Anne Marie Musschoot
Opruimen
Het overviel mij op een ochtend in november. Niet dat ik blij kon zijn met mijn kaalkop en mijn vel, zoals in een bekend gedicht van Bert Decorte (want fysiek kon dat niet). Of domweg gelukkig, in de Dapperstraat, zoals in het nóg bekendere gedicht van Jacques Bloem. Neen, het was veel ingewikkelder, minder sublimerend, minder epifanisch, maar toch: er was een heel duidelijk, flitsend inzicht.
Het gebeurde bij het opruimen. Opruimen is steeds, maar was toen heel erg, een slopende poging om helder te beslissen wat weg mag en wat moet worden bewaard tot een volgende wegwerpronde. Een beproeving die bij mij acute vormen heeft aangenomen, niet alleen toen in november, maar ook een paar maanden daarvóór al, omdat ik mijn hele werkkamer had moeten leegmaken naar aanleiding van mijn emeritaat. Plots kreeg ik ook een pakje brieven en ansichtkaarten in handen van een nu overleden, destijds zeer invloedrijk bevriend hoogleraar. Een vaderfiguur voor velen. Ik had ze gekoesterd, die brieven en berichtjes op foto's en ansichtkaarten en herlas ze nu, op zoek naar die éne zin die me nooit meer heeft logelaten. Hij schreef: ‘Houd de escapades van socio-politicologen stevig binnen de perken’. Verstuurd vanuit Narbonne op 24.9.1999. Het klonk destijds zeer dreigend, weet ik nog, een beetje zoals het ‘Méfiez-vous des blancs’ in één van de ‘3 chansons madécasses’ van Maurice Ravel. Maar het was natuurlijk een goedbedoelde raad om de nieuwe literatuurgeschiedenis in de volgens hem ‘juiste’ banen te leiden. Zelf was en ben ik niet zo bang voor de vele sociologen die zich op het literaire veld begeven: er zijn immers ook minzame mensen onder hen en áls je ze begrijpt, besef je dat ze het óók goed bedoelen.
Vandaag lees ik in een essaybundel van Maarten Doorman dat academici liever over sociologie en over ‘het literaire veld’ praten dan over wat er in een gedicht staat en hoe. Herkenning. Veralgemening. Alweer een flits, teruggeflitst naar het pakje brieven en de berichtjes. Naar de overweging die ik steeds voorzichtig meenam in gesprek met bevriende literatuursociologen. Zijn zij bedreigend? Ik denk het niet. Maar het respect voor het lezen en de tekst zelf zullen we toch moeten beveiligen en vasthouden, vind ik ook.
Die brieven heb ik bij het verder opruimen natuurlijk niet weggegooid. Die houd ik tot een volgende wegwerpronde, en ook dan gaan ze niet weg, weet ik nu al.