Neerlandica extra Muros. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||
[Neerlandica extra Muros - februari 2007]Henriette Louwerse
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||
Biedt [migrantenliteratuur], bedoeld of onbedoeld niet een nieuwe en ruimere blik op de wereld, op andere volkeren en culturen? Relativeert ze onze eigen culturele verworvenheden niet, of onze nationale eigenschappen, onze gekoesterde of verfoeide normen en waarden? Onze literaire concepties? Maakt ze onze cultuur universeler?Ga naar eind2 De kern van deze overweging is dat de nieuwe literatuur de Nederlandse grenzen en beperkingen zal openbreken: de cultuur zal universeler worden, de eigen normen en waarden, ja wellicht zelfs de Nederlandse eigenschappen zullen veranderen. Paasman merkt dit zonder twijfel aan als een positieve ontwikkeling: hij ziet het als de bevrijding van het Nederlandse kleindenken, vaak samengevat in de aanduiding ‘spruitjeslucht’.
Het is nu ruim twaalf jaar geleden dat Stitou feestelijk werd binnengehaald en de omslag die zich aan het begin van de eenentwintigste eeuw doorzette, is zeer opvallend. We leven nu in een ‘tijd van onbehagen’,Ga naar eind3 er is sprake van een crisis, Nederland is een natie die ‘wanhopig op zoek is naar een moraal’.Ga naar eind4 Cultuurpessimisme is op zich geen nieuw gegeven - denk aan Lubbers met zijn ‘Nederland is ziek’ of aan Van Agt die opriep tot een ‘ethisch reveil’ en aan de slogan ‘back to basics’ van de conservatieve partij in Groot-Brittannië in de jaren negentig. Wat wel nieuw is, is dat het onbehagen zich zo expliciet richt op de multiculturele samenleving. De algemeen geldende conclusie is dat de multiculturele samenleving is mislukt, niet bestaat, niet kan bestaan of niet zou moeten bestaan. Politici zoals Frits Bolkestein, met in zijn kielzog Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders en vele Fortuynisten prediken de verdediging van de verlichtingsidealen tegen de dreiging van de islam. De sociaal-filosoof Ad Verbrugge suggereert daarentegen in zijn boek Tijd van onbehagen juist weer dat de verlichtingsidealen zijn doorgeslagen: de volstrekte vrijheid van het individu en het daaraan gekoppelde vrijemarktprincipe zijn juist de belangrijkste oorzaak voor het gevoel van onbehagen, het gevoel dat we onszelf zijn kwijtgeraakt.Ga naar eind5
Degene die de multiculturele samenleving hoog op de politieke agenda heeft gezet, is zonder twijfel Paul Scheffer. In januari 2000 publiceerde hij in NRC Handelsblad ‘Het multiculturele drama’. Scheffer stelt daarin dat de ‘maatschappelijke vrede’ in het geding komt als we niet snel iets doen om de vorming van een etnische onderklasse tegen te gaan. De multiculturele samenleving is een begrip dat de culturele leemte tussen de autochtone en de allochtone bevolking moet afdekken, maar ondertussen wordt de kloof almaar groter. Scheffer ziet als groot probleem dat er in Nederland een taboe rust op nationaal besef. Nederlanders zijn bang om aan te geven wat onze samenleving bijeenhoudt. We zeggen te weinig over onze grenzen, koesteren geen verhouding tegenover het eigen verleden en bejegenen de taal op een nonchalante manier. Een samenleving die zichzelf verloochent heeft nieuwkomers niets te bieden.Ga naar eind6 | ||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||
Scheffer eindigt zijn analyse dan ook met een pleidooi voor een investering in nationaal onderwijs: de Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis moeten serieuzer genomen worden.
De vraag wat het nu betekent om Nederlands te zijn, wordt ook opgepikt door Bas Heijne in zijn columns in NRC Handelsblad, gebundeld in Het verloren land (2003) en Hollandse toestanden (2005). Heijne is het met Scheffer eens dat er een moreel vacuüm is ontstaan. Hij zegt: ‘ons land is een geestelijk niemandsland’, omdat de politiek niet langer een moreel leidende rol speelt, en zich slechts in dienst van de vrijemarkteconomie stelt. Er is geen visie meer op de ‘nationale identiteit, op de Nederlandse cultuur, op wat een staat zou moeten zijn voor zijn burgers, op wat het eigenlijk betekent om Nederlander te zijn in tijden van migratie en globalisatie’.Ga naar eind7 Bij Heijne verschuift het zwaartepunt van een multiculturele crisis naar een nationale identiteitscrisis: Is de crisis in Nederland het gevolg van de onwil van een grote groep allochtonen om zich aan te passen aan de Nederlandse cultuur, of verkeert Nederland zelf in een crisis - een algemene crisis in zelfovertuiging, zodat iedere Wichtigmacher of hysterische aandachtzoeker nu vrij spel heeft?Ga naar eind8 De recente aandacht voor geschiedenis en dan vooral de vaderlandse geschiedenis is een onderdeel van de nationale identity search. In 2004 werd voor het eerst de ‘Week van de geschiedenis’Ga naar eind9 georganiseerd en het thema was ‘Typisch Nederland’. In 2005 was het thema van de jaarlijkse CPNB-Boekenweek: ‘Spiegel van de Lage Landen: Boekenweek over onze geschiedenis’. Ook de populaire boeken van Geert Mak lijken onderdeel te zijn van een soort lichtmelancholisch en nostalgisch onderzoek naar authenticiteit en eigen identiteit. Dat de aandacht voor geschiedenis en vooral de vaderlandse geschiedenis en het multiculturele debat onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, blijkt ook uit de politieke discussie rond het voorstel voor een Nationaal Historisch Museum. In NRC Handelsblad stellen Duursma en Kuin: Zonder kennis van het eigen verleden weten we niet wie we zijn. We kunnen nieuwkomers niet uitleggen wat we belangrijk vinden en waarom. Historisch besef geldt nu als het ideale middel om de verloren waarden zelfbewustzijn, verbondenheid, burgerschap te hervinden.Ga naar eind10 In vergelijking met de eerdere uitspraak van Bert Paasman over de nieuwe migrantenauteurs, waarin juist het openbreken van het Nederlands-zijn wordt geroemd in tegenstelling tot het hervinden ervan, is het contrast scherp. Geprezen als krachten die de spruitjeslucht zouden doen vervliegen, worden de migrantenauteurs (trouwens alle auteurs) nu omringd door een cultuur die meent zichzelf kwijtgeraakt te zijn en die te pas en te onpas oproept aan te geven ‘waar de grenzen liggen’. Het ideaal van multiculturaliteit of zelfs | ||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||
interculturaliteit waarbij er een soort versmelting zou plaatsvinden, verwoord door Bert Paasman, behoort tot het verleden. Dat wil echter niet zeggen dat de interesse in het werk van de ‘on-Nederlandse’ auteur is afgenomen. Integendeel. In 2001, vlak voor de start van de Boekenweek, signaleert René Zwaap een paradox: de opkomst van het culturele nationalisme gaat gepaard met een grote zucht naar het werk van buitenstaanders: ‘Migranten-literatuur’ staat dezer dagen volop in de schijnwerpers en is zonder meer de meest dynamische tak van het hedendaagse boekenbedrijf in Nederland. Er loopt alhier inmiddels geen Marokkaanse bordenwasser meer rond die geen contract van uitgeverij Vassallucci in de zak heeft. Afgezien van de vraag in hoeverre en in welke zin de ‘on-Nederlandse’ auteur kan worden aangeduid als ‘de stem van de buitenstaander’, wil ik graag naar het werk van zo'n auteur kijken tegen de achtergrond van het geschetste onbehagen. Omdat het hier een zieke, of althans dolende, Nederlandse patiënt betreft, lijkt het me passend om een zielendokter bij de kraag te vatten, en wel dr. P. Schnabber die voorkomt in de roman Salomon van Hafid Bouazza (2001). Ik had ook kunnen kiezen voor Malik Ben, de authenticiteitsheler van Abdelkader Benali's Laat het morgen mooi weer zijn (2005). Deze authenticiteitsheler, een allochtoon van de tweede generatie, houdt praktijk in Amsterdam om ‘mensen die zichzelf kwijtgeraakt zijn’ weer op het rechte pad te helpen. Hij geeft toe dat het voor hem moeilijk is om uit te leggen wat dat nu precies is, ‘authenticiteit’, noch weet hij wat hij als heler nu eigenlijk doet - daarmee het doel van zijn project in twijfel trekkend -, want op het moment dat hij het wil definiëren, vervalt hij in betekenisloze kreten. Ik kies hier toch voor dr. Schnabber in Salomon, omdat Bouazza's experiment met het romangenre, gelegd naast de vermeende nationale identiteitscrisis, interessante inzichten oplevert. | ||||||||||||||||||||||
SalomonAls in 2001 Salomon verschijnt, is Hafid Bouazza al een behoorlijk gevierd auteur. Hij heeft dan al een veelbesproken bundel korte verhalen op zijn naam, De voeten van Abdullah, een novelle, Momo, een toneelstuk en verschillende vertalingen. Bovendien heeft hij een boekenweekessay geschreven, Een beer in bontjas, dat met 70.000 exemplaren het best verkochte boek was tijdens de Boekenweek van 2001. Maar met Salomon wil het niet echt lukken. De reacties | ||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||
zijn op een paar uitzonderingen na negatief.Ga naar eind12 Elsbeth Etty zegt dat er in Salomon iemand aan het woord is die weliswaar goed kan formuleren maar die toch ‘vooral zijn verhaal lijkt kwijt te zijn’.Ga naar eind13 Tom van Deel merkt in Trouw op: ‘Wekt de taal alleen al een geduchte weerzin tegen Salomon, het verhaal, als dat al ontward kan worden, stelt evenmin iets voor’.Ga naar eind14 Bas Groes geeft in 2003 een genuanceerdere lezing van de roman, als hij Salomon in Dietsche Warande & Belfort een autodestructieve ‘anti-roman’ noemt.Ga naar eind15 Salomon zou je inderdaad een soort splendid failure kunnen noemen, daarbij aangetekend dat failure deel van de opzet van het boek is. Immers, voor zover Salomon te begrijpen is, biedt het inzoomen op Bouazza's experiment met het romangenre de lezer nog enig houvast. Op een van de eerste bladzijden van Salomon merkt de hypergevoelige mannelijke hoofdpersoon op dat de meeste mensen die hem ontmoeten ‘weerzin voelen voor [z]ijn onhoudbare woordenstroom, onderhoudend en onhoudbaar’.Ga naar eind16 De lezer herkent zich in deze observatie, want ook Salomon is een overrompelende en verwarrende stroom woorden, fascinerend maar vaak ook frustrerend en verwarrend. Het verhaal, voor zover het te reconstrueren valt, beschrijft het trauma van de verloren gegane liefde tussen een jongen en een meisje. De roman bestaat uit drie delen: de eerste twee delen spelen zich af in Amsterdam en het derde deel op Sicilië, waar het meisje op vakantie is om van de schrik te bekomen. De verwarring ontstaat doordat zowel de mannelijke als de vrouwelijke hoofdpersoon uiteenvalt in verschillende versies. Beiden hebben een alter ego, letterlijk een andere ‘ik’, die wel op hen lijkt, maar toch duidelijk anders is en zich anders gedraagt. De jongen en het meisje lijken beiden te lijden aan Dissociatieve Identiteits Stoornis, het DIS-syndroom. Volgens de psycholoog Reinoud de Jongh kan een dergelijke stoornis optreden ten gevolge van een trauma. Als reactie ‘kan een persoonlijkheid zich opsplitsen in één of meerdere aparte delen, ook wel alters genoemd, vaak zonder dat iemand daar zelf weet van heeft. Die alters hebben elk hun eigen herinneringen, gedrag, gedachten, en soms ook vaardigheden’.Ga naar eind17 De mannelijke verteller creëert het personage Kai, en het meisje (Miranna) haar brutale ‘vriendin’ Meranda. In Salomon lopen de verschillende versies van deze personages door elkaar. De verwarring die ontstaat, is deel van de opzet van de roman. Bas Groes merkt terecht op: ‘uiteindelijk is Salomon een roman die de identiteit van de mens problematiseert en inziet dat de sociale rollen die de mens krijgt toebedeeld door de maatschappij een innerlijke leegte maskeren’.Ga naar eind18 Net als de personages is ook het verhaal niet te reconstrueren in een rechtlijnig verloop van een crisis met een vorm van heling aan het eind, zelfs niet wanneer het boek wel op een soort heling aanstuurt. Salomon eindigt namelijk met een korte epiloog die eindigt met de zin: ‘Ze zijn nu allen veilig gearriveerd’ (256). De suggestie is dat de personages, na een soort overgangsrite naar volwassenheid, uiteindelijk op hun bestemming terecht zijn gekomen. Einde trauma. Helaas gelooft de lezer na de stortvloed aan verwarring, wanhoop, angst en hysterie daar helemaal niets van. Zelfs niet als de vaststelling dat het allemaal wel goed komt, uit de mond komt van in-novel psycholoog dr. P. Schnabber. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||
Dr. P. Schnabber is psycholoog, psychotherapeut of heelmeester: een soort Harry Mulisch-achtige verschijning in driedelig pak met vlinderstrik en pijp. Dr. Schnabber heeft direct of indirect contact met alle personages in het boek. Hij is de therapeut van Miranna, die zijn hulp zoekt nadat de relatie is stukgelopen. Om redenen die niet verder worden toegelicht, observeert hij de bewegingen van de jongen(s). Zelfs als Schnabber er niet is, dan zien de personages nog de rook van zijn pijp, of ruiken ze de geur van zijn tabak - kortom, Schnabber is alomtegenwoordig. Bovendien stuurt hij de personages ook aan. Miranna zegt over hem: ‘hij is de tolwachter aan de weg naar geluk’ (192). Arjan Peters suggereert in zijn bespreking van Salomon in de Volkskrant zelfs dat ‘dit hele boek een fantasie is van de therapeut die zich in zijn cliënten probeert te verplaatsen’.Ga naar eind19 Dat lijkt me geen bevredigende oplossing, maar duidelijk is wel dat er meer aan de hand is met Schnabber dan je op het eerste gezicht zou denken. | ||||||||||||||||||||||
SchnabbersOp de laatste bladzijde van de roman verandert P. Schnabber plotseling in P. Schnabbers. In een roman vol ‘character doubling’ ligt het in de lijn der verwachting dat er ook meerdere versies van de dokter opduiken. De eerste dr. Schnabber die kan worden onderscheiden, is een van de min of meer realistische personages in het boek: een moderne psychotherapeut die zijn cliënten vooral aanspoort om ‘hun eigen ik’ te ontdekken, om ‘dicht bij zichzelf te blijven’. Deze Schnabber bezigt vooral een soort taal die naadloos aansluit bij het huidige individualistische en authenticiteitszuchtige tijdperk. Voor de tweede Schnabber moeten we wat dieper graven. Bij herhaling wordt de lezer eraan herinnerd dat dr. P. Schnabber praktijk houdt in de Vossiusstraat. Locaties zijn bij Bouazza zelden toevallig.Ga naar eind20 Wanneer de ik-verteller doordraait, bevindt hij zich op de Hoofdweg, en als hij zich gekooid voelt, woont hij tegenover Artis, de Amsterdamse dierentuin. Het benadrukken van de locatie van Schnabbers praktijk moet dus serieus genomen worden als associatie en historische verwijzing. Het gaat hier om G.J. Vossius, de zeventiende-eeuwse humanist die vooral bekend is dankzij zijn Poeticarum institutionum, libri tres uit 1647.Ga naar eind21 In Vossius' poetica geldt het epos als het genre bij uitstek dat zich leent voor ‘imitatio’ en ‘verbeelden’. In het epos wordt een universele waarheid uitgebeeld door menselijk gedrag te imiteren in een denkbeeldige omgeving of in een ‘andere realiteit’.Ga naar eind22 Door de nadruk op de andere werkelijkheid onderscheidt de dichter zich van de historicus. In een andere werkelijkheid kan de dichter universele waarheden creëren en eenheid van handeling opleggen, iets wat de historicus niet kan: ‘In de realiteit, waar de historicus zich op richt, ligt dit universele niet zonder meer gegeven, maar is sprake van een veelheid van gebeurtenissen’.Ga naar eind23 In het epische gedicht kan de dichter echter gehoor geven aan zijn hoogste roeping, namelijk het nabootsen van ‘handelingen die berusten op deugdzaamheid’, en Vossius voegt daaraan toe: ‘de dichter dient immers het maatschappelijk geluk voor ogen te hebben’.Ga naar eind24 Kort samengevat is voor Vossius | ||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||
het epos het genre waarin de dichter echt menselijk handelen in een andere, verbeelde realiteit kan voorstellen. De heroïsche hoofdpersonen verrichten hun handelingen in een samenhangend geheel en het uiteindelijke doel is om universele waarheden te tonen die een deugdzaam leven bevorderen. Bouazza's roman voldoet niet aan die richtlijnen. Er is in Salomon geen eenheid, en al helemaal geen stichtend voorbeeld van deugdzaamheid. Toch zou je in de gefragmenteerde vorm van de roman (of anti-roman) wel een ‘universele waarheid’ kunnen lezen over de moderne maatschappij. De wereld van Salomon is gefragmenteerd op alle niveaus, van het publieke niveau van cultuurconflict (de confrontatie tussen de ik-verteller en de vreemdeling BileamGa naar eind25) tot het persoonlijke psychodrama van de hoofdpersonen. De conclusie van dr. Schnabber dat ‘iedereen nu veilig gearriveerd is’ staat in schril contrast met de structuur en de inhoud van de roman. Waarom dan de link met Vossius? Vossius wil dat de dichter zijn karakters op het juiste pad leidt, op de weg naar deugdzaamheid. Schnabber in zijn rol van therapeut is ook een soort leider, maar hij is meer dan dat: hij is een allegorische versie van de leider, een soort vaderfiguur, een sturende kracht die zijn cliënten - maar bij uitbreiding ook de personages in het boek - de weg naar het geluk wijst. Hij zegt zelf ‘ik ben slechts de persoon die je de oever toont waar je hoe dan ook moet komen, jij bepaalt hoe je er wilt komen’ (192). De suggestie wordt gewekt dat Schnabber, in navolging van de aanwijzingen van Vossius, als een soort episch dichter de personages op het juiste pad wil brengen onder het mom dat geluk voor ons allen mogelijk is. Het is een kwestie van de juiste keuzes maken. Voor de derde dr. Schnabber wil ik zijn opmerkingen tegen zijn patiënt Miranna in de bredere context van het Nederlandse onbehagen plaatsen. Niet toevallig lijkt de naam dr. P. Schnabber sterk op de namen van twee bekende mannen die het voortouw hebben genomen bij het aanzwengelen van het multiculturele debat in Nederland: namelijk dr. P. Schnabel (Directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau en expert op het gebied van geestelijke gezondheidszorg) en de al eerder genoemde P. Scheffer. De boodschap van Schnabel en Scheffer voor de problemen van de huidige samenleving is een soort echo van de boodschap van Schnabber aan Miranna: ‘wie zichzelf steeds voorbij loopt (...) loopt onherroepelijk een doodlopend straatje in’ (190), aldus Schnabber tegen Miranna in een poging om haar zelfbewustzijn op te krikken. Vergelijk dit met wat Paul Scheffer zegt om het collectieve Nederlandse bewustzijn te verhogen: ‘een samenleving die zichzelf verloochent heeft nieuwkomers niets te bieden’ en ‘laten we eerst beginnen de Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis veel serieuzer te nemen’.Ga naar eind26 Nog een parallel. Schnabber: ‘dat krijg je als je zo in jezelf gekeerd bent’ (190) en Scheffer: ‘we leven in Nederland langs elkaar heen. (...) Het zou goed zijn mededeelzamer te worden’.Ga naar eind27 Deze derde Schnabber is door zijn associatie met Schnabel en Scheffer een allegorische figuur, namelijk de personificatie van de roep om Nederlandse culturele herbevestiging, om zo het monster van de multiculturele samenleving te verjagen. Scheffer en vooral Schnabel verzetten zich scherp tegen het multiculturele ideaal: ‘multiculturaliteit (...) is geen realistische optie en het is zelfs geen | ||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||
wenselijke optie’, zegt Paul Schnabel.Ga naar eind28 Voor hen ligt het ‘veilig arriveren’ in de herbevestiging van de waarden van het vrije westen. Net zoals Miranna wordt aangemoedigd om zichzelf opnieuw te vinden door een authenticiteitsonderzoek, wordt de Nederlandse samenleving opgeroepen om de eigen geschiedenis, de eigen normen, waarden en verworvenheden te herontdekken en uit te dragen. Salomon is een bevreemdend boek. Het verhaal is eenvoudig: boy meets girl en het gaat mis, maar wat er gebeurt is ondergeschikt aan hoe het gebeurt en vooral aan hoe het is geconstrueerd. De roman tart voortdurend de drang van de lezer naar logica, betekenis en lineaire ontwikkeling. De personages zijn niet eenduidig en worden ook nooit echt duidelijk. Iedere herlezing werpt weer nieuwe inzichten en meer verwarring op. De beschrijvingen van de omgeving, vooral van de stad Amsterdam zijn magisch-realistisch; de grens tussen werkelijke en het fantastische, zelfs tussen mens en dier is vervaagd: Salomon opereert in een hybride omgeving. Suzanne Baker zegt hierover in de context van magisch-realistische literatuur dat ‘this hybrid space (...) makes it difficult to conceive of the “real” as a single world with a single set of rules or laws’.Ga naar eind29 De epische realiteit van Vossius die juist een ‘single set of rules’ verlangt, en die wordt uitgedragen door het collectief Schnabber/Schnabel/Scheffer, snijdt in de wereld van Salomon volstrekt geen hout. Sterker nog, in de context van Salomon klinkt hun roep om nationale culturele en historische heroriëntatie als een oproep tot ontkenning van de realiteit. Want de echte wereld, de wereld van onbehagen, ligt dichter bij die van de roman van Bouazza. Salomon toont immers een wereld waarin veel minder duidelijkheid heerst dan we ons misschien zouden wensen. De wereld van Salomon is complex, gefragmenteerd en tegenstrijdig. Deze wereld ondermijnt de mythe van persoonlijke, culturele of nationale eenheid. Net als bij Benali's authenticiteitsheler overtuigt de overzichtelijke, New Realism-oplossing van dr. Schnabber niet. De belangrijkste bijdrage van de ‘on-Nederlandse auteur’ aan het huidige debat ligt wellicht precies daarin: in de oproep om een nationale zoektocht naar authenticiteit niet te laten vervallen in onrealistisch essentialisme. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|