Neerlandica extra Muros. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||
Marion Boers
| |||||
[pagina 66]
| |||||
helemaal wordt waargemaakt. Het handzame formaat maakt het mogelijk het mee te nemen naar een museum en daar, onder de deskundige leiding van Broos, datgene te zien dat voor andere bezoekers verborgen blijft. Het boekje zou, wat mij betreft, de eretitel ‘de draagbare Rembrandt’ mogen krijgen. Ambitieus van opzet en van titel is ook De grote Rembrandt van Gary Schwartz, andermaal van uitgeverij Waanders, die tekende voor een groot deel van de Rembrandt-uitgaven van 2006. Schwartz bekent in zijn inleiding al vele decennia gefascineerd te zijn door Rembrandt en zijn kunst. In 1984 verscheen zijn eerste monografie over de schilder, waarin hij aan de hand van diverse Rembrandt-documenten probeert de maatschappelijke relaties tussen de schilder en zijn opdrachtgevers te traceren. Het boek was toen een ‘bestseller’, al werd het in kunsthistorische kring slecht ontvangen vanwege de speculatieve conclusies die uit soms fragmentarische bronnen werden getrokken. Nu dan De grote Rembrandt, waarin Schwartz al zijn kennis omtrent zijn object van bewondering heeft samengebracht. Bij de uitgave zijn kosten noch moeite gespaard. De fraaie illustraties, schema's en grafieken zijn een lust voor het oog. Het boek biedt in de eerste plaats een visuele tocht door het leven en werk van de kunstenaar. We krijgen niet alleen prachtige reproducties van zijn werk te zien, maar bijvoorbeeld ook foto's van de plaatsen waar hij schilderde en de gebouwen waar zijn beroemde schilderijen hebben gehangen. Meer dan bij Broos is er bovendien plaats ingeruimd voor de prenten en tekeningen. Schwartz heeft gekozen voor een thematische opzet. Het ging hem er niet zozeer om een chronologisch overzicht te geven van Rembrandts artistieke ontwikkeling, maar om het belichten van verschillende thema's zoals, wat Schwartz ‘het metier’ van de schilder noemt, zijn huiselijk leven, zijn verzamelaars en opdrachtgevers en een opmerkelijk hoofdstuk met de titel ‘verdienen en uitgeven’ dat gaat over het schilderen als broodwinning en beroep alsmede over de schilderijenmarkt in de zeventiende eeuw. Rondom deze thematische hoofdstukken zijn teksten gerangschikt over de verschillende genres die Rembrandt beoefende, zoals het landschap en natuurlijk zijn bijbelse historiestukken. Het boek besluit met een stuk over Rembrandts reputatie door de eeuwen heen. Waarschijnlijk heeft de auteur zeer bewust voor deze opzet gekozen, maar het effect is desalniettemin nogal rommelig en inconsistent. In het voorwoord maakt Schwartz duidelijk hoe ambitieus hij is. Hij zegt het boek te hebben geschreven voor beginners en specialisten. Daarmee geeft hij eigenlijk al aan dat hij op twee gedachten hinkt. Voor de specialist biedt De grote Rembrandt te veel gemeenplaatsen en emotionele uitroepen zonder wetenschappelijke onderbouwing, terwijl de ‘beginneling’ waarschijnlijk al snel is ontmoedigd door de veelheid aan feiten die op hem afkomt. Ambitieus is ook Schwartz' voornemen om Rembrandt te plaatsen binnen de historische context, waarin de schilder volgens hem thuishoort. Wat mij betreft, is het nu juist op dit punt waar de auteur regelmatig faalt, doordat het hem ontbreekt aan distantie tot het onderwerp. Vaak zegt zijn benadering meer over de hedendaagse mentaliteit en zijn eigen emoties dan over wat er speelde in de Gouden Eeuw. Ter illustratie een korte passage over de rol die Hendrickje Stoffels volgens | |||||
[pagina 67]
| |||||
Schwartz in het leven van de kunstenaar speelde. Hij zegt over haar ‘levenslange liefde en diensten als huishoudster’: ‘Devotie van die omvang was even zeldzaam in Amsterdam in de zeventiende eeuw als waar ook ter wereld. Wat moet het een vreselijk verlies geweest zijn voor Rembrandt toen deze geweldige vrouw overleed’. Een mooi voorbeeld, lijkt mij, dat de emotie het bij Schwartz regelmatig wint van de wetenschappelijke benadering. De grote Rembrandt is een boek dat uitnodigt tot kijken en bladeren, groots van omvang en groots ook in zijn poging om een synthese tot stand te brengen van de stand van zaken in het Rembrandt-onderzoek anno 2006, al gaat de emotionele toon op den duur wel erg irriteren en zijn de conclusies die hier en daar uit bronnen worden getrokken uitermate speculatief. Hoe moeilijk het is om te kijken met de ogen van een zeventiende-eeuwse beschouwer toont Marieke de Winkels boek Fashion and Fancy, dress and meaning in Rembrandt's paintings. Het is in veel opzichten een ‘voorbeeldig’ boek over een onderwerp dat in de Rembrandt-literatuur tot dusverre onderbelicht is gebleven. In vijf hoofdstukken, die zijn gedocumenteerd met een enorme rijkdom aan bronnenmateriaal, laat Marieke de Winkel ons naar kleding kijken door de ogen van de zeventiende-eeuwse beschouwer. Ze toont welke associaties men toen moet hebben gehad bij het zien van Rembrandts portretten en historiestukken. De opzet van dit boek is overigens veel breder dan het bespreken van de functie die kledingstukken spelen in Rembrandts schilderijen. Ze gebruikt de kunstwerken als basis voor een analyse van de culturele en sociale implicaties die kledingstukken konden hebben in de Gouden Eeuw. De kostuums die werden gebruikt in Rembrandts portretten en historiestukken werden door zijn publiek heel verschillend ervaren, soms als uitgesproken modern, maar in andere gevallen juist als ouderwets of exotisch. Een goed voorbeeld daarvan is de mantel of tabbaard, die al in de zestiende eeuw uit de mode was geraakt, maar in de zeventiende eeuw nog werd gedragen door ambtsdragers zoals dominees en professoren en daardoor de connotatie van ‘waardigheid’ kreeg.Ga naar eind1 Zo'n tabbaard wordt bijvoorbeeld gedragen door de bontkoopman Nicolaes Ruts die in 1631 door Rembrandt werd vereeuwigd en ook door de mennonietische predikant Cornelis Claeszn Anslo op een portret uit 1641. Interessant is ook De Winkels analyse van het ruiterkostuum dat Jan Six aan heeft op het prachtige portret dat Rembrandt in 1654 van hem maakte. Contemporaine beschouwers zouden daarin onmiddellijk zijn adellijke aspiraties hebben herkend en een enkeling zou hebben gezien dat Six zich wilde profileren als Castigliones ideale hoveling. Boeiend is het om te vernemen dat de oudere dames met een zakdoek in de hand geen treurende weduwen zijn, zoals tot voor kort werd gedacht, maar dat zij die zakdoek vooral in de hand houden als een ietwat verouderd statussymbool; het gewone volk veegde de mond af met een mouw of met de vingers, terwijl heden uit de hoogste kringen daarvoor in de zestiende eeuw een zakdoek gingen gebruiken. Kijken en bekeken worden staat, ten slotte, centraal in het vierde boek dat ik hier wil bespreken: Eric Jan Sluijters Rembrandt and the female nude. Het is niet | |||||
[pagina 68]
| |||||
gemakkelijk om in een paar woorden recht te doen aan deze diepgaande studie over het vrouwelijk naakt. Naakten spelen geen hoofdrol in Rembrandts oeuvre, maar enkele van zijn meest ontroerende schilderijen, zoals de Danaë uit 1636 en de Bathseba uit 1654, hebben het vrouwelijk naakt als onderwerp. Bij naakten denken we in de eerste plaats aan zestiende-eeuwse Italiaanse schilders als Corregio en Titiaan en natuurlijk aan de weelderige vormen bij Rubens. Sluijter zet in zijn boek uiteen dat een belangrijk leitmotiv in Rembrandts oeuvre de artistieke wedijver was met die grote meesters. Een tweede aspect dat in het boek centraal staat, is het verschil tussen idealisering en het schilderen naar het leven. Rembrandt werd, ook door tijdgenoten, beschimpt vanwege zijn platvloersheid en levensechtheid, met name als het ging om het schilderen van vrouwelijke naakten. Sluijter toont aan dat het juist die levensechtheid is waarmee Rembrandt de artistieke competitie met andere meesters aangaat. Met behulp van zijn ongeëvenaarde techniek benadrukt hij de tastbare, zachte, warme rondingen van het vrouwelijk lichaam die aan de schilderijen een erotische lading meegeven die bij zijn Hollandse tijdgenoten meestal ontbreekt. Het boek gaat ook over het publiek waarvoor deze schilderijen bestemd moeten zijn geweest. Dat was een geletterd publiek van fijnproevers die niet vies waren van een bepaalde vorm van voyeurisme. Het oog werd in de zeventiende eeuw beschouwd als het gevaarlijkste zintuig omdat het direct in contact stond met de hersenen. Schilderijen met naakten werden, zeker niet alleen door contemporaine moraalridders, beschouwd als verleiders van dat oog. Ik heb hier al even het woord leitmotiv gebruikt, dat zeer toepasselijk blijkt te zijn voor dit boek dat is gecomponeerd als een muziekstuk met verschillende intermezzi. Sluijter toont zijn enorme eruditie en kennis van motieven, bronnen en de literatuur uit de klassieke oudheid en de vroeg-moderne tijd. Herhaaldelijk verwijst hij ook naar hedendaagse opvattingen over het naakt om aan te tonen hoezeer onze associaties daarmee door de eeuwen heen zijn veranderd, maar ook wat daarin gelijk is gebleven. In de hoofdstukken staat telkens één schilderij centraal. We weten dat Rembrandt een zeer uitgebreide collectie prenten bezat die vaak het uitgangspunt vormden van zijn artistieke wedijver met grote meesters uit het verleden en bovenal met Rubens. Sluijter neemt telkens die prenten als basis om te laten zien voor welke oplossingen Rembrandt koos, om vervolgens te tonen wat hem bijzonder maakt vergeleken bij andere Hollandse meesters die zich voor dezelfde uitdaging zagen gesteld. De al genoemde intermezzi geven de verdieping. Daarin wordt samengevat wat de essentie was van de denkbeelden van de zeventiende-eeuwse elite over kunst en in welke context Rembrandts levenslange zoektocht naar het appelleren aan de menselijke emotie moet worden gezien. Een boek dat zoveel eruditie tentoonspreidt is overigens wel als een doos handgemaakte Belgische bonbons: je moet er af en toe één proeven en de doos niet in een keer leegeten, want dan overeet je jezelf en gaan de verfijnde nuances verloren in overdaad.
In deze vier boeken is veel plaats ingeruimd voor de historische context waarin Rembrandts oeuvre moet worden geplaatst. De emotionele lading die veel van | |||||
[pagina 69]
| |||||
zijn schilderijen hebben, mag dan als universeel en tijdloos worden beschouwd, veel andere aspecten daarvan lagen voor zijn tijdgenoten voor de hand, terwijl dat voor ons nu niet meer het geval is. Rembrandt was een doener, een man van weinig woorden, maar er blijken veel diepgaande studies nodig te zijn om inzicht te krijgen in zijn leven en werk. Met dat inzicht wordt kijken naar Rembrandt meer dan een visueel genoegen; dan wordt kijken zien. | |||||
Besproken titels
|
|