Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jenneke OosterhoffGa naar eind1.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De marktEr zijn volgens mijn interpretatie van gegevens van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (hierna: nlpvf) tussen 1995 en 2007 in totaal 79 vertaalde titels in fictie (verhalen- en verzamelbundels niet meegeteld) bij Amerikaanse uitgevers verschenen,Ga naar eind3. ongeveer een derde daarvan vertaald met steun van het nlpvf of het Vlaams Fonds voor de Letteren. Sommige van die titels, zoals bijvoorbeeld The Discovery of Heaven van Harry Mulisch, verschenen in meer dan één oplage. Een speurtocht in de categorie kinderliteratuur leverde 31 titels op. Ik was wel nieuwsgierig wat je daarvan nu gewoon in de winkel zou kunnen krijgen en ging daarom even een kijkje nemen in één van de betere boekhandels hier in de stad (St. Paul, Minnesota), om te zien wat er zoal op de planken mocht staan. Nadat ik de schappen met ‘fiction’ van a tot z had afgewerkt, kon ik met een stijve nek vaststellen dat er alleen van Harry Mulisch wat stond, te weten één exemplaar van The Discovery of Heaven en twee exemplaren van The Assault. Ik vond het resultaat van mijn zoektocht niet erg hoopgevend, want nog niet zo heel lang geleden had je toch nog wel een Enquist of een Palmen of een Nooteboom kunnen vinden, en zeker een Dorrestein. Als je op het internet gaat kijken wordt het een stuk beter. Uit die lijst met 79 titels was het merendeel nog nieuw op amazon.com te verkrijgen. Van 22 titels waren tweedehands of nog nieuwe exemplaren bij verschillende verkopers verkrijgbaar. Om een paar voorbeelden te noemen: schrijvers met internatio- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
nale bekendheid die met meer vertaalde titels ook in de vs naam gemaakt hebben zijn onder anderen Harry Mulisch, Anna Enquist en Cees Nooteboom. Van Renate Dorrestein, die met A Heart of Stone (2000) furore maakte, en Arthur Japin, die met The Two Hearts of Kwasi Boachi (2000) veel succes oogstte, zijn inmiddels ook verscheidene titels verschenen. Eveneens zijn er intussen enkele titels van in het Nederlands schrijvende immigranten bij Amerikaanse uitgevers verschenen, waaronder My Father's Notebook van Kader Abdolah (2006), Wedding by the Sea van Abdelkader Benali (2000). Van Moses Isegawa zijn Snakepit (2004) en Abyssinian Chronicles (2000) nieuw op amazon.com te koop. Om een beetje een indruk te geven van de huidige stand van zaken (herfst 2007) is aan het eind van dit artikel een overzicht van 2000-2007 toegevoegd, dat er, zo is het nu eenmaal op de boekenmarkt, over een half jaar waarschijnlijk al weer heel anders zal uitzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
PromotieDat er in de vs veel vertaalde Nederlandse titels verkrijgbaar zijn, staat buiten kijf. Nieuwe titels volgen elkaar snel op. Toch moet je je afvragen waarom die vertaalde Nederlandse literatuur in Amerika zo onzichtbaar blijft voor het publiek. Een blik op Duitsland bijvoorbeeld laat een heel andere situatie zien. Het nlpvf meldt in haar jaarverslag van 2005: Het aantal vertaalsubsidies in het Duits is, zoals gebruikelijk, verreweg het grootst: 53 titels. Dat is bijna 20 titels meer dan in 2004. Op de tweede plaats staat, heel opmerkelijk, het Spaans, waar over 2004 ook al een groei te melden viel. Aardig detail daarbij is dat er 4 van die 15 titels vertaald worden in Zuid-Amerika. Het derde taalgebied is voor 2005 het Italiaans (13), de vierde plaats wordt gedeeld door het Engels en het Frans (11).Ga naar eind4. In het jaarverslag van het nlpvf van 2006 valt niet veel verandering in die verhoudingen op te merken. In totaal werden er 182 subsidieaanvragen gehonoreerd. Wat de aantallen aanvragen per taal betreft, is er een gedeelde derde plaats voor de Engelstalige landen (uk9/usi/aus2) en Frankrijk: 12. Op twee staat, net als in 2005, het Spaans met 15 aanvragen. Dat is evenveel als de Scandinavische landen samen (no 3/dk 4/zw 8). Het Duitstalige gebied staat nog altijd op kop met 32 aanvragen.Ga naar eind5. De Verenigde Staten doen het met maar één subsidieaanvraag wel heel erg slecht. Dat geringe animo doet vermoeden dat de Amerikaanse uitgevers een wat afwachtende houding aannemen en eerst eens bij hun Engelse collega's gaan kijken hoe een vertaalde titel het doet. Zo zijn er ettelijke werken van Nederlandse auteurs te noemen die aanvankelijk op de Engelse boekenmarkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschenen en één of twee jaar later in Amerika. Toch blijft de vraag of er vanuit Nederland niet meer aan promotie zou kunnen worden gedaan. Het nlpvf, het Vlaams Fonds voor de Letteren, de Nederlandse Taalunie en de Vlaams-Nederlandse stichting Ons Erfdeel zijn overigens van onschatbare waarde voor de verspreiding van de Nederlandse en Vlaamse cultuur in het buitenland. Daarbij denk ik in de eerste plaats aan de voor de universitaire programma's onmisbare subsidieregelingen van de Taalunie. Ook het Engelstalige jaarboek The Low Countries van Ons Erfdeel verdient hier bijzondere vermelding als onuitputtelijke bron van culturele informatie voor uitgevers, docenten, studenten en iedere expat die de ontwikkelingen in de Nederlandse literatuur en kunst wil blijven volgen. Aan de andere kant is het toch te betreuren dat we in de Verenigde Staten geen door de overheid gesteund Nederlands cultureel centrum hebben. Een Erasmushuis bijvoorbeeld, met vestigingen op verschillende locaties, zou niet alleen de vakgroepen Nederlands ten goede komen, die omgekeerd weer als onderzoekspoot zouden kunnen functioneren, maar ook de plaatselijke Nederlandse gemeenschappen, die het uitdragen van hun culturele erfgoed hoofdzakelijk tot jaarlijkse vieringen van Sinterklaas en Koninginnedag en het gezamenlijk nuttigen van een Indonesische rijsttafel beperken, zouden daarvan kunnen profiteren. Aan publiciteit rond en promotie van literatuur (ook van vertaalde) is in Amerika overigens geen gebrek. Grote kranten verschijnen wekelijks met een uitgebreide boekenbijlage. Ook weekbladen zoals Time, Newsweek en The New Yorker besteden aandacht aan literatuur. En dan zijn er natuurlijk ettelijke literatuurkritische tijdschriften zoals Publishers Weekly, Kirkus Reviews en The Literary Review. Laatstgenoemde wijdde in het voorjaar van 1997 een heel nummer aan Nederlandse literatuur en nam daarin poëzie en proza op van Lut de Block, Tom Lanoye, Charles Ducal, Joost Zwagerman, Eva Gerlach, Geert van Istendael en Kristien Hemmerechts. Boekwinkelketens zoals ‘Barnes & Noble’ of ‘Borders’ lokken de klanten met koffie en strategisch geplaatste tafels met ‘New Releases’ en ‘New York Times Bestsellers’. Boekclubjes en leeskringen schieten als paddenstoelen uit de grond - en niet alleen in academische kringen. Landelijk zijn er jaarlijks een groot aantal boekenbeurzen en boekfestivals zoals het National Bookfestival, de National Library Week en de BookExpo Amerika. En ten slotte kunnen er natuurlijk in veel universitaire programma's, bibliotheken, boekwinkels en andere instellingen auteursoptredens bijgewoond worden. Kortom: genoeg mogelijkheden om als lezer een beetje van de literaire markt op de hoogte te blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchrijversoptredensIn de verspreiding en promotie van de Nederlandse literatuur in de vs spelen de universitaire programma's Nederlands als vreemde taal en de auteursoptredens op literaire festivals, op boektournees en binnen de zogenaamde ‘writer in residence’-programma's een belangrijke rol. Volgens de informatie van het nlpvf hebben er tussen 1994 en 2007 zo'n veertig door het vertalingenfonds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesubsidieerde schrijversoptredens in de Verenigde Staten plaatsgevonden. Daarnaast zijn er nog optredens geweest waarvoor financiële steun uit andere bronnen werd gehaald, bijvoorbeeld universitaire fondsen, de Nederlandse Taalunie, de Netherland-America Foundation en natuurlijk ook het Fonds voor de Letteren. Op die manier kon in april 2005 een bezoek van Renate Dorrestein aan de University of Minnesota gerealiseerd worden. De University of California, Berkeley, om nog een ander voorbeeld te noemen, heeft in de laatste jaren zelf een groot aantal schrijversoptredens gesubsidieerd. Daar waren onder anderen Harry Mulisch, Cees Nooteboom, Marga Minco en Jan Verhaeghen voor langere of kortere tijd op bezoek. Ten derde wil ik nog het om de twee jaar plaatsvindende congres van de ‘American Association for Netherlandic Studies’ aanhalen, waar traditiegetrouw altijd een Nederlandse en een Vlaamse auteur optreden. In 2002 in Michigan waren dat Renate Dorrestein en Leo Pleysier en in 2004 in Minnesota stonden Rob Schouten en Pol Hoste op het programma. De door het nlpvf gesubsidieerde schrijversoptredens in de vs zijn hoofdzakelijk boektournees, lezingenreeksen, deelname aan literaire of andere kunstfestivals en verblijven van ‘writers in residence’ binnen programma's in Nederlandse en Engelse literatuur en ‘Creative Writing’ aan Amerikaanse universiteiten. Wat de ‘writer in residence’-programma's betreft zijn er duidelijk een paar koplopers te noemen, en wel de University of Michigan, waar tussen 1994 en 2005 met een zekere regelmaat schrijversbezoeken hebben plaatsgevonden, onder meer van Robert Vernooy, Patty Scholten en Karel Glastra van Loon. Ook de universiteit van Iowa heeft vanaf 1994 enkele keren van de subsidieregeling gebruikgemaakt om bijvoorbeeld Astrid Roemer, Maria van Daalen en Stephan Sanders voor een semester aan het International Writing Program te laten meewerken. De naar Iowa uitgenodigde schrijvers gaven alle drie ook elders in de Verenigde Staten lezingen. Verder was Arthur Japin in 2000 de eerste Nederlandse ‘writer in residence’ aan New York University. Het succes en de effectiviteit van dergelijke gastdocentschappen beperkt zich natuurlijk voornamelijk tot de universitaire kring, tenzij er al werken van de betreffende schrijver in het Engels verschenen zijn, waardoor met lezingen en signeersessies buiten de universiteit ook een groter publiek bereikt kan worden, zoals bijvoorbeeld in het geval van Karel Glastra van Loon, wiens boek De passievrucht voor zijn (helaas door zijn ziekte afgebroken) verblijf in Michigan niet alleen al in het Engels vertaald, maar inmiddels ook verfilmd was. De bedoeling van zo'n gastverblijf aan een Amerikaanse universiteit is echter niet in de laatste plaats dat de betreffende schrijver of schrijfster tijd heeft en inspiratie vindt om nieuw werk te produceren. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Rob Schouten, wiens bundel Adres gewijzigd een beeld geeft van zijn ervaringen tijdens zijn verblijf aan de University of Minnesota. Andere voorbeelden daarvan zijn Connie Francis of de onschuld van Amerika van Stephan Sanders en Werklicht van Bert Jansen. Niet over specifiek Amerikaanse ervaringen, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel in Amerika geschreven is verder bijvoorbeeld Letter en geest van Frans Kellendonk. Voor schrijversbezoeken in de vorm van lezingenreeksen en promotietournees gaat het initiatief meestal van de Amerikaanse uitgever uit, die met dergelijke bezoeken een vers van de pers verschenen boek wat meer bekendheid probeert te geven. Zo was Cees Nooteboom in 1994 ter promotie van The Following Story in Amerika op tournee. Harry Mulisch trad in 1996 in Washington en New York op ter gelegenheid van de verschijning van The Discovery of Heaven. En Renate Dorrestein ging in 2001 met A Heart of Stone in Amerika langs de boekwinkels om voor te lezen en te signeren. Tevens komen er regelmatig aanvragen bij het nlpvf binnen voor deelname van een Nederlandse auteur of groep van auteurs aan een specifiek literair programma of festival. Uit een mij door het nlpvf toegestuurd overzicht van dergelijke optredens tussen 1994 en 2007 blijkt dat het literaire zwaartepunt aan de oostkust, in steden zoals New York en Washington ligt. Dit verwondert niet; in Nederland ga je tenslotte ook voor het beste aanbod naar de Randstad. Jaarlijks vindt in New York bijvoorbeeld het ‘pen World Voices Festival of International Literature’ plaats, waar het aantal Nederlandstalige deelnemers in de laatste jaren behoorlijk gestegen is; waren dat in 2005 enkel en alleen Kader Abdolah en Cees Nooteboom, in 2007 namen Arthur Japin, Adriaan van Dis, Margriet de Moor, Moses Isegawa, Arnon Grunberg, Geert Mak en Isabel Hoving aan het festival deel. Maar ook elders in de vs, in minder voor de hand liggende plaatsen, kom je op een literaire manifestatie wel eens een Nederlandstalige schrijver tegen. In januari 1994 bijvoorbeeld namen Sem Dresden, Gerhard Durlacher en Carl Friedman deel aan het ‘Key West Literary Seminar’ in Florida met een paneldiscussie over Joods-Nederlandse autobiografie na de holocaust. Voor Minneapolis, om nog een tweede voorbeeld te noemen, waren de omstandigheden in 2007 bijzonder gunstig: in oktober vond hier het door uitgeverij Rain Taxi georganiseerde Twin Cities Book Festival plaats met een optreden van het duo Kees 't Hart en Arjen Duinkers. Door samenwerking tussen Rain Taxi en het Dutch Studies-programma aan de University of Minnesota kon ook een bezoek van de twee schrijvers aan de universiteit geregeld worden. Een dergelijke wisselwerking heeft niet alleen een positieve invloed op het aantal bezoekers van het festival, maar betekent ook een culturele verrijking van de cursussen Nederlands aan de universiteit. Samenvattend kun je dus stellen dat er door al dan niet gesponsorde schrijversbezoeken wel degelijk enige verspreiding van de Nederlandse literatuur in de vs plaatsvindt. Maar hoeveel is genoeg? Als je het vergelijkt met de status van de Nederlandse literatuur op het Europese continent, dan is het in Amerika een druppel op een gloeiende plaat. Als je er aan de andere kant rekening mee houdt dat de vertaalde literatuur in Amerika slechts 3 procent van de totale boekproductie uitmaakt, dan mogen we met veertig optredens van zowel bekende als minder bekende auteurs in een periode van meer dan tien jaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
misschien niet klagen. Hoopgevend is in elk geval het stijgende aantal deelnemers aan het pen-wereldliteratuurfestival; van de 163 deelnemers in 2007 waren er 7 Nederlanders (8 als je Ian Buruma meetelt), 4 procent dus. Dat lijkt niet veel, maar in de vertegenwoordiging van andere Europese landen op dat festival lag alleen Spanje hoger met 12 schrijvers; uit Duitsland kwamen er 5, uit Frankrijk 3, uit Denemarken 3, uit Italië 3 en uit Polen 2. Portugal en Noorwegen waren elk met één schrijver vertegenwoordigd. Op de vraag of er binnen die auteursoptredens nu bepaalde thematische voorkeuren of zwaartepunten te bespeuren vallen, moet ik het antwoord grotendeels schuldig blijven. De vertaalde titels die in Amerika verschijnen liggen qua thematiek natuurlijk ver uiteen. Wel is er volgens het nlpvf de laatste jaren een verschuiving van aandacht waar te nemen van fictie naar narratieve non-fictie en met name naar migratie- en integratievraagstukken. Dat verklaart bijvoorbeeld het succes van een titel als Murder in Amsterdam: The Death of Theo van Gogh and the Limits of Tolerance van Ian Buruma of waarom Ayaan Hirsi Ali in 2006 aan het pen-festival deelnam en ook waarom Geert Mak met zijn Europageschiedenis altijd overal welkom is. Het verklaart misschien ook een zekere groei van de belangstelling voor immigrantenliteratuur, als ik dat wat onhandige stempel even mag gebruiken. Rest hier nog de vraag of schrijversoptredens in de vs succes hebben, dat wil zeggen of er met lezingenreeksen, promotietournees en ‘writer in residence’-programma's een groter publiek en hogere oplagen bereikt worden. Ook op deze vraag valt met geen enkele zekerheid iets te zeggen. Het Vertalingenfonds benadrukt in de eerste plaats het belang van de aan schrijversbezoeken gekoppelde persinterviews en boekrecensies, en hun archief beschikt dan ook over een groot aantal in Amerikaanse publicaties verschenen artikelen over Nederlandse literatuur. Een goed voorbeeld van beïnvloeding van de verkoopcijfers door aandacht van de media is het kinderboek In the Shadow of the Ark van Anne Provoost, dat naar gegevens van het nlpvf binnen een jaar een oplage van 100.000 exemplaren bereikte. Haar optreden op het pen-wereldliteratuurfestival in 2005 en een interview met Bill Moyers op tv stonden met die hoge verkoopcijfers in direct verband. Renate Dorrestein, om een ander voorbeeld te noemen, heeft over haar tour door de vs ter promotie van A Heart of Stone een uiterst geestig artikelGa naar eind6. geschreven, waarin op zeer humoristische wijze de grootscheepse aanpak van auteursbezoeken en de geraffineerde marketingstrategieën van literaire agentschappen en boekhandelaren worden beschreven. Ze vertelt hoe ze langs de filialen van Barnes & NobleGa naar eind7. wordt gesleept om haar boeken te signeren. ‘Het winkelpersoneel plakt er dan fluks en weinig ceremonieel een grote sticker op, signed by the author, en de hele stapel belandt op een apart tafeltje dat al bijna bezwijkt onder de gesigneerde exemplaren van de concurrentie - maar gesigneerd heet een boek vijf keer zo snel te verkopen, zelfs van een hier totaal onbekende auteur.’ Ze beschrijft publiciteitsstunts zoals een optreden van Isabel Allende, die in een boekwinkel in San Francisco promotie maakt voor A Heart of Stone: ‘“Wow!” steekt zij van wal. “This is one | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
of the best books I have read in years.” Tegen de tijd dat zij het einde van haar toespraak heeft bereikt, staat ze erbij te stampvoeten. “Please, please read this book”, roept ze het publiek toe. “You must read this book. Vertel het aan je vrienden, doe ze het cadeau! You're in for a treat!”’ en meer van dat soort superlatieven waar de Amerikanen zo goed in zijn. In Amerika, vertelt Renate Dorrestein verder, worden boeken al in literaire vakbladen besproken ver voordat ze in de boekhandel verschijnen, dit om boekhandelaren al voortijdig te enthousiasmeren en tot inkopen te verleiden, wat natuurlijk weer een gunstige invloed op de oplage bij de uitgever heeft. Het resultaat van die promotietour, schrijft Dorrestein aan het eind, was een uitgeefplan bij Viking tot en met 2006, een aanbod waar de schrijfster naar eigen zeggen meteen een ‘massief writer's block’ van voelde komen opzetten. Uiteindelijk werd in Amerika alleen nog Without Mercy verkocht. Toen ik Renate Dorrestein kort geleden nog eens naar het succes van die promotietour vroeg, schreef ze mij terug: ‘Ik kwam daar als compleet onbekend auteur, dus het liep nergens storm. Zulke dingen vragen om een langzame, geduldige opbouw [...] met ieder nieuw boek win je een heel klein beetje terrein, in de hoop uiteindelijk een kritieke massa te bereiken die zichzelf parabolisch vergroot. In de vs, met maar twee boeken, is dat punt domweg nooit bereikt.’ Ik denk dat daarmee de situatie een stuk realistischer wordt bekeken. Er zijn weliswaar verschillende schrijvers te noemen die inmiddels een vaste Amerikaanse uitgever hebben, waaruit het succes van voorgaand werk afgeleid mag worden, ook verschijnen er zoals eerder al vermeld af en toe herdrukken van bestaande titels, maar succesnummers zoals de vertaling van De arkvaarders van Anne Provoost zijn wellicht een uitzondering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Amerikaanse perspectiefHoe kijkt men er nu van de Amerikaanse kant tegenaan? Volgens een artikel in de New York Times van 26 juli 2003 met de veelzeggende titel ‘Amerika Yawns at Foreign Fiction’Ga naar eind8. ziet de toekomst van vertaalde literatuur in Amerika er niet bepaald rooskleurig uit. Toen de Hongaarse schrijver Imre Kertesz in 2002 de Nobelprijs voor literatuur won, vertelt de auteur Stephen Kinzer, zeiden veel Amerikanen: ‘Wie?’. Het werk van Kertesz was nagenoeg onbekend in de vs, en hoewel de Nobelprijs de verkoop van zijn boek Fateless kortstondig opkrikte, besloot de uitgever, Northwestern University Press, uiteindelijk toch hun afdeling vertaalde literatuur drastisch te verkleinen, omdat er zo weinig van werd verkocht. Volgens Kinzer is dit een ontwikkeling waar niet alleen de grote universiteiten, maar ook andere uitgeverijen mee te kampen hebben. ‘Writers, publishers and cultural critics have long lamented the difficulty of interesting American readers in translated literature, and now some say the market for these books is smaller than it has been in generations.’ Terwijl Europese landen heel veel vertalingen van Amerikaanse literatuur op de markt brengen, koopt Amerika erg weinig rechten van Europa. Een voorbeeld: In 2002 kocht Duitsland vertaalrechten voor 3.782 Amerikaanse boeken, terwijl Amerikaanse uitgevers rechten voor maar 150 Duitse titels kochten. Dit schijnt in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verleden heel anders geweest te zijn. Tot ver in de jaren zeventig hielden uitgevers zoals Pantheon Books, New Directions, Knopf en Grove hun deuren voor buitenlandse literatuur open. Waar ligt het dan aan dat die deuren inmiddels gesloten zijn? Er worden in het artikel een aantal redenen genoemd. Bovenaan staat wel de toenemende concentratie van de boekindustrie in een paar grote conglomeraten die vooral op winst gefixeerd zijn en die dus liever de blockbusters binnenhalen dan onbekende buitenlandse werken. Het uitgeven van vertaalde literatuur kost veel en een uitgever maakt er weinig winst mee. Vooral de kleinere, ‘non-profit’ uitgevers hebben met dit probleem te kampen, een feit dat ik nog eens persoonlijk door een uitgever bevestigd kreeg. John O'Brien, hoofd van uitgeverij Dalkey Archive Press (die ons programma kort geleden het boek Summer in Termuren van Louis Paul Boon als beoordelingsexemplaar toestuurde), wond er geen doekjes om: It is completely unprofitable to do translations, Dutch or otherwise. [Louis Paul] Boon presents special difficulties: a great writer whose work is difficult. But as I've said, all translations - especially the kind that Dalkey loves to do - lose money.’Ga naar eind9. Op mijn vraag hoe lang vertaalde literatuur over het algemeen in druk blijft, antwoordde hij: If done by a commercial house, the book would be in print for a year or two. Dalkey however has, as part of its mission, to keep all of its fiction in print permanently. It's my long-standing belief that eventually the audience will find the book: Five years? Ten years? However long it takes [...]. But you know ahead of time that first-year sales could be as few as 500-600 copies. Een ander argument van uitgevers dat in het artikel van Kinzer genoemd wordt is hun tekort aan personeel dat op buitenlandse literatuur gespecialiseerd is en het geringe vertrouwen in het oordeel van buitenstaanders over wat de Amerikaanse lezer zou kunnen aanspreken. Een probleem dat daar direct mee samenhangt is het gebrek aan herkenbaarheid in vertaalde literatuur, een argument dat mij als docente Nederlands nauwelijks meer verbaast, omdat ik een dergelijk sentiment ook wel eens onder mijn studenten heb gemerkt. Kinzer citeert een medewerker van Harcourt Trade Publishers: A lot of foreign literature doesn't work in the American context because it's less action-oriented than what we're used to, more philosophical and reflective [...] Americans tend to want more immediate gratification. We're into accessible information. We often look for the story, rather than the story within the story. We'd rather read lines than read between the lines. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanuit een vergelijkbare gedachtegang schreef een van mijn studenten aan het eind van een cursus literatuur over de Tweede Wereldoorlog: ‘Ik houd van dialoog in boeken meer dan van beschrijvingen van mensen of plaatsen. Ik houd van actie tussen mensen of opwindende situaties in boeken. [De meesten] van deze boeken hadden deze situaties, maar mijn favoriet[e] boeken waren Oorlog zonder vrienden en De aanslag.’Ga naar eind10. Qua doelgroep staan studenten overigens niet boven op het lijstje van uitgevers. John O'Brien van Dalkey Archive Press zei daarover: ‘Strangely (or not), the classroom is not the primary market for such books: again, difficult, and in [Louis Paul] Boon's case, too long. But over the years some brave souls will teach it.’ Hier blijkt een betreurenswaardig gebrek aan communicatie tussen uitgevers en universitaire programma's. Er is kennelijk niet veel bekend over de lengte en moeilijkheidsgraad van de teksten die in literatuurcursussen behandeld worden. Als laatste wordt er in het artikel van Kinzer nog over het steeds meer verstoorde politieke en culturele evenwicht tussen de Verenigde Staten en de rest van de wereld gesproken, waardoor het aandeel vertaalde literatuur bij Amerikaanse uitgevers zo klein blijft. Vertaalde literatuur moet tegen een enorme concurrentie opboksen, en er wordt te weinig aan promotie gedaan. Wat nog wel eens wil helpen is wanneer het prestige van een voorheen onbekende auteur door een grote literaire prijs een beetje verhoogd wordt. En daarmee is de cirkel rond, want wat zeiden veel Amerikanen toen Kertesz de Nobelprijs won? ‘Wie?’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Recensies en commentaar van lezersEen blik op recensies of andere vormen van lezerscommentaarGa naar eind11. geeft vooral dat voorheen reeds genoemde gebrek aan herkenbaarheid te zien. Docenten in universitaire programma's Nederlands in de vs zullen dit zeker kunnen beamen. Mijn eigen studenten bijvoorbeeld met wie ik in mijn cursussen veel kinder- en jeugdliteratuur lees, verbazen zich met name over de ‘volwassen’ problematiek in die boeken en de ‘on-Amerikaanse’ aanpak van de daarin aan de kaak gestelde conflicten. Dat een leraar die een scholiere betast bijvoorbeeld niet meteen in de gevangenis belandt (Carry Slee: Razend) of dat een kind van twaalf jaar de verantwoordelijkheid voor haar aan de drugs verslaafde vader op zich neemt en met hem mee naar een afkickcentrum gaat (Guus Kuijer: Polleke) en niet door het ‘Department of Children and Families’ wordt weggehaald, ontlokt zowel bij mijn studenten als bij lezers en recensenten steeds weer de vraag: Zijn die boeken echt wel voor kinderen bestemd? Zo schrijft een lezeres naar aanleiding van Guus Kuijers The Book of Everything (Levine, 2006): I haven't a clue what to do with it. On the one hand, it's brilliant. An incredibly intelligent treatise on one boy's grasp of what he wants out of his life, his religion, and his abusive family situation. On the other hand I can't figure out if it's really a kid's book. Would children enjoy it? Wouldn't a teenager get so much more out of it?Ga naar eind12. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over Bruises van Anke de Vries (Hand Print, 2003) schreef Publishers Weekly: Not a one-note issue book, this sophisticated, disturbing story presents its characters with sympathy for their vulnerabilities. Some readers may need adult guidance to cope with the strong content, but ultimately the message here is optimistic, suggesting that even the direst circumstances can be overcome. Naast de bezorgdheid over de vraag of het boek wel voor de jeugd geschikt is, komt hier ook duidelijk het typisch Amerikaanse ‘als het maar goed komt’-gevoel naar voren, die eindeloze behoefte aan een happy end met een verheffende boodschap. Ook zie je soms een bijzondere voorliefde voor verhalen die ‘echt gebeurd’ zijn. Zo schrijft Publishers Weekly over Arno Bohlmeijers Something Very Sorry (Putnam Juvenile, 1997): Although the subject matter of this book may be too intense for some readers, most will be drawn into this day-to-day account of spiritual recovery, relishing the subtle beauty of the author's prose and its life-affirming message [...] This is a true story; the character of Rosemyn is the author's own daughter. Uiterst negatieve kritiek komt er vooral van de School Library Journal, wat niet verwonderlijk is als je bedenkt dat er in Amerika op scholen nog steeds boeken op de banlijst komen. Bare Hands van Bart Moeyaert bijvoorbeeld wordt daar beschreven als een ‘disappointing and confusing novel’ met een ‘muddled message’. Het voorheen genoemde succesnummer van Anne Provoost, In the Shadow of the Ark, ontvangt overal lovende kritiek, behalve in de School Library Journal: ‘[T]he pacing is slow, the characters are simplistic and undeveloped, and the prose is uneven and wordy [...] The writing is adult in tone and sensibility, and few teens will be engaged enough to grapple with the philosophical concerns it raises about who is chosen and who is left behind.’ Zelfs in het commentaar op Minnie (Milkweed, 1994), de vertaling van Annie M.G. Schmidts Minoes, in Nederland geliefd bij jong en oud, domineert in de School Library Journal de behoefte aan het vertrouwde, en de recensent plaatst het dan ook in een bekende context: The setting, a small European village, will seem idyllic to many readers and adds to the slightly strange, unfamiliar mood of the tale [...] This book lacks the sheer magic of Ursula K. Le Guin's Catwings (Orchard, 1988) and the robust adventure of Lloyd Alexander's The Cat Who Wished to Be a Man (Dutton, 1977), but has a charm of its own that will appeal to graduates of Esther Averill's Jenny and the Cat Club-series (Harper Collins). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn conclusie hier is dat de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur door de Amerikanen over het algemeen als te volwassen wordt beschouwd.
Kijken we naar reacties op volwassenenliteratuur, dan moet ik weer op de karakteristieken terugkomen die in het hiervoor genoemde artikel ‘America Yawns at Foreign Fiction’ weergegeven werden: het langzamere tempo, de filosofische en reflectieve toon, het soms ontbreken van een duidelijke (simpele) verhaallijn, het wisselende perspectief, de onherkenbare thematiek. Ook hier kan ik uit eigen ervaring spreken; mijn studenten in de cursussen literatuur en cultuur verbazen zich altijd weer over de in hun ogen ongewone aanpak van seksualiteit (en met name het relatief hoge gehalte aan onverbloemde seksscènes) en de voor Nederland typische vrije omgang met andere taboes. Om een voorbeeld te noemen: dat een politieagent een in het Vondelpark vrijend paar ‘nog een prettige avond’ wenst nadat hij heeft vastgesteld dat met mevrouw ‘alles in orde’ isGa naar eind13. in plaats van hen wegens liederlijk gedrag meteen naar huis of naar het politiebureau te sturen, vonden mijn studenten ronduit verbluffend. Of dat een door postnatale depressie ontwrichte moeder een baby met een appelboor te lijf gaat,Ga naar eind14. ook daardoor waren de gemoederen enigszins geschokt. Maar tegelijkertijd is er ook een groot respect voor de complexiteit van zowel de verhaallijn alsook de karakters van de figuren in de Nederlandse literatuur. De daarin centraal staande conflicten stemmen tot nadenken, de keuze voor of tegen is vaak moeilijk, veel vragen blijven onbeantwoord en scheppen stof voor diepgaande discussies. Diezelfde complexiteit en diepgang geeft in veel van de in de vs verschijnende recensies van Nederlandse literatuur in vertaling reden tot overwegend positieve reacties. Sterker nog: in een stapel willekeurig geselecteerde boekbesprekingen van recent vertaalde, nog verkrijgbare werken uit het archief van het Vertalingenfonds vond ik zegge en schrijve maar één werk waarmee de vloer aangeveegd wordt, namelijk Siegfried van Harry Mulisch: In ‘Siegfried’ Mulisch seeks to solve the lingering problem Hitler holds for humanity through his protagonist, Herter, a character that bears more than a passing resemblance to the affably arrogant Mulisch, who manages to be megalomaniacal and self-effacing at the same time.Ga naar eind15. Elders het volgende oordeel: ‘Siegfried’ reads like a pompous ‘Boys from Brazil’-like yarn. It's an out-and-out potboiler, garnished with sophomoric, philosophical asides. As a made-for-the-movies melodrama, it is vivid and suspenseful enough. As a serious meditation on evil and guilt and history, it is a remarkably inane performance, at once silly and pretentious.Ga naar eind16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afgezien van deze twee uitvallen, die eerder iets van persoonlijke vendetta's tegen Mulisch hebben,Ga naar eind17. vond ik geen ronduit moordende boekbesprekingen. Wanneer er kritiek geuit wordt, is die eerder van een wat bescheidener aard. Over Connie Palmens The Friendship werd in Publishers Weekly (oktober 2003) bijvoorbeeld gezegd: A bestseller in the Netherlands, like her first novel, The Laws, Palmen's bracingly intellectual but oblique second novel will appeal to a more limited readership in the U.S. Even devotees of cerebral European literary fiction may be frustrated this time around by Palmen's swerve from an engaging narrative into the foggy hinterlands of her narrator's psyche. Soms wordt er eerder aan het intellect van de lezers dan aan het talent van de schrijver getwijfeld. Aan het eind van een lange bespreking van All Souls Day van Cees Nooteboom bijvoorbeeld schrijft de recensent: ‘All of the above is sure to frighten away most North American readers, but Nooteboom is deeply rewarding [...] Readers who invest the time and the patience to pore over the work will be deeply touched by its quiet humanity and exploration of the grieving soul.’Ga naar eind18. Met The Two Hearts of Kwasi Boachi oogst Arthur Japin overwegend lovende kritiek, alleen al vanwege de ook in Amerika nog zeer actuele thematiek, al wordt er wel voorzichtig kritiek geuit op de rijkdom aan historisch vooronderzoek en een overgewicht aan in de roman ingebed authentiek materiaal. Interessant, maar niet verbazend vanuit Amerikaans perspectief vond ik ook het volgende: ‘Although aware that people of color might question whether a white man can truly understand the perspective of an African, Japin defends his right to do so.’Ga naar eind19. Met Twins maakte Tessa de Loo een geweldig debuut in Amerika: ‘A flat-out masterpiece, exhilarating and unforgettable.’Ga naar eind20. Het erop volgende A Bed in Heaven kreeg in Publishers Weekly (2003) het stempel ‘a virtuoso performance’. Over het werk van Anna Enquist vond ik overwegend lovende besprekingen, die vooral de nadruk leggen op haar successtatus niet alleen in Nederland, maar ook in Europa, met uitzondering van een artikeltje waarin, mijns inziens geheel ten onrechte, naar aanleiding van The Secret gezegd werd: ‘Easy answers are far too available in today's fiction, but The Secret would benefit from providing an answer or two. The only secret Enquist really reveals ist that she can write a lyrical work of art and still produce flat characters.’Ga naar eind21. Arnon Grunberg doet het goed in America, al had zijn roman Silent Extras minder succes dan Phantom Pain: ‘Grunberg burst on the scene at 22, but he can no longer claim wunderkind status. Despite the international success of Blue Mondays, the peculiar charms of his latest will be a tough sell for a large American audience.’Ga naar eind22. Over het werk van Margriet de Moor wordt daarentegen voornamelijk positief geschreven (‘She's getting better with every book.’)Ga naar eind23. en wat de twee titels van Renate Dorrestein betreft veronderstel ik dat het de volgorde is geweest waarin die verschenen zijn waardoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Without Mercy minder goed ontvangen werd dan A Heart of Stone. Over dat boek schrijft een lezeres: ‘I bought this book on a whim, and was absolutely gripped by it. Could not put it down. Had to miss a whole day at work. And it was absolutely worth it.’Ga naar eind24. Dat schept hoge verwachtingen. En om nog een paar zeer recente voorbeelden te noemen: Ook werken van minder hoogstaande of zelfs twijfelachtige literaire kwaliteit vallen in redelijk goede aarde. The Dinner Club (2007) van Saskia Noort is volgens Booklist een verhaal ‘from one of the basic guilty-pleasure food groups: genre fluff leavened with smart writing.’ En over Love Life (2007) van Kluun zegt Publishers Weekly: ‘Kluun's take on marriage may be too European for the States, but his lacerating portraits of the medical establishment will certainly hit home.’ Al met al voldoende indicaties dat vertaalde Nederlandse literatuur in Amerika wel degelijk een kans heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieIk wil hier niet pretenderen een sluitende conclusie te kunnen geven over de status van de vertaalde Nederlandse literatuur in Amerika. Wel durf ik op grond van mijn korte onderzoek naar de markt, de promotie en de lezersreacties, samenvattend te zeggen dat zij in dit land geen noemenswaardige zichtbaarheid heeft. Behalve door gewoon een boekhandel binnen te stappen (zelfs een filiaal van de grootste keten in de vs) en de schappen te checken waar nagenoeg niets Nederlands te vinden is, is er nog een andere, heel simpele manier om dat te bevestigen. Kijk op amazon.com eens naar de ‘sales rank’ van een willekeurige vertaalde Nederlandse titel. The Following Story van Cees Nooteboom vond ik op ‘613,206 in Books’ (dat is zeshonderddertienduizend tweehonderdzes, laat u zich niet door de komma misleiden). Van Harry Mulisch stond The Assault op nummer 111.074 en The Discovery of Heaven op 405.211. Van Margriet de Moor stond The Kreutzer Sonata op nummer 810.340. Ter vergelijking keek ik even naar een paar Duitse schrijvers: van Günter Grass bijvoorbeeld stond Peeling the Onion op nummer 7.423. Geen eerlijke tegenstander, na al die ophef over het verleden van Grass? Maar ook Grass' Crabwalk staat immers op 154.139 en The Tin Drum op 36.248. Geert Mak bijvoorbeeld hoeft zich beslist ook niet te schamen; hij staat met In Europe op 13.698. Met andere woorden: Zowel Duitsland als Nederland heeft duidelijk bestsellerauteurs die ook in het buitenland veel verkocht worden. Maar toch, wat is veel? Vergelijk dat eens met bijvoorbeeld Isabel Allende of Gabriel Garcia Marquez. Van Allende staat House of the Spirits op nummer 14.611 en Chronicle of a Death Foretold van Marquez staat op 4.790. Dat zijn ook vertaalde titels. Overigens is het vanzelfsprekend dat de Latijns-Amerikaanse literatuur in de vs een grotere rol speelt dan de Europese, die, getuige de cijfers, duidelijk minder gewicht heeft. Wat is op dit moment één van de best verkochte boeken in Amerika? The Kite Runner van Khaled Hosseini. Het staat op nummer 30. De opvolger, A Thousand Splendid Suns, bevindt zich op nummer 4. De gebonden editie van de nieuwste van John Grisham, Playing for Pizza, doet het ook heel goed op nummer 7. En in de kinderliteratuur is het zevende Harry Potter-boek op dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
moment natuurlijk de nummer 1. Daarvoor ging mijn in Amerika wonende nicht met haar dochters gewapend met slaapzak voor de deur van een boekwinkel liggen om als één van de eersten in Houston een exemplaar te kunnen bemachtigen. Zo gaat dat hier. Waarom dit gedoe met ‘sales rank’-cijfers? Het is erg moeilijk om van uitgevers exacte gegevens over oplagen los te peuteren, vooral waar het gesubsidieerde uitgaven betreft. Ik heb bij verscheidene grotere uitgevers via e-mail een gooi gedaan, maar ik kreeg steeds nul op het rekest. Toen ik na ettelijke onbeantwoorde e-mails toch maar eens de telefoon greep en de uitgever van twee titels van Margriet de Moor en één van Abdelkader Benali belde, werd mij verteld dat oplagecijfers ‘proprietary information’ zijn; die deur bleef voor mij dus gesloten. Wel kon de vertegenwoordiger die ik aan de lijn had mij verzekeren dat het ‘very difficult’ is een publiek voor vertaalde literatuur te vinden. Maar dat wist ik zelf ook al. Een collega wees mij erop dat je van die ‘sales rank’-cijfers ook een aardige indruk krijgt. Tenslotte is amazon.com naast Barnes and Noble de grootste online boekwinkel, al verkopen ze inmiddels ook allerlei andere artikelen. Het is met de vertaalde Nederlandse literatuur misschien net zoals met de universitaire programma's Nederlands als vreemde taal in de vs. Je krijgt een klein, maar zeer enthousiast publiek met een vaste kern van trouwe aanhangers. Dat zie je aan de overwegend positieve recensies en lezersreacties. Daar worden waarschijnlijk geen miljarden mee verdiend, maar van tijd tot tijd kunnen uitgevers zich zulke verliesposten wellicht veroorloven. Hoe we het lezerspubliek groter maken, blijft voor mij ook een onbeantwoorde vraag. Wel ben ik ervan overtuigd dat er een positieve invloed uit kan gaan van de Nederlandse programma's aan Amerikaanse universiteiten, wier taak het ook is een productieve relatie te onderhouden met hun plaatselijke Nederlandse gemeenschap. Vanuit diezelfde Nederlandse programma's kunnen contacten met uitgeverijen gelegd worden en omgekeerd. De samenwerking met Dalkey Archive Press en Rain Taxi die ik eerder in dit artikel genoemd heb, zijn daarvan een paar bescheiden voorbeelden. Het nlpvf en het vfl zouden in die samenwerking een bemiddelende rol kunnen spelen. Verder zou het natuurlijk ook geen kwaad kunnen als er eens een Nederlandse schrijver de Nobelprijs won. Al heb je dan kans dat de meeste Amerikanen weer zullen zeggen: ‘Wie?’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appendix vertaalde fictie tussen 2000 en 2007Ga naar eind25.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kinderliteratuur tussen 2000 en 2007
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|