Neerlandica extra Muros. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| ||||||
Alice van Kalsbeek
| ||||||
[pagina 58]
| ||||||
Uitspraakleer Nederlands voor FranstaligenGa naar eind1Uitspraakleer Nederlands voor Franstaligen is een uitvoerige beschrijving van de Nederlandse uitspraak, waaronder wordt verstaan: afzonderlijke klanken, assimilatieverschijnselen, woordklemtoon en zinsaccent. In acht hoofdstukken komen aan de orde: de spraakketen en de spraakorganen, de klanken van het Nederlands, assimilatie, prosodie, woordklemtoon, zinsaccent, uitspraakvariatie in het Nederlandstalig taalgebied en de uitspraak van Franstalige leerders van het Nederlands. De bijlagen bevatten lijsten van de gebruikte symbolen en een lijst met fonetische transcripties van de tweeduizend meest frequente woorden van het Nederlands en van woorden die problematisch zijn voor Franstaligen. Bij het beschrijven van de klanken wordt steeds hetzelfde stramien gevolgd: kenmerken, spelling, voorbeelden, oefeningen. Bij de klinkers valt onder kenmerken ook de manier van realiseren: tongstand, lippenstand, gespannenheid, lengte, tongpunt. Bij de medeklinkers wordt in sommige gevallen volstaan met karakteriseringen als: ‘De /m/ is een stemhebbende bilabiale nasaal’, in andere gevallen, bijvoorbeeld bij de /r/, wordt veel meer informatie gegeven. Naast klinkers en medeklinkers worden ook semivocalen (/w/ en /j/), tweeklanken en Franse klanken, zoals in ‘en passant’, ‘bon ton’, ‘elektricien’ en ‘parfum’ besproken. In de algemene beschrijving van klanken en prosodie staat, waar dat nuttig is, informatie die relevant is voor de Franstalige leerder (aangegeven met FR in de marge). Bij de beklemtoning van samenstellingen lezen we bijvoorbeeld: ‘In samenstellingen ligt de woordklemtoon over het algemeen op het eerste samenstellende woord. Voorbeelden: aanpassingsvermogen, aardappel, etc’. Hier doet zich een contrast voor met het Frans.
Het boek gaat vergezeld van een cd met 85 oefeningen, die voornamelijk bestaan uit de ingesproken voorbeeldwoorden. De cd is ingesproken door een zevental mannen en vrouwen, onder wie twee Vlamingen. De geluidskwaliteit is goed, op één oefening na, die bij mij vervormd overkwam (oefening 19). De bij oefening 2 gemaakte fout om twee verschillende spreeksters (NL en VL) de twee delen van een discriminatie-oefening te laten inspreken (graf-graaf) waardoor de te discrimineren klanken moeilijk zijn te onderscheiden, omdat er ook andere verschillen in uitspraak zijn (de g en de r), is bij latere oefeningen kennelijk hersteld. Een beetje storend is dat de slot-n, waarvan wordt gezegd dat die in het Nederlands niet wordt uitgesproken in posities als in ‘hebben’, in sommige oefeningen heel duidelijk te horen is, met name in oefening 54, waar de ene spreker hem wel uitspreekt en de andere niet. Maar dit zijn slechts schoonheidsfoutjes in de voor het overige duidelijk ingesproken woorden en zinnen.
Uitspraakleer is bedoeld voor een vrij breed publiek: ‘(...) docenten en studenten Nederlands aan Franstalige universiteiten en hogescholen, leraren Nederlands, alsook docenten op lerarenopleidingen en op instituten toegepaste taalkunde’. De beschrijvingen vereisen een hoog niveau van taalvaardigheid in het Nederlands, dus voorzover studenten ermee willen werken, kan dat alleen als ze behoorlijk gevorderd zijn. Uit de inleiding maak ik echter op dat een belangrijk | ||||||
[pagina 59]
| ||||||
argument voor het schrijven van dit boek nu juist was dat aan uitspraak en intonatie te weinig aandacht wordt besteed in het vreemdetalenonderwijs en dat men daar al in het begin aandacht aan moet geven. Dat zou de indruk kunnen wekken dat het een uitspraakcursus is voor beginnende of halfgevorderde leerders van het Nederlands. Niets is minder waar. Uitspraakleer is geen cursusboek, geen oefenboek, maar een theorieboek dat gebruikt kan worden in het fonetiekonderwijs aan (Franstalige) studenten Nederlands. Het is een rijk boek, dat een schat aan voorbeelden bevat bij alle verschijnselen, waaruit ook docenten Nederlands als vreemde taal kunnen putten. Ten slotte bevat Uitspraakleer een groot algemeen gedeelte (niet specifiek voor de Franstalige leerder), zodat het interessant is voor een veel grotere doelgroep dan Franstaligen. Ik hoop dan ook dat deze uitvoerige beschrijving haar weg vindt over de grens van Franstalige landen heen en spreek de wens uit dat er een vervolg komt in de vorm van een Uitspraakcursus Nederlands (voor Franstaligen). Uitspraakleer vormt daarvoor een uitstekende basis. | ||||||
Veelgestelde vragenVeelgestelde vragen bevat driehonderd vragen met antwoorden en voorbeelden uit en voor het onderwijs Nederlands als tweede taal. Het boekje is bedoeld voor docenten, ‘als hulpmiddel bij de voorbereiding van een les. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de hier bijeengebrachte vragen en antwoorden integraal in de les behandeld worden’. En voor studenten, als ‘een soort woordenboek. Dit is geen LEESboek, dat je van begin tot eind doorleest. Het is ook geen STUDIEboek’. Terecht wordt hier het vingertje geheven. Je weet maar nooit wat mensen doen met je boekje. De vragen zijn geordend in tien hoofdstukken, die soms een grammaticaal onderwerp als titel hebben (‘spelling en uitspraak’, ‘woordvolgorde’, ‘woorden en uitdrukkingen’), soms aangeven waarop de vragen betrekking hebben (‘groot/grote groter grootst, stoel stoelen - jongen jongens, willen kunnen zullen mogen moeten proberen). Deze titels geven al aan dat er een minimum aan grammaticale termen wordt gebruikt. De selectie van de vragen komt voort uit de lespraktijk: het is een verzameling die de auteurs in een jarenlange ervaring als NT2-docent hebben vergaard. Achter in het boekje staat een index van alle vragen op alfabet.
Het boek is uitgevoerd in een handzaam formaat: A5 met ringband. Bij iedere vraag staat een blokje met een nummer en het trefwoord van de vraag. Eerst wordt de vraag vermeld, dan een aantal voorbeeldzinnen en daarna in het kort een advies, een conclusie, een regel. Als voorbeeld volgt hier de eerste vraag uit het eerste hoofdstuk, een vraag die alle docenten wel eens hebben gehad: jij-u -> Hoe heet jij? Hoe heet u? Wat is het verschil? | ||||||
[pagina 60]
| ||||||
En u meneer, hoe heet u? De auteurs hebben de voorbeelden ontleend aan de Delftse methode, waar zij mee werken. Ze suggereren docenten de voorbeelden te vervangen door voorbeelden die de studenten al kennen, uit het eigen lesmateriaal. Met die suggestie ben ik het eens, maar uit mijn praktijk van trainer weet ik dat docenten juist het zoeken van de geschikte voorbeelden tijdrovend en ingewikkeld vinden. Dus wat mij betreft, kan het boek ook zonder die vervanging zijn diensten bewijzen. Veelgestelde vragen is een overzichtelijk naslagwerkje, heel nuttig voor (beginnende) docenten en (half)gevorderde studenten. | ||||||
Hogerop!Hogerop! is voorzover ik weet de eerste geïntegreerde leergang die bedoeld is voor hoog opgeleide anderstaligen die het Staatsexamen NT2 programma II of het PAT-examen van het Certificaat Nederlands als vreemde taal al hebben behaald. Het begeeft zich op niveau B2/C1 van het Europees Referentiekader. Als doelgroep worden zowel anderstaligen in Nederland als studenten Nederlands in het buitenland genoemd. De leergang bestaat uit zeven hoofdstukken, waarvan de volgende taalhandelingen het vertrekpunt vormen: informatie geven en vragen, meningen uitwisselen en verdedigen, spreken over extreme zaken en gebeurtenissen, kritiek geven en daarop reageren, omgaan met openheid en discretie, over emoties spreken en het hanteren van humor. Alle vaardigheden komen in ieder hoofdstuk aan bod: lees-, luister-, spreek-, schrijfvaardigheid, woordenschat, grammatica en prosodie. De teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentieke teksten. Het boek bevat ten slotte bijlagen met sleutels, extra oefeningen over moeilijke grammaticale onderwerpen en de transcripten van luisterfragmenten. Wat betreft de opbouw staat er in de inleiding: ‘De indeling kent geen oplopende moeilijkheidsgraad. Wel hebben we gestreefd naar een cyclische opzet: taalhandelingen, idioom en eventueel bijbehorende grammatica komen zoveel mogelijk terug in (een) ander(e) hoofdstuk(ken). In die zin is het niet aan te bevelen de hoofdstukken door elkaar te behandelen of hoofdstukken over te slaan’. Idioom, spreekwoorden en uitdrukkingen krijgen de nodige aandacht. De selectie daarvan doet regelmatig oubollig aan: bij uitdrukkingen met klinkerrijm kan ik me nog wel vinden in ‘in geuren en kleuren’ en ‘mijn en dijn’, maar ‘wijntje en trijntje’? Moeten anderstaligen van dit niveau weten wat ‘een sloddervos’, ‘een lapzwans’, ‘een pietlut’, ‘een lamme goedzak’ is? En ‘asjemenou’ is met het verdwijnen van de tv-figuur Loeki de Leeuw toch een | ||||||
[pagina 61]
| ||||||
historisch woord geworden? Ook sommige filmfragmenten zijn aardig gedateerd (1996, 1999). Leesteksten zijn voor een groot deel afkomstig uit Nederlandse kranten en tijdschriften. Zowel lees- als luisterfragmenten zijn van een behoorlijke lengte, wat voor deze doelgroep geen probleem hoort te zijn. Het geheel is verluchtigd met enkele cartoons en foto's.
Een van de sterke punten van Hogerop! is de integratie van cultuur en taal. Ieder hoofdstuk begint met een korte introductie van de culturele lading van het onderwerp: ‘Het voelen van emoties staat los van de cultuur waarin we zijn opgegroeid. Mensen komen immers allemaal met ongeveer dezelfde vermogens ter wereld en emoties horen daarbij. Het tonen van en praten over emoties is echter wel cultuurgebonden. Nederlanders staan niet bekend als emotionele mensen bij uitstek, (...).’ Daarnaast wordt culturele bias van teksten geëxpliciteerd en teruggekoppeld naar de leerder. Naar aanleiding van een leestekstje over Máxima wordt bijvoorbeeld gevraagd: ‘Wat vindt u van de eerste indrukken van de prinses? Herkent u ze? Wat vindt u van haar conclusie? Herinnert u zich nog wat u het meest verbaasde toen u pas in Nederland was?’ Sommige teksten (uit de boekjes van Kaldenbach, 1997) geven stereotiepe informatie, maar door de vragen wordt de stereotypering ter discussie gesteld: ‘Bent u het eens met de schrijver? Kunt u voorbeelden geven?’
De vormgeving is van het soort soberheid waar je even doorheen moet bijten: zwart-wit, veel tekst op een pagina, weinig foto's. Hogerop! bevat van alles wat en dat is tegelijk ook de beperking: mensen die hogerop (hoger dan B1/B2) willen op het gebied van de taal volgen veelal een bepaald profiel en zijn dus meer gebaat bij het ontwikkelen van de taalvaardigheid in een specifiek domein. Voor mensen die de algemene taalvaardigheid willen perfectioneren is Hogerop! echter een aardige keus. | ||||||
Dicht/VormDicht/Vorm is een multimediaal lespakket waarin poëzie en filmkunst worden gecombineerd. Er zijn twee pakketten: Dicht/Vorm modern en Dicht/Vorm klassiekers.
Dicht/Vorm klassiekers bevat ‘tien hoogtepunten uit zeshonderd jaar poëziegeschiedenis’, van het Egidiuslied uit ca. 1400 tot ‘Poëzie is kinderspel’ van Lucebert uit 1968: gedichten van P.C. Hooft, Piet Paaltjens, Herman Gorter, J.H. Leopold, Hendrik Marsman, Martinus Nijhoff, Gerrit Achterberg en Remco Campert. De makers van de films kregen de opdracht animatiefilms te vervaardigen bij een gedicht en zich te laten inspireren door de beeldende kunst van de tijd waarin het gedicht is gemaakt. Het resultaat is verrassend, met soms onverwachte combinaties van films en gedichten. Bij het lieflijke, tedere gedicht ‘Zie je ik hou van je’ van Herman Gorter hoort een bizar filmpje over een sprekend | ||||||
[pagina 62]
| ||||||
wassen beeld met een vervormde stem. De filmmaker liet zich inspireren door Jan Toorop. Een dergelijke combinatie alleen al vormt aanleiding tot discussie. Met de films afzonderlijk kunnen ook opdrachten worden gedaan. De studenten kan bijvoorbeeld gevraagd worden waarover het gedicht gaat nadat ze alleen de beelden hebben gezien (zonder geluid).
Dicht/Vorm modern bestaat uit vijftien gedichten met bijbehorende films en een documentaire. De gedichten zijn van auteurs die rond de millenniumwissel zijn doorgebroken, een generatie die zich onderscheidt door de veelal toegankelijke en humoristische stijl en de interesse voor andere media, zoals Ingmar Heytze, Hagar Peters, Ramsey Nasr, Mustafa Stitou en Ruben van Gogh. Vijftien filmmakers kregen de opdracht een eigen interpretatie te geven van en zich te laten inspireren door de gedichten. Het is een afwisselende verzameling films: abstracte, figuratieve, cartooneske, enzovoort.
Dicht/Vorm is bedoeld voor leerlingen van het voortgezet onderwijs in Nederland. De keuze voor het eigentijdse en multimediale sluit aan bij hun wereld. Ook de opdrachten zijn daarop afgestemd. Het pakket is echter zeker interessant voor studenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten. Aan de hand van dit materiaal is het mogelijk allerlei aspecten van cultuur geïntegreerd aan de orde te stellen: literatuur(geschiedenis), animatiegeschiedenis, kunstgeschiedenis, animatietechniek, rijmvormen, enzovoort. Maar omdat de filmpjes kort zijn, kunnen ze ook tussendoor in de taallessen een leuke afwisseling vormen. De opdrachten kunnen zo nodig aangepast worden door de docent. De docentenhandleiding bevat overigens in de bijlage een ‘Poëziechecker’ en een ‘Animatiechecker’ met algemene vragen die bij ieder gedicht respectievelijk iedere film gebruikt kunnen worden. Dicht/Vorm modern werd in 2004 onderscheiden met de Comenius Medaille voor het beste Europese educatieve multimediaproject. Aan te raden! | ||||||
TotaalDan nog een vermeldenswaardige vondst. Geen aanrader, maar een illustratie van de zich herhalende geschiedenis (of plagiaat). Totaal. Basiscursus Nederlands voor anderstaligen van drs. Anneke van den Broek, vierde herziene versie, vertoont opmerkelijk veel overeenkomsten met Levend Nederlands. Hoofdstukken zijn opgebouwd uit dezelfde elementen: lange dialogen (vijftig tot tachtig regels), een woordenlijst, vragen bij de tekst, samenvatting, structuuroefeningen, huiswerk, aanvullende woordenlijst. De introductie voor de student wordt in vier talen gegeven: Voor de cursist - For the student - Pour l'étudiant - Für den Kursteilnemer. Het boek bevat echte structuuroefeningen: Hij drinkt iets - Zij drinkt niets. Hij ontmoet iemand. - Zij ontmoet niemand. Of deze: | ||||||
[pagina 63]
| ||||||
Karin koopt om vijf uur een nieuwe jas? - Ja, om vijf uur koopt ze een nieuwe jas. Kees leest om vier uur een boek? - Ja, om vier uur leest hij een boek. ‘De samenvatting van de dialoog geeft de inhoud ervan weer in iets andere bewoordingen en kan in de exploitatiefase gebruikt worden, bijvoorbeeld als dictee of als leesstuk’ lees ik in Totaal. De inleiding van Levend Nederlands vermeldt: ‘De samenvatting kan ook in het exploitatiestadium gebruikt worden, bijvoorbeeld als dictee of leesstuk’. Exploitatiestadium? Kees Bergsma is Kees Berg geworden (of Mark Boomsma). Verder lezend stuit ik op de volgende passage: ‘Bent u ook wel eens in een kiosk of in een krantenwinkel geweest? En hebt u toen ook wel eens gedacht: wat zijn er toch veel kranten en tijdschriften? Iedereen heeft natuurlijk zijn favoriete krant of tijdschrift’. Opeens klinkt de stem van Ilse.... met haar deftige, dunne ‘l’ in mijn hoofd: ‘Heeft u in een kiosk of krantenwinkel ook wel eens gedacht wat zijn er toch een boel verschillende bladen? Of: waar staat mijn eigen favoriete blad?’ (Code Nederlands, les 9). Zoals gezegd: je weet nooit wat ze met je boekjes doen. Levend Nederlands leeft.
Ten slotte wil ik uw aandacht vestigen op een grammatica voor Italiaanstaligen: Ross, Dolores en Koenraads, Elisabeth: Grammatica neerlandese di base. Milaan: Editore Ulrico Hoepli. 2007. 184 pp. isbn 978 88 203 3878 7. €18. Mijn Italiaans is niet zo goed dat ik dit boek kan bespreken, maar ik wilde het niet onvermeld laten. In eenentwintig hoofdstukken wordt de Nederlandse grammatica behandeld. Aan het eind van ieder hoofdstuk een paar oefeningen, in totaal negentig, met sleutel. Appendices: sterke werkwoorden en bijwoorden. Het boek ziet er goed uit. | ||||||
Besproken titels
| ||||||
[pagina 64]
| ||||||
|
|