst als Sovjetburgers het land niet verlaten en volgden pas later dat jaar. Met het vertrek van Van Santen begon een periode van veertig jaar, waarin het lectoraat in Olomouc niet was bezet. | |||||||||||||||||||||||||
Norbert Morciniec en het nieuwe begin van de neerlandistiek in PolenHet wordt tijd om de blik weer noordwaarts te richten. In een periode dat de neerlandistiek in Tsjecho-Slowakije bedreigd werd (zie hierboven), was de ontwikkeling in Polen een heel andere. De persoon die nauw is verbonden met de neerlandistiek in Polen, is de germanist Norbert Morciniec (*1932). Morciniec werd op 4 juni 1932 in de destijds Duitse stad Oppeln (Pools: Opole) in Silezië geboren.Ga naar eind28 Omdat het hem op grond van de toenmalige wetgeving verboden werd om als Sileziër in zijn geboortestreek Duits te studeren, studeerde hij germanistiek aan de katholieke universiteit in Lublin onder Ludwik Zabrocki. Na Stalins dood in 1953 veranderde de wetgeving en kon Morciniec zijn studie in Wrocław afmaken. Na zijn studie werd hij in 1955 assistent bij de belangrijkste Poolse comparatieve linguïst van die tijd, Leon Zawadowski, onder wiens leiding | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||
hij in 1961 promoveerde. Zijn habilitatiegeschrift uit 1968 was uitdrukkelijk ook aan het Nederlands gewijd (Morciniec 1968). Daarmee werd voor het eerst na het vertrek van Steller in 1937 en het overlijden van Siebs (1941) in Wrocław weer serieuze aandacht aan het Nederlands als onderzoeksgebied besteed. Evenals Janota in Praag begon Morciniec als foneticus, maar breidde later allengs zijn interessegebied uit. Dankzij de toenmalige leider van de germanistiek in Wrocław, prof. Zdzisław Zygulski (1888-1975) en met ondersteuning van zijn voormalige hoogleraar uit Lublin, inmiddels hoofd van de germanistiek in Poznań, kon Morciniec in 1960 een lectoraat Nederlands oprichten. Kort voor zijn habilitatie verbleef hij in 1966/1967 een jaar aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn terugkomst keerde ook een van zijn eerste studenten, Stanisław Prędota (*1944), van wie later nog sprake zal zijn, vanuit Leipzig terug naar Wrocław. Toen deze in 1974 promoveerde, zag Morciniec zijn kans schoon en richtte in 1975 de eerste volwaardige studie Nederlands in Polen op binnen de germanistiek van Wrocław. Hij had inmiddels als vicedecaan van de letterenfaculteit (1969-1972) en als plaatsvervangend directeur van het instituut voor germanistiek (1972-1978) al getoond ook over organisatorische vaardigheden te beschikken. Deze vaardigheden kwamen goed van pas, want voor het nieuwe vak ontbrak nagenoeg alles en Morciniec was gedwongen om samen met zijn medewerkers al het studiemateriaal zelf te schrijven. Zo stelde hij in 1977 samen met Elke Morciniec een eerste woordenboekje Nederlands-Pools/Pools-Nederlands samen (Martens 1977), bracht in hetzelfde jaar het grammaticaboek Zarys gramatyki holenderskiej (Schets van de Nederlandse grammatica) uit en schreef met zijn echtgenote Dorota Morciniec de eerste Nederlandse literatuurgeschiedenis in het Pools (Morciniec 1985). Deze praktische handboeken beleefden meerdere drukken: het woordenboek was in 2006 al aan zijn dertiende druk toe en de grammatica kwam in 1995 in een zesde druk uit. Morciniec kan dus met recht de grondlegger van de Poolse neerlandistiek worden genoemd.Ga naar eind29 | |||||||||||||||||||||||||
Andere Poolse lectoratenGa naar eind30Het bleef in Polen niet bij Wrocław alleen. In 1972 werden er in Warschau met medewerking van de Nederlandse ambassade voor het eerst Nederlandse Cultuurdagen georganiseerd aan de Uniwersytet Warszawski (Universiteit van Warschau). In 1973 richtte Zofia Klimaszewska (1949-2007),Ga naar eind31 na afronding van haar studie te Leipzig, daar een lectoraat Nederlands op, waarover later meer. In 1974 volgde een lectoraat aan de Uniwersytet Mikolaja Kopernika (Copernicusuniversiteit) te Toruń dat sindsdien onder leiding staat van Maria Adamiak. In 1977 werd er bovendien aan de Katolicki Uniwersytet Lubelski (Katholieke Universiteit van Lublin) een lectoraat Nederlands geopend dat in 1979 werd omgevormd tot een Centrum voor de Nederlandse Cultuur (okn, Ośrodek Kultury Niderlanzdkiej). De eerste directeur van dit okn was in de jaren 1979-1983 de germanist en mediëvist Eugeniusz Wiśniowski (1929-2008),Ga naar eind32 en van 1983 tot 2001 de classicus en historicus Michał Kaczmarkowski (1934-2003).Ga naar eind33 Ten slotte bestond | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||
er vanaf 1978 tot rond 2003 een lectoraat Nederlands bij de Universiteit van Łódż. In korte tijd waren er in Polen dus liefst vijf neerlandistiekcentra ontstaan, waarvan de meeste nog steeds functioneren. In de jaren tachtig kwamen daar nog faciliteiten in Rzeszów en te Poznań bij. | |||||||||||||||||||||||||
Jan Czochralski, Zofia Klimaszewskwa en de neerlandistiek in WarschauVanuit een wetenschappelijk gezichtspunt is de vakgroep neerlandistiek in Warschau verreweg de belangrijkste na die in Wrocław. In 1973 kreeg Zofia Klimaszewska na afronding van haar studie, onder meer bij de bekende Duitse neerlandicus Gerhard Worgt, aan haar alma mater een aanstelling als lectrice Nederlands. Toen een jaar later de germanist Jan Czochralski (1924-2004) hoofd van het instituut voor germanistiek werd, betekende dit groeimogelijkheden voor de neerlandistiek, omdat de taalkundige Czochralski oprecht in het Nederlands was geïnteresseerd. Zijn interesse ging vooral uit naar aspectualiteit in het Pools in vergelijking met het Duits en het Nederlands. Zo behoort zijn habilitatie over aspectualiteit in het Duits en het Pools in vergelijking uit 1975 (Czochralski 1975) nog steeds tot de standaardwerken op dit gebied en wijdde hij ook een studie aan aspectproblematiek in het Nederlands (Czochralski 1992 en 1994). In 1979 kon zo, na de promotie van Klimaszewska over het werk van Louis Paul Boon (historisch de eerste Poolse dissertatie op een neerlandistisch onderwerp), een aparte vakgroep (Zaklad Niderlandystyki) binnen de germanistiek worden opgericht, die Klimaszewska tot aan haar dood leidde. Klimaszewska verenigde net als Olga Krijtová in Praag de functies van literair vertaalster van Nederlandstalige literatuur met een actieve rol als wetenschapster, waarbij zij zich vooral specialiseerde op het terrein van de fraseologie. Zij habiliteerde in 1992 dan ook op de verbale fraseologie van het Nederlands. De derde belangrijke persoon voor de neerlandistiek in Warschau is Andrzej Dąbrówka (*1949).Ga naar eind34 Dąbrówka studeerde germanistiek in Warschau en aansluitend Nederlands aan de Rijksuniversiteit Gent en vertaalkunde in Amsterdam. Na terugkomst volgde hij college bij de pas benoemde Klimaszewska en promoveerde in 1987 op de abele spelen (Dąbrówka 1990). Hij was sinds 1973 vooral werkzaam als vertaler van Nederlandstalige literatuur. In 2001 habiliteerde hij bij het Instituut voor Literair Onderzoek van de Poolse Academie van Wetenschappen op het theater en het heilige in de middeleeuwen (Dąbrówka 2001). Van 1987 tot aan zijn habilitatie was hij medewerker van de neerlandistiek in Warschau. Sindsdien werkt hij bij de sectie middeleeuwen van de Poolse Academie van Wetenschappen. Voor de neerlandistiek is Dąbrówka's belangrijkste publicatie een lexicon van schrijvers uit het Nederlandstalige cultuurgebied (Dąbrówka 1999) dat niet alleen Vlaamse en Nederlandse schrijvers bespreekt, maar ook Surinaamse, Afrikaanse, Friese en Neolatijnse literatuur uit de Nederlanden behandelt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||
De neerlandistiek in Polen, Tsjechië en Slowakije na 1989De val van het IJzeren Gordijn in de laatste maanden van 1989 luidde veel veranderingen in, ook voor de neerlandistiek in Centraal-Europa. In de eerste jaren na de omwenteling ontstonden veel nieuwe lectoraten en vakgroepen waarvan een deel inmiddels weer is verdwenen. Ook enkele vakgroepen die voor 1989 bestonden, werden vanwege bezuinigingen gesloten. Na de toetreding van Polen, Tsjechië en Slowakije tot de Europese Unie in mei 2004 stabiliseerde de situatie langzaam. In het navolgende zullen de belangrijkste ontwikkelingen worden besproken. | |||||||||||||||||||||||||
Wrocław als het belangrijkste centrum van de neerlandistiek in Centraal-EuropaStanisław Prędota werd op 1 juli 1944 geboren in Zaczarnie nabij Tarnów. Hij studeerde germanistiek in Wrocław en aansluitend te Leipzig. Daar moedigde Gerhard Worgt hem aan om ook Nederlands te gaan studeren, wat Prędota nadien in Utrecht en Leuven als postgraduale studie deed. In 1967 werd hij wetenschappelijk medewerker te Wrocław en hij promoveerde in 1974 op interferentieproblemen in de uitspraak. Na zijn habilitatie (1982) op Konfrontative Phonologie Polnisch-Niederländisch kon hij in 1989 tot buitengewoon hoogleraar en in 1993 tot gewoon hoogleraar Nederlands worden benoemd. Evenals zijn leermeester Morciniec vervulde Prędota verschillende functies: van 1982 tot 1987 was hij vicedecaan van de faculteit, en tot 1990 vicedirecteur van het instituut voor germanistiek. In 1990 richtte hij het historisch eerste zelfstandige instituut voor neerlandistiek van Centraal-Europa op, de Katedra Jezyka, Literatury i Kultury Niderlandzkiej im. Erazma z Rotterdamu (de huidige Katedra Filologii Niderlandzkiej), dat hij tot 1995 leidde.Ga naar eind35 Het zwaartepunt van zijn werk ligt op fraseologie, lexicografie en fonologie.
Morciniec en Prędota leidden een hele reeks zeer goede studenten op die vaak zelf medewerker werden. Twee van hen moeten hier met name worden genoemd, omdat zij van belang zijn geweest voor de verdere ontwikkeling van twee centra: Stefan Kiedroń (*1955) en Jerzy Koch (*1958). Stefan Kiedroń werd op 6 augustus 1955 te Poznań geboren en studeerde germanistiek en neerlandistiek bij de universiteit van Wrocław. Vanaf 1980 was hij medewerker van het Instituut voor Germanistiek aldaar. In 1987 promoveerde hij op Niederländische Spracheinflüsse auf die Sprachtheorie von Justus Georg Schottel. Hij specialiseerde zich later op oudere Nederlandstalige literatuur en op historische invloeden van de Nederlanden op Silezië. Hij habiliteerde in 1994 op de humanist Andreas Gryphius. Van 1995 tot 2008 leidde hij als buitengewoon hoogleraar het instituut voor neerlandistiek. In 2008 werd hij door de Poolse president tot professor titularis hoogleraar benoemd.Ga naar eind36 Hij is tevens hoofd van de vakgroep voor oudere letterkunde bij de neerlandistiek te Wrocław.Ga naar eind37 Jerzy Koch (*1958) studeerde germanistiek en Nederlands aan de universiteit van Wrocław, waar hij in 1985 medewerker werd. In 1992 sloot hij een beursver- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||
blijf van een jaar aan de Katholieke Universiteit Leuven af met een aldaar cum laude verdedigde dissertatie over de receptie van Multatuli in Polen. Koch werd hoofd van de sectie moderne letterkunde van het instituut voor neerlandistiek en ging zich in toenemende mate specialiseren op het Afrikaans. Zijn habilitatie in 2003 was dan ook gewijd aan het thema Vormen van xenofanie in de Afrikaanse roman.Ga naar eind38 Sinds 1997 werkt Koch ook aan het instituut voor anglistiek van de universiteit van Poznań, waar hij in 2003 buitengewoon hoogleraar werd. In 2005 werd hij door de Poolse president tot professor titularis benoemd. In 2007 werd hij gewoon hoogleraar.Ga naar eind39
Het instituut voor neerlandistiek te Wrocław telt heden vijfentwintig medewerkers, waarmee het een van de grootste faciliteiten neerlandistiek in Europa is. De medewerkers zijn georganiseerd in verschillende vakgroepen en bestrijken gezamenlijk zowel op taalkundig, als op letterkundig gebied vrijwel het gehele wetenschappelijke terrein van de neerlandistiek. Voor de gehele Centraal-Europese neerlandistiek is van uitermate groot belang dat de vakgroep in Wrocław in 1983 de periodiek Neerlandica Wratislaviensia heeft opgezet die sinds 1989 gemiddeld eenmaal per twee jaar verschijnt en openstaat voor neerlandici uit de gehele regio. In de nu ruim vijfentwintig jaar dat het tijdschrift bestaat, is het uitgegroeid tot een belangrijke reeks van wetenschappelijk niveau. | |||||||||||||||||||||||||
Andere Poolse vakgroepen na 1989Te Warschau is de neerlandistiek een vakgroep binnen de germanistiek. Na de vrij plotselinge dood van Klimaszewska in 2007 gaan haar leerlingen met de neerlandistiek verder. De belangrijkste medewerkers zijn op dit moment de geassocieerde hoogleraar Ryszard Zelichowski (*1946), samen met de gepromoveerde neerlandici Ewa Jarosińska (*1952), Ewa Majewska (*1968) en Marcin Polkowski (*1978). De vakgroep richt zich op een klassiek filologisch programma. Te Poznań maakte het lectoraat Nederlands na de aanstelling van Jerzy Koch in 1997 een snelle groei door. Inmiddels is hier een volwaardige studie Nederlands geopend. De nadruk van het onderzoek ligt echter op het Afrikaans. Naast Koch moet vooral Paweł Zajas worden genoemd die zich bezighoudt met moderne Nederlandse en Afrikaanse literatuur. De vakgroep is intussen hard op weg om naast Wrocław en Warschau een derde belangrijk centrum voor de studie van Nederlandse taal en cultuur in Polen te worden. In Lublin kon in 2007, precies dertig jaar na de oprichting van het lectoraat Nederlands, de officiële opening van de zelfstandige vakgroep bij het Centrum voor Nederlandse Taal en Cultuur worden gevierd. De leerstoel wordt in het kader van het reeds lang durende samenwerkingsverband met de Katholieke Universiteit Leuven bezet door Koen Jaspaert (*1957), van 1998 tot 2004 Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie. De vakgroep biedt in het kader van de anglistiek een bachelorstudie Nederlands aan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||
De heroprichting van het Nederlands in Bratislava en OlomoucVoor Tsjechië en Slowakije was de belangrijkste ontwikkeling dat de formeel nimmer opgeheven, maar sinds respectievelijk 1951 en 1959 niet bezette lectoraten in Olomouc en Bratislava in oktober 1990 nieuw leven werd ingeblazen. Rudolf Gedeon, hoofd van de germanistiek te Bratislava, verzocht aan de mediëvist Wilken Engelbrecht (*1962) om gedurende de periode die hij als onderzoeker in Bratislava doorbracht colleges Nederlands te geven. Eenzelfde verzoek werd ook gedaan door Lucy Topol'ská, hoofd van de germanistiek in Olomouc. Na afloop van het onderzoeksverblijf kreeg Engelbrecht het aanbod om te blijven en in beide plaatsen een volwaardige studie Nederlands op te bouwen. Engelbrecht bezette tot een jaar na de deling van Tsjecho-Slowakije in twee staten (1993) beide lectoraten en droeg in juni 1994 het lectoraat in Bratislava over aan Abram Müller.Ga naar eind40 In Olomouc groeide het lectoraat stilaan uit tot een complete vakgroep (1997) en uiteindelijk in 2003 tot een zelfstandig instituut (Katedra nederlandistiky) met inmiddels tien voltijdse stafmedewerkers. Met de promoties van Lianne Barnard, Wilken Engelbrecht en Kateřina Málková, en vervolgens Engelbrechts habilitatie in 2005, beschikt de vakgroep over voldoende eigen kader. Het accent ligt op tolken, vertalen en zakelijk Nederlands en daarnaast op contrastieve taal- en letterkunde. Er wordt in het programma systematisch aandacht besteed aan het Fries en het Afrikaans, talen die sinds 1997 als afstudeerrichtingen zijn erkend. De vakgroep ging als eerste afdeling neerlandistiek in Centraal-Europa al in 2003/2004 op de zogenoemde bachelor-masterstructuur over.Ga naar eind41 De vakgroep stond mede aan de basis van de samenwerkingplatforms Comenius, de vereniging voor neerlandici van Centraal-Europa (opgericht in 1995),Ga naar eind42 en onets, het docentenplatform voor Tsjechië en Slowakije (opgericht in 1994). Te Bratislava, waar de germanistiek sterk is gericht op tolken en vertalen, ontstond zo de eerste volwaardige vakgroep tolken en vertalen Nederlands. De centrale persoon is hier Jana Rakšányiová (*1949). Zij studeerde germanistiek en scandinavistiek te Bratislava en maakte tijdens haar studieverblijf in Duitsland kennis met het Nederlands, waarin zij zich tijdens stageverblijven in Leuven en Leiden verder bekwaamde. In 1997 habiliteerde zij op rationele, esthetische en ethische aspecten van het vertalen. In Bratislava wordt Rakšányiová sinds 2004 bijgestaan door Markéta Škrlantová die specialiste is op het gebied van juridisch Nederlands, met name van juridische terminologie. De vakgroep neemt deel aan allerlei projecten. Zo is het eerste handwoordenboek Nederlands-Slowaaks in uitvoering, waarvan de verschijning eerstdaags kan worden verwacht. | |||||||||||||||||||||||||
Andere Tsjecho-Slowaakse vakgroepenIn Praag wordt de vakgroep sinds het emeritaat van Olga Krijtová in 1993 geleid door de taalkundige Zdenka Hrnčířová. Zij houdt zich vooral bezig met fraseologie en lexicologie en is een van de auteurs van het handwoordenboek Nederlands-Tsjechisch. De belangrijkste medewerker naast haar is de Nederlandse Ellen Krol, een specialiste in Nederlandse literatuur uit de negentiende eeuw. De | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||
vakgroep heeft als onderdeel dat een kleinere Germaanse taal bestudeert, een vaste positie binnen het Instituut voor Germaanse Studies (Ústav germánských studií), vergelijkbaar met de sectie Scandinavistiek. De vakgroep is gericht op een klassiek filologisch programma neerlandistiek. Sinds 2002 heeft de vakgroep vijf nationale colloquia, de Praagse Perspectieven georganiseerd. Te Brno heeft het lectoraat zich na 1989 sterk ontwikkeld. Dit was vooral de verdienste van twee opeenvolgende Vlaamse lectoren, Leopold Decloedt en Nele Rampart die het lectoraat ontwikkelden tot een volwaardige vakgroep met een bachelor-master studie Nederlandse taal en literatuur. Sinds 2006 berust de leiding bij de Tsjechische medewerkers, eerst was Alexandra Andreasová hoofd van de vakgroep en sinds 2008 Marta Nováková. Beiden zijn taalkundigen die zijn afgestudeerd in Olomouc. De vakgroep richt zich vooral op interculturaliteit. Na 1989 waren er in Oost-Bohemen verschillende pogingen om een lectoraat Nederlands te vestigen. De eerste poging in Pardubice (1993-1995) eindigde spoedig. Op dit moment wijdt de in Olomouc afgestudeerde Sylva Sklenáová zich naast haar hoofdfunctie bij het archief van de universiteit te Hradec Králové tevens aan het Nederlands, waarvoor zij cursussen voor belangstellenden aanbiedt. Sklenářová heeft een beknopt overzicht van de Nederlandse geschiedenis gepubliceerd (Sklenářová 2006). In Slowakije ontstond in 2002 een nieuw lectoraat Nederlands bij de Katolická univerzita v Ružomberku (Katholieke Universiteit Ružomberok) toen de jonge literatuurwetenschapper Adam Bžoch daar werd benoemd tot geassocieerd hoogleraar. Hij wordt bijgestaan door Marta Maňáková die is afgestudeerd in Olomouc. Bžoch is een van de belangrijkste literatuurtheoretici van Slowakije en werd onlangs benoemd tot directeur van het Instituut voor Wereldliteratuur van de Slowaakse Academie van Wetenschappen.Ga naar eind43 | |||||||||||||||||||||||||
Ter afrondingIn dit artikel is gepoogd om een overzicht te geven van de wetenschappelijke ontwikkeling van het Nederlands in het Slavischtalige Centraal-Europese gebied dat de huidige staten Polen, Tsjechië en Slowakije beslaat. In alle genoemde landen heeft de neerlandistiek zich in de loop van de twintigste eeuw ontwikkeld van specialisatie binnen de germanistiek of anglistiek tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline. In het onderzoek is de aandacht van lieverlede verschoven: van middelnederlandse letterkunde in de negentiende en begin twintigste eeuw, over taalkunde via historische en vergelijkende taalkunde in het interbellum naar contrastieve studies in het heden. Van ooit een liefhebberij van een paar invloedrijke hoogleraren met hooguit enkele studenten die Nederlands als een exotisch bijvak namen, is het Nederlands nu uitgegroeid tot een naar plaatselijke maatstaven relatief kleine maar krachtige studierichting. De eerste vakgroep die deze status bereikte was die te Wrocław met de oprichting van het zelfstandige instituut in 1990. De eerste bijeenkomst van doctorandi uit Tsjechië en Slowakije te Bratislava in 2006 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
(Škrlantová & Engelbrecht 2006), en het eerste colloquium van doctorandi en habilitandi uit heel Centraal-Europa Trefpunt Wrocław in Wrocław in 2008 tonen aan dat de Centraal-Europese neerlandistiek wetenschappelijk volwassen is geworden.Ga naar eind44 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||
|
|