Neerlandica extra Muros. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| ||||||||||||||
Sandra van Voorst
| ||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||
Deze introductiedossiers worden uitgegeven om de interesse van Nederlandse uitgevers voor het werk van deze categorie schrijvers op te wekken. Dit initiatief had resultaat, want in maart 2001 verscheen van Zalica Gele sneeuw bij Meulenhoff. Het oorspronkelijk Servo-Kroatische manuscript werd hiervoor vertaald in het Nederlands. Vóór de vertaalde roman was er dus geen uitgegeven werk in de brontaal. Er bestaat alleen een manuscript in het Servo-Kroatisch en in Bosnië kan men dit werk niet in de eigen taal kopen. Hier wordt dus afgeweken van de gebruikelijke gang van zaken, waarin een uitgave in het ene literaire systeem via een vertaling in het andere literaire systeem terecht komt. Impliceert deze hierboven beschreven gang van zaken dat de roman Gele sneeuw in het Nederlandse literaire systeem ontstond en als Nederlandse literatuur werd ontvangen? Op grond van talige criteria kan daar geen sprake van zijn: het boek is oorspronkelijk niet in het Nederlands geschreven (en valt dus ook buiten de omschrijving van Grüttemeier). Volgens institutionele criteria klopt de bewering wel: de roman is letterlijk in Nederland geschreven en functioneert in het Nederlandse literaire systeem. De vraag blijft hoe Gele sneeuw binnen het Nederlandse literaire systeem gepositioneerd wordt: als Nederlandse literatuur of buitenlandse literatuur? Gele sneeuw wordt positief ontvangen. De recensenten besteden vooral aandacht aan de thematiek van de roman: de belegering van Sarajevo en de schrijver als vluchteling. Er wordt opvallend genoeg in níets gerefereerd aan de Nederlandse literatuur of aan de Servo-Kroatische literatuur. Uit geen enkele kritiek blijkt dat men de roman tot de Nederlandse literatuur rekent, noch dat men Gele sneeuw als een vertaald werk beschouwt. Terzijde: Zalica heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit verworven. Het voorbeeld Gele sneeuw blijkt overigens nog gecompliceerder: de roman verscheen eerder al in Polen en kwam vlak na de Nederlandse uitgave ook uit in Duitsland. Er waren dus drie literaire systemen waarin een literaire vertaling zonder brontekst bijna gelijktijdig ging functioneren. Vanuit een institutioneel perspectief kan men spreken van een interessante situatie in het Nederlandse literaire veld. Belangrijke subsidiënten zoals het FvdL en het NLPVF voeren een gericht intercultureel beleid, zoals al bleek uit de introductiedossiers over niet-westerse schrijvers die in Nederland wonen en die een bijdrage zouden kunnen leveren aan de culturele diversiteit. Ik citeer de website van het FvdL: De nadruk ligt in eerste instantie op talentvolle auteurs die (nog niet) in het Nederlands schrijven en nog geen boek in het Nederlands gepubliceerd hebben. Deze auteurs zouden een plaats moeten krijgen in het Nederlandse literaire landschap.Ga naar eind5 Migranten- of allochtonenliteratuur - wel of niet vertaald - lijkt dus enerzijds als een aparte categorie gezien te worden, maar tegelijkertijd proberen de literaire subsidiegevers deze literatuur te incorporeren in het Nederlandse literaire systeem. Hierbij speelt de positionering van de allochtone auteur door de uitgeverij (en natuurlijk de opstelling van de auteur zelf) ook een rol. | ||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||
Bij de positionering van immigrantenliteratuur spelen vele actoren in het literaire veld een rol. Aan de productiekant zijn dat bijvoorbeeld de auteurs en de uitgeverijen en aan de receptiekant de recensenten en de lezers. Hoe wordt door de Nederlandse kritiek in het Nederlands geschreven literatuur van allochtone auteurs ontvangen? Hoe denken de allochtone auteurs zelf over deze kwestie? Tijdens de Boekenweek van 2001, met als thema Schrijven tussen twee culturen, verzette een aantal migrantenauteurs zich fel tegen het etiket ‘allochtonenliteratuur’. Breure & Brouwer reconstrueerden het debat rondom het genoemde boekenweekthema. De argumentatie kan volgens hen als volgt samengevat worden: wanneer het boeken van migrantschrijvers betreft, zou de literaire kritiek zich vooral op de afkomst van de auteur en diens interculturele thematiek richten. Voor eventuele literaire kwaliteiten van het werk zou er weinig tot geen aandacht zijn. Dit zou tot gevolg hebben dat migrantschrijvers en hun boeken binnen het literaire veld een aparte plaats toegewezen krijgen en worden afgezonderd van de niet-migrantschrijvers.Ga naar eind6 Er is inmiddels enig wetenschappelijk onderzoek verricht naar de plaats die migrantenliteratuur binnen het literaire veld inneemt.Ga naar eind7 In de bijdragen van Grüttemeier en Van Uffelen werd bijvoorbeeld gedebatteerd over de ‘verschillen in de literatuurwetenschappelijke omgang met migrantenliteratuur in Nederland en in Duitsland’.Ga naar eind8 Mij viel hierbij op dat beide wetenschappers voorbij gingen aan het moment waarop de receptie plaatsvond, in relatie tot de positionering van de onderzochte auteur in het literaire bron- en doelsysteem. Met andere woorden: de historische dimensie van het literaire veld lijkt buiten beschouwing gelaten te worden. Van Uffelen merkt wel op dat bij een vertaling ‘naast het feit dat deze auteur een migrant (in een ander land) is ook de ondertussen verworven status als auteur een rol [speelt]’,Ga naar eind9 maar verbindt hier verder geen consequenties aan bij de interpretatie van de daaropvolgende recensies. Mijns inziens speelt de ‘verworven status als auteur’ een ruimere rol, niet alleen bij vertalingen. Migrantenliteratuur is geen statisch gegeven. Men kan zich eenvoudig voorstellen dat de zesde roman van een migrantauteur anders behandeld wordt dan zijn literaire debuut,Ga naar eind10 en men kan zich ook voorstellen dat de aanwezigheid van migrantenliteratuur in de loop van de tijd een ontwikkeling in de literatuurwetenschappelijke receptie ten aanzien van deze literatuur (én de Nederlandse literatuur) teweeg brengt. Met dit artikel hoop ik deze overwegingen te onderbouwen en gegevens aan te dragen ten bate van de discussie over de receptie van migrantenliteratuur. Ik presenteer mijn bevindingen in de vorm van een casus.
Bepaalde polysysteemtheoretici menen dat migrantenliteratuur een aantal gemeenschappelijke kenmerken heeft. Daarbij zou migrantenliteratuur een aantal fasen doormaken, zowel in thematiek en vorm van de boeken als ook in de receptie van deze literatuur. De algemene these luidt dat een auteur in het begin als buitenlands, of in ieder geval als allochtoon beschouwd wordt vanwege de thematiek van zijn werk; en voorts dat hij zelf ook worstelt met zijn iden- | ||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||
titeit. Naarmate zijn oeuvre groeit en zijn literaire positie zich ontwikkelt, wordt de migrantauteur steeds meer geassimileerd door het literaire doelsysteem. Barbara Fennell onderzocht deze these voor de Duitse migrantenliteratuur in haar boek Language, literature and the negotiation of identity. Er kunnen volgens haar drie fases in de ontwikkeling van migrantenliteratuur - binnen het individuele oeuvre van een allochtone auteur - gedefinieerd worden in termen van strijd. In de eerste fase staat het verlies van de identiteit centraal. De strijd om stem te krijgen om over dit verlies te spreken wordt pre-literatuur genoemd; deze literatuur hoeft nog niet in de doeltaal geschreven te zijn. De voornaamste kenmerken hiervan zijn: gedichten, korte verhalen, een eenvoudige verhaallijn, zwart-wit beschreven verschillen tussen herkomstland en vestigingsland, en een op zeer directe manier verwoorde boodschap. De tweede fase is de strijd om erkenning van de geschreven werken als literaire werken. In deze fase wordt een nieuwe identiteit opgebouwd. De bijbehorende literatuur wordt migrantenliteratuur genoemd. De voornaamste kenmerken hiervan zijn: een grotere verscheidenheid in de vorm, een breder spectrum aan thema's, wel (nog) vaak betrekking hebbend op het migrant-zijn. In de derde fase is er strijd om toelating tot het establishment van de literatuur van het vestigingsland. Allochtone auteurs willen dan hun werk beoordeeld zien naar deze maatstaven en willen af van het label ‘exotische literatuur’. Een goede illustratie hiervan is het eerder genoemde debat tijdens de Boekenweek van 2001. In deze laatste fase vindt consolidatie van de opgebouwde identiteit plaats. De voornaamste kenmerken hiervan zijn: een grote verscheidenheid wat betreft vorm, stijl etc. en een grote verscheidenheid in thematiek. Ook al wijkt een aantal aspecten zoals ‘stijl’ af van de mainstream-literatuur, het literaire werk is er wel onderdeel van geworden. Het is op deze plaats belangrijk om nogmaals te benadrukken dat dit model over de ontwikkelingen binnen het oeuvre van een niet-westerse migrant gaat en niet over de tweede generatie allochtone auteurs.Ga naar eind11 De vraag rijst nu of zich in het Nederlandse literaire systeem dezelfde ontwikkelingen hebben voorgedaan of voordoen. Hoe worden allochtone auteurs gerecipieerd, hoe gaan zij functioneren in het Nederlandse literaire systeem en welke actoren en factoren zijn hierbij betrokken? De receptie zal uitdrukkelijk vanuit een institutioneel kader onderzocht worden. Er zullen geen uitspraken gedaan worden over de inhoud of de kwaliteit van het literaire werk van Kader Abdolah, de auteur die het onderwerp van de casus zal vormen. | ||||||||||||||
2. De casus: Kader AbdolahEen auteur als Kader Abdolah past als politiek vluchteling binnen de literaire traditie van de van oorsprong niet-Nederlandse schrijvers die in Nederland wonen en in het Nederlands schrijven en publiceren. Uitgeverij De Geus, bekend om haar multiculturele fonds, geeft het werk van Kader Abdolah uit. Hieronder wordt een aantal (institutionele) aspecten besproken dat invloed gehad kan hebben op de ontwikkeling van het oeuvre van Abdolah en op de ontvangst van zijn werken in het Nederlandse literaire systeem. | ||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||
2.1. De thematiek van het oeuvre van Kader AbdolahKader Abdolah werd geboren in 1954 in Iran. Hij is een nakomeling van een groot Perzisch schrijver en dichter die in Abdolah's verhalen menigmaal terugkeert. In 1985 moest Abdolah om politieke redenen uit Iran vluchten en in 1988 kwam hij in Nederland terecht. Hier leerde hij de taal en schreef hij vijf jaar later zijn eerste verhalenbundel De adelaars. Het genre ‘korte verhalen’ is kenmerkend voor de eerste fase van migrantenliteratuur. Abdolah schreef de verhalen direct in het Nederlands, maar deze werden wel intensief geredigeerd. Abdolah presenteert zijn boodschap op een directe manier: de verhalen gaan over het leven als vreemdeling in een andere cultuur en geven een beeld van het leven in een opvangcentrum. Dit strookt perfect met de beschrijving van de eerste fase, ‘pre-literatuur’, in het model van Fennell. In 1995 verscheen de tweede verhalenbundel De meisjes en de partizanen. Het verhaal van de balling wordt vervolgd. ‘Heimwee’ en ‘ballingschap’ vormen de voornaamste thema's. Dan schrijft Abdolah zijn eerste roman: De reis van de lege flessen (1997). In deze roman staat ‘ballingschap’ nog steeds centraal, maar wordt het thema universeler uitgewerkt. Abdolah beschrijft niet alleen het leven van de vluchteling Bolfazl in een Nederlandse nieuwbouwwijk, maar ook het verhaal van homobuurman Renee die ook een buitenstaander blijkt. Dit correleert positief met de eerder beschreven tweede fase. Spijkerschrift (2000) is een omvangrijke roman over een manuscript van een doofstomme vader Aga Akbar in Perzië, dat zijn zoon later in Nederland probeert te ontcijferen. De geschiedenis speelt zich grotendeels af in Iran. De relatie tussen herkomstland en vestigingsland wordt gerepresenteerd door de zoon. Spijkerschrift wordt als omslagpunt gezien in het schrijverschap van Abdolah. De thema's ‘migratie’ en ‘ballingschap’ krijgen steeds meer een commuun karakter. Dit is nog duidelijker te zien in de roman Portretten en een oude droom (2003) waarin Abdolah verslag doet van een reis in Zuid-Afrika. Hier ontbreekt Nederland volledig. In 2005 verscheen Abdolah's voorlopig laatste roman: Het huis van de moskee, een familiegeschiedenis die zich geheel in Iran afspeelt. Al is de verhaalde geschiedenis zeer autobiografisch, er is geen sprake meer van de eerdere bannelingenproblematiek, behalve waar de vlucht van verscheidene personen ter sprake komt. De vertelling richt zich in ieder geval geheel op de interne ontwikkelingen in Iran. Is er sprake van de derde fase van migrantenliteratuur, zoals beschreven in het model van Fennell? De roman blijft zich duidelijk onderscheiden van de Nederlandse mainstream-literatuur, mede doordat de roman geschreven is in de Perzische verteltraditie, waarbij het verhaal centraal staat. In de westerse moderne romantraditie wordt meer waarde gehecht aan de innerlijke ontwikkeling van de personages. Dit specifiek Perzische literaire genre komt naar voren in de stijl, de opbouw, de structuur en het (mannelijke) perspectief van Het huis van de moskee. De Nederlandse literaire kritiek reageerde daar bij het bespreken van de roman dan ook op, hetgeen in paragraaf 2.3 over de receptie van Abdolah's oeuvre nog ter sprake zal komen. | ||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||
2.2. De positionering door de uitgeverijUitgeverijen ondernemen allerlei activiteiten om hun auteurs zo goed mogelijk te positioneren binnen het Nederlandse literaire veld. Zeer bepalend voor de positionering van een auteur is het boekomslag. Niels Bakker, in 2005 researchmasterstudent aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft een analyse gemaakt van de boekomslagen van allochtone auteurs in het fonds van uitgeverij Vassallucci en uitgeverij De Geus. Hij beschrijft hoe het boekomslag vaak de eerste kennismaking van een lezer met een boek is. In dit opzicht heeft het omslag een grote communicatieve waarde voor de uitgever, als start van de symbolische productie van een boek. Onder symbolische productie wordt in deze context verstaan ‘de toekenning van eigenheid (eigenschappen) en kwaliteit (waarde) aan literaire werken, hun classificatie (naar soort) en hun rangordening (in vergelijking met andere werken)’.Ga naar eind12 Een potentiële koper leest allereerst en bijna altijd het omslag van een boek. Dat geldt ook voor recensenten en wetenschappers, die vanzelfsprekend een belangrijke rol spelen in de symbolische productie. Het is wel goed om hier op te merken dat omslagteksten doorgaans tot stand komen in samenwerking met de auteur, al is de uitgever altijd de verantwoordelijke voor het eindresultaat. Uitgevers presenteren een schrijver door in de omslagtekst bepaalde gegevens te verschaffen.Ga naar eind13 GerritsGa naar eind14 onderscheidt drie soorten informatie: de globale inhoud van het boek, een aantal citaten uit positieve recensies en achtergrondinformatie over de schrijver. Hierbij kan ook verwezen worden naar eerder werk van de auteur, naar het genre of naar vergelijkbaar werk van een andere auteur, omdat dit veel gebruikte keuzecriteria voor het kopen van een boek zijn. Er is sprake van een ontwikkeling in de wijze waarop Abdolah door middel van de boekomslagen wordt gepresenteerd. Aan zijn niet-westerse afkomst wordt in iedere omslagtekst aandacht geschonken, maar de wijze waarop dit gebeurt verschilt. De eerste twee zinnen van de omslagteksten van zijn boeken De meisjes en de partizanen (1995) en De reis met de lege flessen (1997) zijn precies hetzelfde: Kader Abdolah (Iran, 1954) vertegenwoordigt een lange traditie in de Perzische literatuur. De dictatuur in Iran dwong hem te vluchten en hij vestigde zich in 1988 in Nederland. Abdolah wordt in deze omslagteksten neergezet als een vluchteling voor de dictatuur in Iran. Volgens de omslagtekst van Spijkerschrift (2000) ‘vluchtte’ hij, zonder dat erbij wordt gemeld waarvoor. In Karavaan en Portretten en een oude droom (2003) ‘verblijft’ hij sinds 1988 in Nederland, zonder dat het woord ‘vluchten’ wordt genoemd. In Een tuin in de zee (2001) staat zijn afkomst tussen haakjes achter zijn naam, zonder dat er details over zijn migratieverleden vermeld worden. Er wordt dus steeds minder aandacht gevestigd op zijn afkomst en de omstandigheden waaronder hij naar Nederland is gekomen. Daarentegen neemt de informatie over Abdolah's oeuvre en successen in de flapteksten juist toe. In de omslagtekst van Portretten van een oude droom wordt | ||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||
bijvoorbeeld een uitgebreide beschrijving gegeven van eerdere werken van Abdolah. Een vergelijkbare ontwikkeling treedt op bij het benoemen van de literaire context waartoe Abdolah behoort. In de eerste omslagteksten werd Abdolah expliciet binnen de Perzische literatuur gepositioneerd. Op de omslag van Spijkerschrift neemt hij ‘een aparte positie in binnen de Nederlandse literatuur’ en bij Een tuin in zee is hij zelfs ‘niet meer weg te denken uit de Nederlandse literatuur’. Uit het feit dat er met geen woord meer over Abdolah's positie gerept wordt in de omslagtekst van Karavaan en Portretten en een oude droom, kan afgeleid worden dat de uitgeverij de discussie als een gepasseerd station beschouwt en dat Abdolah vanzelfsprekend binnen het Nederlandse literaire systeem hoort. | ||||||||||||||
2.3. De receptie in de literaire kritiek en Abdolah's eigen optredenIn de literaire kritiekGa naar eind15 wordt Abdolah in eerste instantie als balling gepositioneerd. De term balling heeft dan overigens geen negatieve connotatie in verband met zijn schrijverschap. Meerdere malen wordt opgemerkt dat zijn werk een unieke positie inneemt in de Nederlandse literatuur. Abdolah wordt geroemd om de manier waarop hij de verhouding tussen de twee culturen weet weer te geven. Abdolah wordt gekarakteriseerd als vluchteling die de bibliotheek ingaat om aan de hand van de grootste Nederlandse schrijvers te leren lezen. Omdat Mulisch toch wat te lastig bleek, zo gaat het verhaal, begon hij bescheidener met Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt. Deze anekdote komt telkens terug, in interviews, recensies en achtergrondartikelen. Het mag dan ook geen verrassing heten dat Abdolah dit verhaal zelf nadrukkelijk de wereld in heeft geholpen. De zo opgeroepen positie, tussen Harry Mulisch en Annie M.G. Schmidt, is het beeld dat Abdolah ons van zichzelf wil geven: tussen de uiterste grootheden van het Nederlandse literaire domein. Dat lijkt geen slechte keus. Opvallend was verder dat de wat ouderwets aandoende term ‘balling’ of ‘getuigeschrijver’ in bijna iedere recensie terugkeerde. Ook dit bleken Abdolah's eigen begrippen. Hij wilde het verhaal vertellen van alle ballingen. Bijna alle recensenten namen deze termen klakkeloos over wanneer zij Abdolah en zijn werk wilden typeren. Dorleijn en Van Rees hebben dit soort beeldvorming, op grond van Bourdieus veldtheorie, beschreven. Ze stellen dat beeldvorming over literaire werken gekenmerkt wordt door orkestratie: de uitspraken en oordelen van verschillende literatuurbeschouwers gaan in de loop van de tijd steeds meer op elkaar lijken. Uit geschiedenissen van de receptie van het werk van een auteur blijkt dat critici in de loop van de tijd teruggrijpen op eerdere kritieken en op uitspraken van de auteur zelf. Binnen de ideologie van de auteur als schepper, wordt de auteur in staat geacht om de achterliggende motieven, intenties en betekenissen van het eigen werk te kunnen doorgronden of althans te kunnen controleren. De inbreng van auteurs zelf in de beeldvorming mag derhalve niet onderschat worden.Ga naar eind16 Dit wordt door deze casus over Abdolah bevestigd. In de kritieken op de | ||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||
eerste verhalenbundels valt op dat veel aandacht uitgaat naar zijn schrijfstijl en naar zijn snelle verovering van de Nederlandse taal. Ook komt de achtergrond van Abdolah ruimschoots aan de orde, evenals de thematiek van zijn werk: ‘ballingschap’ en ‘de kloof tussen twee culturen’. Zijn werk wordt zonder uitzondering positief besproken, waarbij het oordeel op literaire argumenten gebaseerd wordt; de afkomst en het feit dat Abdolah zo snel Nederlands geleerd heeft, worden echter wel genoemd. Er worden (nog) geen vraagtekens gezet bij de literaire waarde van Abdolah's werk. Uit de recensies van De reis van de lege flessen blijkt minder aandacht voor de afkomst van de auteur. De stijl wordt nu door twee recensenten bekritiseerd, waarbij in het ene geval zijn afkomst wél en in het andere geval zijn afkomst juist níet wordt gebruikt in de argumentatie. Het feit dat Abdolah snel Nederlands geleerd heeft, lijkt bij een aantal recensenten mee te wegen in de waardering van de stijl. Dit is echter niet het enige beoordelingscriterium, want ook de literaire waarde ervan - getypeerd als ‘het heldere taalgebruik’ bijvoorbeeld - wordt genoemd. Opvallend was een vergelijking met Elsschot en Nescio. De eenvoudige zinnetjes van Abdolah doen de recensent aan deze beide schrijvers denken.Ga naar eind17 Een groter compliment lijkt dan zelfs nog dat Abdolah volgens een andere recensent ‘vooralsnog met zijn compacte, hoekige, nadrukkelijke en bewonderenswaardig heldere taalgebruik in de eerste plaats op zichzelf [lijkt].’Ga naar eind18 Dit soort omschrijvingen hebben, gezien vanuit de veldtheorie, zeker invloed op de positie van een schrijver in het literaire veld. Nescio en Elsschot nemen belangrijke posities in in het literaire veld, zij behoren tot de literaire canon. Als Abdolah met hen vergeleken wordt, heeft dit invloed op zijn status als literair auteur. Het betekent in de eerste plaats dat hij niet met een andere allochtone of Perzische schrijver vergeleken wordt, hetgeen inhoudt dat hij meetelt in de canonstrijd in het Nederlandse literaire veld. En dat hij daarnaast in de eerste plaats op zichzelf lijkt, zoals deze recensent schreef, is uiterst positief te noemen. Abdolah hoort bij de Nederlandse auteurs, maar onderscheidt zich blijkbaar ook weer van andere Nederlandse auteurs. Aangezien het in het literaire veld bij de symbolische productie vooral om onderscheiding ten opzichte van andere werken of auteurs gaat, is dit van grote waarde voor de positie van Abdolah in het Nederlandse literaire veld. Overigens positioneert Abdolah zichzelf in de roman Spijkerschrift ook nadrukkelijk binnen de Nederlandse literatuur door de vorm van zijn roman te relateren aan ‘het pak van Sjaalman’ en door diverse malen te refereren aan verhalen en gedichten uit de Nederlandse literatuur. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd waarom alle vogels al aan hun nesten begonnen zijn, behalve de hoofdpersoon van Spijkerschrift, Akbar.Ga naar eind19 Spijkerschrift wordt, zoals gezegd, als het omslagpunt in zijn oeuvre gezien. In de termen van het migrantenliteratuurmodel zou deze omslag vertaald kunnen worden naar de derde fase. Ik citeer uit een van de recensies: ‘Zijn heimwee en buitenstaanderschap zijn niet langer meer de drijfveer voor zijn schrijverschap. Nu de schrijver “thuis” is, durft hij op zoek te gaan naar wat hij achterliet’.Ga naar eind20 Dit gaat over Portretten en een | ||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||
oude droom, waar de plaats van handeling Zuid-Afrika is. Het huis van de moskee, de meest recente roman, wordt als het magnum opus van Abdolah gezien. Er klinkt nu wel veel kritiek op de literaire structuur en op allerlei literaire aspecten. Elsbeth Etty schrijft bijvoorbeeld: Maar ik heb mijn twijfel bij de bewering dat we in dit boek de poëtische geest van het Perzisch tegenkomen. Dat zou me tegenvallen als nietkenner van de Perzische literaire traditie. Kader Abdolahs taal is eerder onbeholpen dan lyrisch en weinig beeldend. [...] Het huis van de moskee is dan ook niet in de eerste plaats een literaire prestatie, maar een morele. Het is, moet je aannemen, een autobiografische reflectie.Ga naar eind21 Abdolah wordt met de Nederlandse maat gemeten, aan de Nederlandse taal en aan de Nederlandse literaire normen. | ||||||||||||||
2.4. Overige institutionele aanwijzingenAndere aanwijzingen voor de positie van Abdolah in het Nederlandse literaire systeem zijn literaire prijzen - een indicatie voor de erkenning van literair werk - en literaire nevenactiviteiten. Inmiddels heeft Abdolah een aanzienlijk aantal prijzen gekregen. De bundel De adelaars werd direct bekroond met het Gouden Ezelsoor, de jaarlijkse prijs voor het best verkochte debuut. De verhalenbundel De meisjes en de partizanen werd goed ontvangen en verscheen op de longlist van zowel de AKO- als de Libris-literatuurprijs. Er volgden diverse prijzen voor culturele verdiensten: in 1995 het Charlotte Köhler-stipendium voor De meisjes en de partizanen, in 1997 de ASN-ADO-Mediaprijs voor zijn wekelijkse column ‘Mirza’ in de Volkskrant, in 1998 de Mundial Award voor zijn landelijke verdiensten op het gebied van internationale samenwerking, vrede en veiligheid, in 2000 een koninklijke onderscheiding voor zijn inzet op het gebied van literatuur, internationale samenwerking en vrede en in 2001 de E. du Perronprijs voor zijn gehele oeuvre. In 2004 werd Abdolah onderscheiden met een Franse ridderorde. Literaire nevenactiviteiten duiden op een zichtbare presentatie en een actieve positie in het Nederlandse literaire systeem. Hieronder valt bijvoorbeeld Abdolah's columnistenschap voor de Volkskrant onder het pseudoniem ‘Mirza’, dat kroniekschrijver betekent (vanaf 1997). In 1998 verscheen al de eerste bundeling van deze columns. Hij verzorgt verder allerlei literaire optredens in het land en was te gast bij ‘Zomergasten’, een televisieserie van de VPRO. Voor de provincie Overijssel schreef hij enkele boekjes waarbij een tentoonstelling werd gemaakt. Door deze activiteiten werd Abdolah als auteur een publiek persoon. Zijn boeken zijn inmiddels vertaald in het Duits, Frans, Italiaans en Spaans. Abdolah werd hierdoor een representant van de Nederlandse literatuur. In het Nederlandse literaire landschap speelt Abdolah dus een zeer zichtbare rol, zeker nu hij in 2007 gastschrijver is aan de Universiteit Leiden. In de context van de veldtheorie en canoniseringstermen is dit een zeer belangrijke | ||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||
gebeurtenis. Een citaat hierover uit het krantenbericht in de Volkskrant van 19 april 2006: ‘De in Iran geboren auteur geeft een werkcollege over de literaire aspecten van de koran’. In het citaat wordt weliswaar melding gemaakt van Abdolah's afkomst, maar geen relatie gelegd met vluchtelingen- of migrantenproblematiek, ballingschap of het leven tussen twee culturen. De auteur staat voor een universeel én literair onderwerp: de literaire aspecten van de koran. Hij onderwijst de Perzische tradities, namelijk de literaire aspecten van de koran, in een Nederlandse literaire (en wetenschappelijke) context. | ||||||||||||||
3. SlotBehoort Abdolah nu tot de Nederlandse literatuur, als we de afbakening van het begrip Nederlandse literatuur even laten rusten? Volgens talige criteria luidt het antwoord bevestigend, want Kader Abdolah schrijft in het Nederlands. Hij behoudt wél, mede door zijn eigen inzet, een positie als schrijver tussen, of positiever, boven twee culturen in de literatuurkritiek. De hierboven beschreven institutionele aspecten rondom het werk van Abdolah (presentatie, beeldvorming, receptie, prijzen en literaire nevenactiviteiten) werken op elkaar in en bepalen de positionering van Abdolah op een bepaald moment in het Nederlandse literaire systeem. Mijn gevolgtrekking luidt dan ook dat Abdolah is geassimileerd binnen het Nederlandse literaire systeem en dat de verschillende fases van het migrantenliteratuurmodel in grote lijnen in zijn werk en in de receptie van zijn werk weerspiegeld worden. Door middel van deze casus heb ik de vraag naar de receptie (en positie) van migrantenliteratuur binnen het Nederlandse literaire veld verkend. De gepresenteerde gegevens vormen een aanleiding om te veronderstellen dat de historische dimensie van het literaire veld (in meerdere opzichten) van belang kan zijn in de discussie over (vergelijkend) receptieonderzoek. Het migrantenliteratuurmodel van Fennell lijkt daarbij aanvullende perspectieven te kunnen bieden. | ||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||
Bibliografie
|
|