Neerlandica extra Muros. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Philippe Hiligsmann
| |||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het nieuwe Groene BoekjeVergeleken met het Groene Boekje van 1995 bevat de jongste editie van de Woordenlijst een nieuwe en veel uitgebreider Leidraad van de hand van Ludo Permentier (13-120), informatie over de inrichting van de Woordenlijst (121-127), een woordenlijst met ruim 100.000 trefwoorden (129-1042) en twee nieuwe (en welkome) onderdelen: een lijst van vaktermen die in de Leidraad aan bod komen en een index op die Leidraad. In vergelijking met 1995 zijn er ca. 15.000 ‘uit spellingoogpunt overbodige, want niet-problematische trefwoorden’ (123) en vele doorzichtige samenstellingen met hetzelfde eerste of tweede lid geschrapt. Op die manier is ruimte gecreëerd voor ‘vele nieuwe woorden en vooral in spellingopzicht moeilijke woorden en woordvormen’ (123). Van de ca. 6.000 nieuwe trefwoorden is een ruim aantal van vreemde origine (122), bv. autoreply, carjacking, desktoppublishing (Engels), bel époque, jeu de boules, crémant (Frans), fingerspitzengefühl, edelweiss, glühwein (Duits). Andere nieuwe woorden zijn typisch voor het Belgisch-Nederlands (brugpensioenleeftijd, trein-tram-busdag) en voor het Surinaams-Nederlands (bacove, kasekoband, rotishop). Ten slotte zijn ook vele afkortingen toegevoegd, bv. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ADSL, bbp, dvd, html (met telkens de uitgeschreven vorm ter verduidelijking, 123). De nieuwe Woordenlijst is strikt alfabetisch geordend. Van dat principe is uitsluitend afgeweken voor woordgroepen die onder het hoofdwoord gealfabetiseerd zijn (123). Zo staan berde: te berde brengen en sprake: ter sprake direct onder berceuse resp. spraakzaamheid. Verder wordt elk trefwoord met afbreekpunten gegeven. Net als in de Woordenlijst uit 1995 worden zelfstandige naamwoorden gevolgd door de genusaanduiding (‘de’, ‘de(m.)’, ‘de(v.)’, ‘het’, ‘de en het’) en - indien van toepassing - de meervoudsvorm(en) en de diminutiefvorm. Het Groene Boekje mag in een nieuw jasje zijn gestoken, er kan niet gesproken worden van een volledig nieuwe spelling.Ga naar eindnoot2 De in 1995 vastgelegde spellingregels blijven immers van kracht (5 & 14). ‘Maar waar uit de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheden bestonden, en zeker waar er schijnbare of echte tegenspraak bestond tussen de regels en de toepassing ervan in de Woordenlijst, werden ze anders verwoord. Daarbij worden enkele kwesties die in vorige edities niet uitputtend waren behandeld, nu duidelijker beschreven’ (14). Het gaat dan ook vooral om vereenvoudigingen en verbeteringen. In wat volgt, geef ik een kort overzicht van de voornaamste aanpassingen.Ga naar eindnoot3
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een samenstelling met een letterwoord of met een verkorting wordt aan elkaar geschreven, behalve als het letterwoord of de verkorting zelf één of meer hoofdletters bevat. Voorbeelden: aidsvirus, infostand maar: Benelux-land, VUT-premie. In de tabel hieronder die op De Schryver (2005, 25) is gebaseerd, staat hoe taalnamen gespeld dienen te worden:
Als het eerste deel een afgeleide aardrijkskundige naam is, schrijven we in afwijking van regel 3 in de tabel toch een koppelteken en beide delen krijgen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een hoofdletter: Belgisch-Nederlands, Indo-Europees, Indo-Germaans (in plaats van Indo-europees, Indogermaans) Net als in 1995 worden samenstellingen die uit een woordgroep bestaan nog altijd aan elkaar geschreven: derdewereldactivist, langeafstandsraket, plattelandsleven, vijftigeurobiljet (maar: 50 eurobiljet). Samenstellingen met een uitheemse woordgroep daarentegen krijgen een koppelteken (bv. a-capellakoor, ad-hocbeslissing), terwijl samenstellingen met of afleidingen van een meerledige eigennaam los worden geschreven en geen koppelteken krijgen (bv. Middellandse Zeegebied, Tweede Kamerleden) (46). Nieuw is ook dat de twee delen van een samenstelling van twee adjectieven die niet omwisselbaar zijn aan elkaar worden geschreven: populairwetenschappelijk, sociaaldemocraat, sociaalpsychologisch (in plaats van populair-wetenschappelijk, sociaal-democraat, sociaal-psychologisch).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wat in bovenstaand overzicht in het oog springt, is het feit dat bepaalde spellingregels nog technischer zijn dan bij de spellingwijziging van 1995. Van gemiddelde taalgebruikers wordt nog meer dan in 1995 verwacht dat ze kunnen omgaan met begrippen zoals afleidingen, samenkoppelingen, samenstellingen, woordgroepen e.d. Bovendien zijn bepaalde regels vaag en lastig. De samensteller van de Leidraad is zich daar trouwens zelf van bewust. In verband met accenttekens bijvoorbeeld geeft hij zelf toe dat het moeilijk is te beslissen of een Frans woord ‘gangbaar is geworden in het Nederlands’ of dat het ‘nog als echt Frans wordt aangevoeld’ (30-31). Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat de gebruiker er vrij (zelfs te) vaak op gewezen wordt dat bij twijfelgevallen de Woordenlijst uitsluitsel geeft (bv. op 15, 24, 31, 63). Ook niet verwonderlijk is het feit dat enkele vooraanstaande media eind 2005 besloten hebben de nieuwe spelling te boycotten. Hoe dan ook, vanaf 1 augustus 2006 is de nieuwe spellingregeling wettelijk verplicht voor overheid en onderwijs. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. De nieuwe ‘dikke’ en co.Bij de herziening van de Woordenlijst heeft de Nederlandse Taalunie samenwerking gezocht met de uitgevers van gezaghebbende woordenboeken en spellinglijsten. De bedoeling was spellingdiscussies en verwarring rond de invoering van de nieuwe spelling zoveel mogelijk te voorkomen door ervoor te zorgen dat gezaghebbende naslagwerken de regels en principes van de officiële spelling volledig en onverkort toepassen. Naslagwerken waarin bij controle geen spellingafwijkingen zijn gevonden, kunnen dan ook het spellingkeurmerk van de Nederlandse Taalunie dragen.Ga naar eindnoot4 Dit is bv. het geval met de drie woordenboeken die in deze paragraaf ter sprake komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (veertiende, herziene uitgave, 2005)Het verschijnen van een nieuwe uitgave van het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, de zogenaamde ‘dikke Van Dale’ (voortaan VDGW), is voor elke woordenboekgebruiker een gebeurtenis. Voor het eerst krijgt de gebruiker bij aankoop van de veertiende druk van het woordenboek zowel een papieren versie als de complete cd-rom. ‘En dankzij de technische mogelijkheden van dat laatste medium, is nu bij alle trefwoorden die al in de eerste uitgave (uit 1864) stonden, de oertekst met een druk op de knop oproepbaar’ (ix). Traditiegetrouw is VDGW ‘een verklarend woordenboek van het hedendaagse Nederlands dat tevens een terugblik biedt op de ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat van circa 1880 tot 2005’ (xii). Dit algemeen synchroon woordenboek wil namelijk ‘informatie verschaffen over de taal uit heden en verleden waarmee de gebruikers van het woordenboek in woord en geschrift geconfronteerd worden’ (xii), waardoor het een geschikt instrument is voor de neerlandistiek extra muros. In principe beperkt VDGW zijn beschrijving tot de standaardtaal. ‘Daarmee is het een impliciet normatief woordenboek’ (xiii). Elementen die niet tot het algemene taalgebruik behoren, krijgen een label | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
naast zich, bv. een tijdsmarkering of een stilistische markering (cf. infra). In elk artikel hebben de redacteurs minimaal twee, maximaal vier niveaus onderscheiden: het kopniveau (met het trefwoord en grammaticale gegevens, bv. genus, meervoud, verbuiging, vervoeging), het betekenisniveau (met de definitie(s) met eventueel labels en synoniemen, antoniemen en varianten), het voorbeeld- en fraseologieniveau (met vaste verbindingen) en het etymologieniveau (met informatie over de herkomst en de datering van een taalvorm). ‘Voorbeelden en etymologie worden alleen gegeven indien daar lexicografisch een aanleiding voor is’ (xv). De veertiende uitgave onderscheidt zich van de vorige doordat er voor het eerst ‘een steunkleur [is] toegepast in het drukwerk, waardoor een specifiek deel van de tekst, namelijk de etymologie, wordt onderscheiden van de rest’ (ix). Voor de gebruiker is dit duidelijk een pluspunt. Jammer is echter dat VDGW niet hetzelfde systeem heeft toegepast als Van Dale Groot Woordenboek hedendaags Nederlands (Van Sterkenburg 2002, voortaan HVD), nl. een kleurmarkering van het opzoekwoord van een woordgroep, wat ten goede komt aan de gebruiksvriendelijkheid van het woordenboek (cf. Hiligsmann 2005a: 30-31). Nieuw is ook dat varianten (vrouwelijke varianten bij persoonsaanduidende woorden en vormvarianten) naar het betekenisniveau zijn verplaatst. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.1. KopniveauIn tegenstelling tot de dertiende druk staat elk trefwoord in de veertiende druk aan het begin van de regel. Elk trefwoord is dan ook voluit gespeld, wat niet altijd het geval was in voorgaande uitgaven. Zoals reeds gezegd, zijn in VDGW ‘de officiële regels voor de spelling van het Nederlands, zoals terug te vinden in de Woordenlijst van 15 oktober 2005, onverkort toegepast’ (xxiii). Ten opzichte van de dertiende druk zijn in totaal circa 9.000 nieuwe trefwoorden opgenomen, ten gevolge van ‘goed te identificeren technische, maatschappelijke, culturele en economische ontwikkelingen die kortere of langere tijd in het centrum van de aandacht staan. Recentelijk hebben zeer diverse verschijnselen bijgedragen aan de uitbreiding van de Nederlandse woordenschat, zoals nieuwe toepassingen binnen de telecommunicatie, de integratieproblematiek, de diversificatie van cultuuruitingen en de invoering van de euro’ (xi). Enkele voorbeelden ter illustratie: belminuut, dataverbinding, videobellen, wisselgesprek; allochtonenstop, inburgeringsplicht; auteursfilm, bollywoodromantiek, afropop; euroconversie, gevoelsinflatie (xi-xii). Steekproefsgewijs heb ik de dertiende en de veertiende druk vanaf het begin van de letter m tot maan met elkaar vergeleken. De volgende trefwoorden zijn verwijderd: maagader, maagbalsem, maagbreuk, maagcatheter, maag-darmchirurgie, maagdouche, maaginhoud, maaglijden, maaglijder, maagstoornis, maagtumor, maagzuurproductie, maaibedrijf, maaiwerktuig, maakster, maalloon, maalmachine, maalproduct, maaltijdenservicebedrijf, maaltijdverzorging, maalwerktuig. Nieuw zijn maagband, maagkatheter, maagpoort, maagring, maagtablet, maagversterkend, maalstok, maaltijdsalade, maaltijdvervanger. Zoals verwacht, zijn veel samenstellingen door andere samenstellingen vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het valt te betreuren dat VDGW werkwoorden met een vast voorzetsel niet als aparte ingangen opneemt, bv. uitgaan naar, uitgaan op en uitgaan van als aparte lemma's meteen na uitgaan. Dit verhoogt de opzoekbaarheid aanzienlijk, zeker bij lange(re) woordenboekartikelen. Zo'n systeem had echter geïmpliceerd dat er afgeweken had moeten worden van het chronologische principe (de oudste betekenis wordt als eerste vermeld, de meest recente als laatste), een principe dat de redacteurs van VDGW wellicht niet willen laten varen. Ook had een strikt alfabetische ordening van woordgroepen (collocaties, idiomen en spreekwoorden) met een kleurmarkering van het ‘gidswoord’ (d.i. het opzoekwoord van een woordgroep) (zoals in HVD) mijns inziens bijgedragen tot een hogere gebruiksvriendelijkheid. De kop van het artikel bevat ook informatie over beklemtoning (een streepje onder de beklemtoonde klinker(s)) en uitspraak. ‘Van uitheemse trefwoorden waarvan de schrijfwijze niet overeenstemt met de uitspraak volgens de Nederlandse uitspraakregels (...), is direct achter het trefwoord tussen schuine strepen uitspraakinformatie in fonetisch schrift gegeven’ (xxv). Naast circa tweehonderd leenwoorden waarvan ik de uitspraak heb opgezocht, staat de uitspraak keurig genoteerd. Naast bovengenoemde informatie worden van elk trefwoord de grammaticale en morfologische kenmerken gegeven. Hiervoor heeft de redactie van VDGW zich blijkbaar niet altijd op de Woordenlijst gebaseerd. Tussen het Groene Boekje en VDGW zijn immers een paar tegenstrijdigheden tevoorschijn gekomen: automatiek krijgt in VDGW ‘de en het’ naast zich, in het Groene Boekje ‘de’; het genus van leeghoofd en warhoofd is volgens het Groene Boekje ‘de en het’, terwijl VDGW uitsluitend ‘het’ respectievelijk ‘de’ opneemt; deksel is volgens VDGW een het-woord dat in de betekenis ‘voorwerp dat een hol open lichaam van boven afsluit’ ook mannelijk kan zijn, terwijl de Woordenlijst naast datzelfde substantief ‘de en het’ vermeldt. Baldakijn, bruikleen, cement, circus, concours, risico en schilderij zijn volgens VDGW ‘het en de’-woorden, het Groene Boekje daarentegen beschouwt ze als ‘de en het’-woorden. In verband met de laatste twee substantieven kan men zich trouwens afvragen of de informatie niet aangepast zou moeten worden aan de taalwerkelijkheid. Uit Theissen (2005) is op basis van een onderzoek naar omvangrijke krantencorpora en naar Googlemateriaal uit Nederland en België het volgende gebleken: risico: het: 240.900 vb. / de: o vb.; schilderij: het: 35.650 vb. / de: 1148 vb. Dit wordt bevestigd door de gegevens op de cd-romversie van VDGW, die over een ‘zoeken binnen artikelen’-functie beschikt: het risico: 26 vindplaatsen / de risico: o vindplaats; het schilderij: 21 vindplaatsen / de schilderij: o vindplaats. Voor die morfologische kenmerken van substantieven heeft de redactie van VDGW, net als de redactie van het Groene Boekje, kennelijk nauwelijks gebruik gemaakt van omvangrijke corpora. Een ander voorbeeld van tegenstrijdigheid met de Woordenlijst betreft het voltooid deelwoord van herindelen: VDGW: heringedeeld, geherindeeld; Groene Boekje: heringedeeld. Net als in de dertiende druk wordt er geen meervoudsvorm vermeld bij samengestelde zelfstandige naamwoorden waarvan de meervoudsvorm niet | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
afwijkt van die van het laatste samenstellende woorddeel (xvii). Indien iemand geïnteresseerd is in het meervoud van een specifieke samenstelling, moet hij eerst kijken op die samenstelling of er een meervoudsvorm wordt vermeld. Het zou namelijk best kunnen dat die samenstelling zich qua meervoudsvorm anders gedraagt dan het laatste samenstellende woorddeel. Als er geen meervoudsvorm naast de samenstelling staat, moet de gebruiker op het laatste samenstellende deel gaan kijken om de gezochte informatie te vinden. Bij nader onderzoek heb ik geconstateerd dat VDGW dat - vrij omslachtige - principe niet altijd systematisch heeft toegepast: aanmeldcentrum, brocacentrum, detentiecentrum, inloopcentrum, pijncentrum, regeringscentrum, sorteercentrum, technocentrum krijgen toch meervoudsvormen naast zich ondanks het feit dat de meervoudsvormen niet afwijken van die van centrum. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor substantieven die op een suffix of een uitgang eindigen. Op het achtervoegsel -icus staat de meervoudsvorm -ici. De meeste substantieven op -icus krijgen dan ook geen meervoudsvorm naast zich. Waarom esotericus, gnosticus, logicus, machtspoliticus, nieuwtestamenticus, nostalgicus, orkestmusicus toch een meervoudsvorm naast zich krijgen, is mij een raadsel.Ga naar eindnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2. BetekenisniveauHet schrijven van goede definities is een van de meest fundamentele taken van de lexicograaf. In VDGW wordt gebruik gemaakt van de volgende vijf types definities (xviii-xix):
Steekproefsgewijs heb ik de definities van een tiental willekeurig gekozen bladzijden uit de veertiende druk vergeleken met de definities uit de dertiende druk. Tot mijn verbazing is gebleken dat de veertiende druk op dat niveau nauwelijks veranderd is. In verband met de definities zou ik willen onderstrepen dat een uitdrukking | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
die in VDGW op verschillende trefwoorden opgenomen is, niet altijd op dezelfde manier wordt gedefinieerd. Bij wijze van illustratie heb ik met de cd-rom de uitdrukking goed/hoog (slecht) aangeschreven staan via de ‘zoeken binnen artikelen’-functie opgespoord. Als zoekterm had ik ‘aangeschreven staan’ ingetikt. Het resultaat van die zoekopdracht staat in de volgende tabel (naar volledigheid is niet gestreefd):
Bij verschillende verwante ingangen krijgt men dus niet altijd hetzelfde type betekenisinformatie. Bovendien wordt er jammer genoeg niet systematisch naar (bijna-)synoniemen verwezen, iets wat in VDGW nogal eens voorkomt: bij aangeschreven en aanschrijven wordt bv. niet eens verwezen naar (bij iem.) in een goed/slecht, kwaad blaadje staan. Het valt trouwens te betreuren dat VDGW binnen de artikelen vaak weinig betekenisverwante woorden opneemt. Met het oog op o.a. het extramurale publiek had VDGW er mijns inziens goed aan gedaan hetzelfde systeem als HVD toe te passen, namelijk betekenisverwante woorden (synoniemen, antoniemen, hyperoniemen en hyponiemen) bij de alfabetisch gerangschikte trefwoorden op te nemen (cf. Hiligsmann 2005a, 31). Zodoende zou VDGW ook een onomasiologische functie vervullen en meer op taalproductie gericht zijn dan nu het geval is. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.3. VoorbeeldniveauIn vergelijking met vorige uitgaven is het aantal vrije verbindingen die in het woordenboek als voorbeelden van een bepaalde woordbetekenis worden opgevoerd, sterk gereduceerd. Hetzelfde geldt voor citaten uit literair werk. Op die manier is - terecht - ruimte gecreëerd voor een uitbreiding van de beschrijving van idiomatische verbindingen (xiv). Op voorbeeldniveau vindt men ook de vaste verbindingen die onderverdeeld worden in ‘collocaties, uitdrukkingen, formules en spreekwoorden’ (xxi). Er is vaak gewezen op het feit dat zo goed als alle woordenboeken op dit gebied | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tekortschieten (cf. bv. De Kleijn 2003: 5). Ook in VDGW is de behandeling van zulke vaste verbindingen zeer onvolledig, met name de behandeling van werkwoordelijke verbindingen (‘meestal bestaande uit een werkwoord en een zelfstandig naamwoord’ (xxi)) en van lexicale collocaties (‘meestal bestaande uit een zelfstandig naamwoord met een bepaling, veelal in de vorm van een bijvoeglijk naamwoord’ (xxi)). Dat zullen NVT-gebruikers de redactie van VDGW zeker niet in dank afnemen. Twee voorbeelden ter illustratie; degene die te weten wil komen met welke werkwoorden het substantief reis kan worden gecombineerd, vindt in VDGW: een reis maken, een reis ondernemen, op reis moeten/gaan, op reis zijn, een Keulse reis doen, een vergeefse reis doen, waar gaat de reis heen/waar is de reis naartoe? en de grote reis aanvaarden/aannemen. De volgende, erg gebruikelijke werkwoordelijke verbindingen hadden mijns inziens ook op reis moeten staan: een reis organiseren; annuleren; reserveren, boeken; een reis beginnen, beëindigen; onderbreken, afbreken; voortzetten; meemaken; iemand goede reis wensen; de reis gaat naar...; de reis brengt iemand naar.... Op woordenboek vermeldt VDGW iets in het woordenboek opnemen en iets staat in het woordenboek. Een woordenboek maken, opstellen, schrijven; een woordenboek herzien; een woordenboek raadplegen; iets in het woordenboek opzoeken; in het woordenboek kijken en iets in het woordenboek vinden vindt men niet in VDGW. In een productiewoordenboek dienen zulke werkwoordelijke verbindingen zeker ook op het substantief opgenomen te worden. Een ander type voorbeeld betreft een beperkte groep niet-wederkerende werkwoorden waarvan de betekenis op de volgende manier kan worden versterkt: ‘zich + X + werkwoord’ (de betekenis luidt dan: ‘zeer’, ‘erg’, ‘verschrikkelijk’ + werkwoord), bv. zich een bult lachen, zich een ongeluk werken, zich rot schrikken. Zulke uitdrukkingen blijken zo goed als altijd op het versterkend element te staan, terwijl ze ook op het werkwoord zouden moeten staan. De (NVT-)gebruiker die de betekenis van een werkwoord wil versterken, zoekt dat soort informatie op bij het werkwoord. Enkele voorbeelden ter illustratie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.4. Etymologie en dateringBij ruim 46.000 ingangen is aan het einde van het artikel ‘herkomstinformatie (etymologie) en eventueel een datering van het vroegste gebruik van het trefwoord in het Nederlands’ (xxii) opgenomen. Zoals reeds gezegd, is voor die informatie een andere kleur gebruikt dan voor de rest van het artikel, wat de gebruiksvriendelijkheid volgens mij duidelijk bevordert. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. De grote Prisma Nederlands (achtste druk, 2005)Net als VDGW draagt ook de achtste druk van De grote Prisma Nederlands (voortaan Prisma) het keurmerk ‘Officiële spelling’ van de Nederlandse Taalunie.Ga naar eindnoot6 In 946 pagina's biedt het een ééntalig woordenboek dat zich in verschillende opzichten van veel woordenboeken onderscheidt. De macrostructuur is minder omvangrijk (50.000 trefwoorden) dan die van bv. het Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands (Van Sterkenburg 2002, 90.000 trefwoorden) en van Kramers Woordenboek Nederlands (Coenders e.a. 2002, 75.000 trefwoorden) (cf. Hiligsmann 2005a). Uit wat volgt, zal echter blijken dat de microstructuur van Prisma op bepaalde punten rijker is, waardoor het een uiterst geschikt instrument is voor NVT-leerders. Naast het vet gezette trefwoord staat traditiegetrouw de grammaticale informatie (genus, meervoud, hoofdtijden, enz.) De cursief gezette betekenisomschrijvingen, die meestal kort en bondig zijn, worden voorafgegaan door een stip, wat de opzoekbaarheid ten goede komt. Niet bijzonder gebruikersvriendelijk is het feit dat niet elk trefwoord aan het begin van de regel staat. Net als de meeste woordenboeken neemt Prisma vrij veel samenstellingen op. In tegenstelling tot andere woordenboeken worden veel doorzichtige samenstellingen (cursief en in een kleiner vet letterkorps) zonder betekenisomschrijving binnen een ingang genoemd onder de betekenis waaronder ze ressorteren. Bij de ingang dienst bv. worden voor de verschillende definities van het woord onder andere de volgende samenstellingen vermeld:
Daarnaast heeft de auteur van het woordenboek af en toe het eerste lid van samenstellingen als afzonderlijke ingang opgenomen. ‘Het wordt dan gevolgd door de betekenis(sen) in samenstellingen en door een of meer voorbeelden daarvan’ (5). Voorbeeld: golf-: · van (water)golven: golfbad, -berg, -dal, -kam, -vlag, -top · golvend, gegolfd: golfbeweging, -ijzer, -karton, -lijn, -plaat, - snee. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hier valt echter een gebrek aan systematiek te betreuren. Het is mij immers niet duidelijk waarom de auteur de samenstellingen soms in een aparte ingang (cf. golf-) vermeldt en soms op het eerste samenstellende element (cf. dienst), des te meer omdat enkele samenstellingen tevens als aparte ingangen worden opgenomen (bv. dienstjaar, dienstplicht, dienstverband). Bij adjectieven neemt Prisma eveneens samenstellingen op waarvan het eerste deel een versterkend betekenisaspect heeft en de meest prototypische bijwoorden met een versterkende betekenis. Bij heet bv. staan bloed-, loei-, smoor-, snik-, stikheet; bij rijk staan puissant, stinkend rijk, rijk als Croesus, schat-, steenrijk. Voor de woordenboekgebruiker, in het bijzonder de NVT-leerder, is dat type informatie erg nuttig. Het is namelijk onmogelijk om aan die informatie te komen als die niet op het niet-samengestelde adjectief wordt vermeld, tenzij er een cd-romversie van het woordenboek bestaat met een zoekfunctie die gebruik maakt van jokers, wat niet het geval is voor Prisma. Ook in een ander opzicht is Prisma een degelijk woordenboek voor NVT-leerders. Immers: ‘[b]ijzondere aandacht is besteed aan de taalkundige en zakelijke samenhang van de woorden’ (7). Op het trefwoord zelf (bv. koe) worden kenmerkende zelfstandige naamwoorden (stier, kalf (pink, vaars); pens, net-, boek-, lebmaag, uiers, biest, blaar van koe), werkwoorden (de koe bolt (stiert, is bollig, tochtig), graast, kalft, loeit, staat droog; koeien melken) en bijvoeglijke naamwoorden (bonte (rood-, zwartbonte), brulzieke, guste (vare) koeien) opgesomd waarmee het vaak gecombineerd wordt. Op die manier kan de gebruiker inzicht krijgen ‘in de zakelijke omgeving van het trefwoord en in zinrijke combinaties met andere woorden’ (7). In dit opzicht scoort Prisma een stuk beter dan de meeste (hand)woordenboeken op de markt. Verhoudingsgewijs kan het voor een redelijk aantal substantieven zelfs de vergelijking met De Kleijn (2003) doorstaan. De uitspraak, die ‘bij benadering in niet-fonetisch schrift weergegeven’ wordt (6), wordt uitsluitend in twijfelgevallen vermeld. Voorbeelden: dossier [dosjee], recital [riesaitul]. Ook wordt op het niveau van het trefwoord de beklemtoonde lettergreep onderstreept. Bij afkortingen waar elke letter apart wordt uitgesproken, bv. CBS, cd, vwo, wordt eigenaardig genoeg geen accentuering vermeld. Zulke woorden krijgen allemaal het woordaccent op de laatste letter(greep). Prisma biedt in de regel korte, heldere definities. Soms zijn bepaalde definities echter circulair, bijvoorbeeld klapper ‘(...) opbergmap, ordner’; ordner ‘opbergmap, klapper voor papieren’; opbergmap wordt niet eens als lemma opgenomen. Verder heb ik ook een paar weinigzeggende, onnauwkeurige betekenisomschrijvingen aangetroffen: forel ‘een riviervis’, snoek ‘een zoetwatervis’, zalm ‘een zee- en riviervis’. Met dit soort definities is de woordenboekgebruiker weinig gebaat. Om te weten te komen wat het verschil is tussen die drie vissoorten zal hij/zij naar een ander woordenboek moeten grijpen. Onnauwkeurige definities vindt men bv. op vierkamp (wedstrijd in 4 onderdelen) en op tienkamp (individuele atletiekwedstrijd in 10 onderdelen, decatlon). Op decatlon staat de synoniemdefinitie ‘tienkamp’. Het was zeker niet overbodig geweest de 4 respectievelijk 10 onderdelen op te sommen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte dient ook vermeld te worden dat Prisma minder aandacht besteedt aan het Nederlands in België dan de twee andere woordenboeken. En als het een Belgisch-Nederlands woord opneemt, dan gebeurt dat niet altijd even accuraat: naast assisenhof en goesting staat - terecht - het label <in België>, beenhouwer daarentegen krijgt geen label naast zich. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Het Van Dale Praktijkwoordenboek Nederlands (eerste druk, 2005)Het Van Dale Praktijkwoordenboek Nederlands (voortaan VDPN) maakt deel uit van een nieuwe reeks die ‘is bedoeld voor de professional in de breedste zin van het woord’ (5). De 60.000 trefwoorden van VDPN komen uit ‘de rijke verzameling woorden, uitdrukkingen en voorbeeldzinnen van de Van Daledatabank’ (5). Hierbij is in de eerste plaats aandacht besteed aan nieuwe woorden en woorden op zakelijk gebied, o.a. woorden uit domeinen zoals (office)management, communicatie, ICT en economie, waardoor VDPN ‘een grote hulp (is) bij het lezen van teksten zoals (vak)tijdschriften, brieven, dossiers en internetsites’ (5). Het woordenboek is eveneens gericht op taalproductie: achter in VDPN staan twaalf voorbeelden van zakenbrieven. Ook bijzonder nuttig voor NVT-gebruikers zijn de informatiekaders over business (bijvoorbeeld. soorten aandelen, soorten obligaties, vormen van e-commerce), de kaders met taaltips (bijvoorbeeld aanhef, beleedheidsvorm, feestdag, jij-jouen, trema, tv-programma, uitgaan, vakantie) en de kaders met informatie over een honderdtal landen (officiële naam, naam van de inwoner, bijvoeglijk naamwoord, hoofdstad, munt, werelddeel, internationaal toegangsnummer). De structuur van het woordenboekartikel, die overeenkomt met die van andere woordenboeken (trefwoord, grammaticale informatie, betekenis(sen), synoniemen/antoniemen, uitdrukkingen en woordcombinaties), wordt verduidelijkt door het gebruik van de blauwe kleur voor de definities. Dit werkt de opzoekbaarheid in de hand. De definities zijn over het algemeen helder en duidelijk geformuleerd. In vergelijking met Prisma worden forel, snoek en zalm keurig gedefinieerd. Jammer is echter dat er in de definities soms moeilijke(re) termen staan dan het te definiëren woord zelf: als iemand snoek opzoekt, dan is de kans niet gering dat hij ook termen zoals ‘vraatzuchtig’ en ‘roofvis’ zal moeten opzoeken. Naar ‘roofvis’ zal hij in VDPN tevergeefs zoeken. Indien dat van toepassing is, staat er in een rechthoek meteen na het trefwoord een verwijzing naar een informatief kader dat over het algemeen zeer nuttig is: op preferent en op toonder wordt bijvoorbeeld naar aandeel verwezen. Dit is evenwel niet systematisch gebeurd: op prioriteitsaandeel, cumulatief (preferent aandeel) en op certificaat (van aandeel) wordt er bijvoorbeeld niet naar aandeel verwezen, terwijl die termen gedefinieerd worden in het informatieve kader. Bovendien worden er op het trefwoord aandeel zelf andere definities gegeven dan in het informatieve kader. cumulatief preferente aandelen: ‘aandelen waarvan de houders bij de uitbetaling van dividend uit eerdere jaren, voorrang hebben boven de andere aandeelhouders’ (definitie opgenomen op het trefwoord aandeel en op het trefwoord cumulatief). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
cumulatief preferent aandeel: ‘aandeel waarop met voorrang dividenduitkeringen worden gedaan en waarop het recht op dividend zelfs blijft bestaan in jaren dat er ten gevolge van verliezen geen dividend kan worden uitgekeerd, ook wel cumpref genoemd’ (definitie opgenomen in het informatieve kader over aandeel). Wat hier meteen opvalt, is de minder toegankelijke en heldere definitie in het kader in vergelijking met de definitie binnen het artikel. In het kader over vormen van e-commerce (op 242) worden bijvoorbeeld de volgende termen gedefinieerd: business-to-business, business-to-consumer, business-to-employee, e-sourcing, e-tailing. Op de trefwoorden business-to-business en business-to-consumer (157) wordt er niet naar dat kader verwezen en staat er een andere definitie dan in het kader. De drie andere termen staan uitsluitend in het kader en worden niet eens als aparte ingangen opgenomen. In VDPN is dit schering en inslag. Van iemand die niet weet wat e-sourcing is, wordt blijkbaar verwacht dat hij zelf op het idee komt om op e-commerce te gaan kijken om de gezochte informatie te vinden. Hier had de redactie duidelijk meer zorg aan moeten besteden. In vergelijking met Prisma is de microstructuur van VDPN iets minder rijk. Gemiddeld neemt VDPN (soms veel) minder vaak voorkomende woordcombinaties op dan Prisma, waardoor het voor de extramurale neerlandistiek toch iets minder geschikt is. Van de 26 bovengenoemde kenmerkende zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden die in Prisma op koe staan, neemt VDPN er slechts 3 op: een koe melken, een tochtige koe, een zwartbonte koe. Wat uitdrukkingen en spreekwoorden betreft, zijn de twee woordenboeken over het algemeen aan elkaar gewaagd. Ten slotte: op de gratis cd-rom staat de volledige tekst van het woordenboek, met uitzondering van de informatieve kaders. Een pluspunt is dat het mogelijk is het opgezochte lemma te laten uitspreken. Bijkomende functies, zoals de ‘zoeken binnen artikelen’- en ‘zoek op woord(vormen)’-functies, zouden echter welkom zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieAl met al mogen de vier besproken naslagwerken, ondanks de gesignaleerde tekortkomingen, niet ontbreken in de bibliotheek van elke extramurale universiteit met Nederlands als hoofd- of bijvakstudie. Dit geldt uiteraard vooral voor het Groene Boekje en VDGW. NVT-leerders, met name beginners en halfgevorderden, zullen meer hebben aan Prisma, onder andere dankzij de vele vaste verbindingen en de vele kenmerkende zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, en aan VDPN, onder meer dankzij de informatieve kaders, met name over zakelijk taalgebruik. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Besproken boeken
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|
|