joden vrijheid van godsdienst genoten en economische sleutelposities bekleedden. Pas toen christelijke vorsten het Iberisch schiereiland in de schoot van de roomse moederkerk hadden teruggevoerd, was daar voor joden én moren geen plaats meer. De moren trokken zich terug achter de Straat van Gibraltar, de joden zwermden uit naar veiliger oorden als het calvinistische Amsterdam of het Turkse Saloniki.
Saloniki, kosmopolitisch trefcentrum van de Levant, werd in 1997 terecht gekroond tot Europa's Culturele Hoofdstad. Tot 1912, toen de Ottomaanse heersers de Macedonische havenplaats moesten overdragen aan aartsvijand Griekenland, was het een vreedzaam trefpunt van joodse, christelijke en islamitische beschaving. Toen kwam Saloniki letterlijk onder vuur te liggen en trokken de joden naar Palestina en de Turken naar Klein Azië. Eén bevolkingsgroep viel tussen wal en schip: de afstammelingen van die joden die zich met hun leider, de valse Messias Sabbatai Zevi, achter Mohammed hadden geschaard. In het orthodoxe Griekenland waren ze niet langer gewenst, in het van de weeromstuit steeds nationalistischer wordende Turkije werden ze nog een tijd lang getolereerd, om bij de eerste de beste hetze tegen vreemdelingen te worden weggeknuppeld.
Uit deze etnische en religieuze dwarsverbanden is het canvas geweven waarop Henk van Woerden zijn roman heeft gepenseeld. De hoofdpersoon is een loot aan de stam van Zevi. Hij draagt de joodse voornaam Joakim en heeft zijn wortels in Saloniki. Maar hij is er niet geboren, want tijdens de etnische zuiveringen van de jaren twintig is zijn vader naar Turkije uitgeweken.
Nadat senior een universitaire loopbaan heeft zien stranden op vreemdelingenhaat, moet hij in de jaren vijftig het land uit omdat zijn dochter Aysel een relatie met een Griekse man heeft. Joakim blijft achter met zijn moeder, vader en dochter bouwen in Duitsland een nieuw bestaan op. Alleen Aysel weet dat het kind dat ze in ballingschap ter wereld brengt niet door haar Griekse minnaar maar door haar halfbroer Joakim is verwekt.
Op een niet al te nadrukkelijke, maar toch suggestieve manier heeft Henk van Woerden het aloude (en literair zeer respectabele) incestthema ingebed in een geschiedenis over het lot van minderheden en migranten. Door het gegeven van de liefde tussen bloedverwanten te laten prevaleren, heeft hij dat tweede, zo actuele onderwerp bij voorbaat zijn loden gewicht ontnomen. Want licht is Ultramarijn, ondraaglijk licht als de muziek die de luitvirtuoos Joakim aan zijn instrument ontlokt, licht als het diepe blauw van de Middellandse Zee, licht maar ook melancholiek. Wat Van Woerden ons laat horen en zien, bij vlagen proeven zelfs, dat zijn de muziek en de kleur van verlangen, van passie en van weemoed.
De grote kwaliteit van dit boek is dat het in zijn lyrische stijl gelijke tred met het timbre van die muziek weet te houden, al mag ook wel gezegd zijn dat de bewoordingen in het laatste van de drie delen wel eens al te expliciet en daarmee ook te zwaarwichtig worden. In zulke passages lijkt de auteur af te stevenen op steviger statements en stelliger conclusies dan de lichte toon toelaat, iets wat overigens wel past bij de wending die de intrige inmiddels heeft