Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| ||||||
Marion Boers
| ||||||
[pagina 50]
| ||||||
sociale cohesie. Wie niet wil wachten op de uitkomsten hoeft in de tussentijd niet stil te zitten. Onlangs zijn er nogal wat handzame publicaties verschenen die een overzicht geven van ons verleden of die dieper ingaan op een periode of op een enkele gebeurtenis. Sommige van die publicaties kregen zelfs het predikaat bestseller. Net als Bank en De Rooy hebben de samenstellers keuzes gemaakt. Die keuzes en de consequenties daarvan zijn het belangrijkste thema van deze kroniek. | ||||||
Geschiedenis van NederlandDe auteur van Geschiedenis van Nederland, Gijs van der Ham, is conservator van de afdeling vaderlandse geschiedenis van het Rijksmuseum. Niet zo gek dus dat het boek foto's van objecten uit het museum bevat.Ga naar eind2 In zijn inleiding spreekt Van der Ham de wijze woorden dat de geschiedschrijving vooral een product is van de eigen tijd. Het is zijn bedoeling om in een beperkt aantal bladzijden de belangrijkste karakteristieken van de geschiedenis van Nederland uiteen te zetten en datgene naar voren te halen dat volgens hem kenmerkend is voor de ontwikkeling en bepalend voor het land dat wij nu kennen. Volgens Van der Ham zijn dat onder meer: een land met een hoge graad van verstedelijking, een decentraal karakter en een relatief grote tolerantie. Hij heeft van zijn boek geen leerboek, maar een leesboek willen maken dat een doorlopend verhaal vertelt. In de praktijk betekent dit, dat de auteur in kort bestek weergeeft hoe Nederland is gevormd en hoe het is geregeerd. Hij meent dat economische factoren een verklaring bieden voor de heersende mentaliteit en voor de mentaliteitsveranderingen in de loop van de geschiedenis. Een belangrijk uitgangspunt is voor hem geweest, dat Nederland als natie is ontstaan op 26 juli 1581, toen een aantal gewesten in het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ Philips II als soeverein hadden afgezworen. Dat verklaart waarom de geschiedenis van vóór de zestiende eeuw zeer beknopt en bovendien onvolledig aan bod komt. Met de Nederlandse prehistorie heeft Van der Ham duidelijk weinig affiniteit. Men vindt in zijn verhaal bovendien niets over de Zuidelijke Nederlanden en bijvoorbeeld ook geen woord over de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Van der Ham slaagt er wel in om van zijn relaas een lopend verhaal te maken, maar voor de lezer is het soms moeilijk om het overzicht te bewaren door de warrige structuur. Er is gekozen voor korte hoofdstukken die soms wel, maar soms ook niet, thematisch in elkaar overlopen. Op pagina 44 begint Van der Ham pas echt op stoom te komen als hij de zestiende eeuw binnengaat. Meteen doet zich dan het bezwaar voelen dat zijn geschiedenis in de eerste hoofdstukken alleen het huidige grondgebied van Nederland heeft behelsd; een keuze, die de begrijpelijkheid van het verhaal niet ten goede komt. We komen namelijk pardoes terecht in de Bourgondische erfopvolging en de Habsburgse erfenis. Wie de zestiende eeuw wil kunnen doorgronden, waarin volgens Van der Ham de basis werd gelegd voor onze natie, zal toch ook enig inzicht moeten hebben in de internationale context van wat daaraan voorafging. Bovendien worden er hier en daar wel heel grote | ||||||
[pagina 51]
| ||||||
stappen genomen, waardoor de samenhang verloren gaat. Zo wordt er in het hoofdstuk over de onrust in de kerken in de zestiende eeuw gesproken over vluchtelingengemeenschappen in Londen en Emden, maar we weten dan nog niet wie er gevlucht zijn en waarom. Er wordt in dat hoofdstuk relatief lang uitgeweid over de doopsgezinden, terwijl de calvinisten in één alinea worden afgedaan. Vermoedelijk doet Van der Ham dat omdat de doopsgezinden van alle geloofsgemeenschappen het felst werden vervolgd, maar hij zegt dat nergens met zoveel woorden. Het is erg verwarrend dat het calvinisme enige hoofdstukken later, zonder verdere uitleg, de belangrijkste godsdienst van de Noordelijke Nederlanden blijkt te zijn geworden. De sterkste kant van deze Geschiedenis van Nederland is het relaas over de periode na 1800. Misschien komt dat wel doordat de auteur vooral op het gebied van de moderne geschiedenis heeft gepubliceerd. Het centrale thema voor de periode na de Tweede Wereldoorlog is, volgens Van der Ham, dat de afzijdigheid van het Nederland van voor de oorlog vanaf 1945 langzaam plaatsmaakt voor een actieve internationale betrokkenheid. Vooral in het licht van het massale nee van de Nederlandse bevolking tegen de Europese grondwet, is dat een intrigerende stellingname, waarvan men zich kan afvragen of die anno 2005 nog kan worden verdedigd. Dit boekje deelt één mankement met al de hier besproken overzichten: wat betreft de recente geschiedenis worden ze vaak door de feiten ingehaald. Nog een opmerking tot slot. Deze Geschiedenis van Nederland is geschreven als een doorlopend verhaal, maar het taalgebruik laat hier en daar nogal te wensen over. Uitdrukkingen als ‘Karel V wenste zich geen duimbreed te verwijderen van (in plaats van te wijken voor) de katholieke kerk’ gingen mij op den duur meer en meer irriteren. | ||||||
De Nederlandse geschiedenis in een notendopDit boekje verscheen, net als Geschiedenis van Nederland, voor het eerst in 1998 en het heeft intussen al een aantal herdrukken beleefd. In de inleiding signaleren de auteurs dat het geschiedenisonderwijs in de negentiende eeuw diende als lofzang op de nationale helden die als lichtend voorbeeld konden dienen voor het heden. Aan het einde van de twintigste eeuw heeft de vaderlandse geschiedenis volgens Beliën en Van Hoogstraten haar morele gezag verloren. In het moderne onderwijs gaat het niet meer om feitjes, maar om het uitdiepen van geïsoleerde fenomenen of korte perioden uit de wereldgeschiedenis. Zij signaleren echter dat daartegen intussen veel bezwaren zijn gerezen en ze tonen zich grote voorstanders van het bijbrengen van kennis van de eigen geschiedenis, omdat men alleen dan enkele wezenlijke vragen voor zichzelf kan beantwoorden als: hoe zijn onze staat en natie gevormd? Wie zijn wij? Waar komen wij vandaan en wat maakt ons tot Nederlanders? Het zijn dezelfde vragen die men in de negentiende eeuw wilde beantwoorden, maar Beliën en Van Hoogstraten willen dat op een heel andere, eigentijdse, wijze doen. Ze beloven namelijk dat minder fraaie gebeurtenissen niet | ||||||
[pagina 52]
| ||||||
zullen worden verbloemd en dat er nieuwe feiten en inzichten zullen worden gepresenteerd. Het lijkt allemaal wat veel van het goede voor een boekje dat in 112 pagina's alle belangrijke gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis aan de orde wil laten komen van de hunnenbedbouwers tot en met de vijftigste verjaardag van Johan Cruijff. Het boek is niet geïllustreerd en we treffen er slechts een paar nuttige kaarten in aan. In dat opzicht past het goed in reeksen zoals de bekende Duitse serie Hauptdaten der Geschichte. Anders dan Van der Ham nemen Beliën en Van Hoogstraten de tijd voor de prehistorie. Weliswaar is de eerste bewoning van Nederland in dezelfde mist gehuld als de moerassen die men hier aantrof, maar toch weten de auteurs van dat begin een mooi geschreven meeslepend verhaal te maken, waarin steeds de relatie wordt gelegd met wat er nu nog van die bewoning te vinden is. Een belangrijk uitgangspunt bij het beschrijven van deze oudste geschiedenis is blijkbaar geweest wat ze ons nu nog te vertellen heeft. Daarin past het ook om uit te leggen dat de Betuwe, een streek in Gelderland, is genoemd naar de Batavieren die daar wellicht hebben gewoond. In een boekje met zo'n geringe omvang kan men niet gedetailleerd op alles ingaan, maar door een wat uitvoeriger behandeling van een enkel aspect komt het mistige verleden tot leven. Dat gebeurt met de nodige diepgang, doordat wordt uitgelegd waarom bepaalde zaken plaatsvonden en wat er bijzonder aan was. Wat mij bovendien voor de auteurs inneemt is, dat ze het relaas niet presenteren als een reeks dwingende feiten, maar dat er ook plaats is voor onzekerheden. Al snel wordt duidelijk wat de auteurs bedoelen met een nieuwe manier van kijken, dat wil zeggen het niet verbloemen van het minder fraaie en het afrekenen met ingesleten mythevorming. Zo wordt bijvoorbeeld de vermeende culturele invloed van Karel de Grote en zijn Karolingische renaissance naar het rijk der fabelen verwezen. Het boekje is niet alleen een aaneenschakeling van belangrijke data en personen. Er is ook plaats ingeruimd voor de middeleeuwse mentaliteit en de standenmaatschappij waar die uit voortkwam, iets wat men bij Van der Ham node mist. Binnen de beperkte ruimte die de schrijvers ter beschikking stond, is een poging gedaan inzicht te geven in het wereldbeeld dat het menselijk handelen bepaalde. Ook in het hanteren van grenzen zijn de auteurs ruimer geweest dan Van der Ham; Beliën en Van Hoogstraten menen dat de middeleeuwse geschiedenis van de Noordelijke Nederlanden niet zonder die van het zuiden kan. We zien ook duidelijk dat de auteurs hebben geprobeerd om de Gouden Eeuw te ontdoen van negentiende-eeuwse romantiek en twintigste-eeuwse vooroordelen. De handelwijze van het Spaanse bestuur wordt bijvoorbeeld niet a priori als vijandig afgedaan. Er wordt begrip gekweekt voor beide kanten van het conflict. Een zwak punt is dat er in de hoofdstukken over de Gouden Eeuw relatief veel aandacht is voor de economie en te weinig voor mentaliteit en cultuur. Misschien is dat laatste maar beter ook, want in zoiets als de schilderkunst hebben de auteurs zich duidelijk niet erg verdiept. Vooral de passages over de negentiende eeuw heb ik met veel plezier gelezen. De auteurs hebben ervoor gekozen om te tonen hoe anders Nederland er op den | ||||||
[pagina 53]
| ||||||
duur uit ging zien door de economische veranderingen en hoe dat zich weerspiegelde in het leven van alledag. In de Nederlandse geschiedenis in een notendop wordt niet voor de zoveelste keer de schoolstrijd opgevoerd als oorzaak en begin van de verzuiling, maar wordt dit verschijnsel mede verklaard vanuit de angst van grote delen van de bevolking voor het verdwijnen van sociale verbanden en het verlies van de vertrouwde kleinschaligheid van de samenleving. De auteurs kiezen als belangrijk thema voor de periode 1850 tot 1940 het verschuiven van het algemeen belang, zoals dat werd voorgestaan door de liberalen, naar het groepsbelang van de zuilen die waren ontstaan. De veranderende mentaliteit komt volgens Beliën en Van Hoogstraten ook tot uitdrukking in het feit dat de overheid zich meer en meer is gaan bemoeien met economische en sociale vraagstukken. Veel beter dan bij Van der Ham is in dit boekje de ziel van de negentiende eeuw verbeeld. Jammer dat dit niet geldt voor de geschiedenis na 1945, die een beetje lijkt te zijn afgeraffeld. Rest nog een opmerking. Van der Ham neemt zich in zijn inleiding voor het verhaal van de geschiedenis te schrijven, maar ik moet constateren dat niet hij, maar Beliën en Van Hoogstraten dat hebben gedaan, gebruikmakend van een vlotte pen die van het boekje een echte ‘pageturner’ maakt. | ||||||
De last van veel gelukDeze publicatie is het buitenbeentje in deze reeks omdat hij niet de gehele vaderlandse geschiedenis omvat, maar uitsluitend gewijd is aan de jaren tussen 1555-1702. De titel ‘De last van veel geluk’ riep bij mij de associatie op met een ander boek over diezelfde periode: Simon Schama's beroemde The Embarrassment of Riches. Daarmee houdt de overeenkomst ook meteen op, want inhoudelijk zijn ze onvergelijkbaar. De historicus Van Deursen dankt zijn succes aan publicaties die een mengsel zijn van sociale geschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Hij bereikte een groot publiek door met veel verbeeldingskracht te schrijven over de effecten van de grote geschiedenis op het leven van gewone mensen. Wie ook iets dergelijks verwacht van De last van veel geluk, komt bedrogen uit. Gewone mensen komen er nauwelijks in voor en de sociale, economische en culturele geschiedenis komen er eveneens bekaaid af. Vergeleken bij Schama doet Van Deursen een enorme stap terug door een in diverse opzichten traditioneel boek te schrijven. Hij wil vooral belangrijke figuren uit de Nederlandse geschiedenis hun heldenstatus teruggeven. Bovendien besteedt hij - niet zo vreemd voor een emeritus hoogleraar van de Vrije Universiteit van Amsterdam - relatief veel aandacht aan kerkgeschiedenis en aan de geloofskwesties die het maatschappelijke leven beheersten. Dat is overigens zeer goed verdedigbaar, aangezien geloof toen geen abstract begrip was, maar iets dat grote delen van de bevolking verdeelde. Van Deursen doet een poging om de belevingswereld van toen inzichtelijk te maken, bijvoorbeeld door de motieven van zijn hoofdpersonen te peilen. Hij probeert om niet alleen hun historische maar ook hun morele betekenis vast te stellen. | ||||||
[pagina 54]
| ||||||
Er kleeft echter een groot bezwaar aan de keuze voor een traditionele aanpak. Van Deursen heeft in een woordenstroom al zijn kennis over de grote lijnen van de geschiedenis van de Gouden Eeuw uitgestort, maar hij heeft daar eigenlijk niets nieuws aan toegevoegd, terwijl het historisch onderzoek de laatste decennia niet heeft stilgestaan. Zo is het bijvoorbeeld tamelijk storend dat het hele verhaal wordt verteld vanuit het aloude Hollandse perspectief, terwijl wat meer ruimte voor de motieven van Spanje de zaak een stuk inzichtelijker en minder eenzijdig had gemaakt. Van Deursen schuwt het niet om duidelijk stelling te nemen in kwesties waar het geloof een rol speelt. Een goed voorbeeld is zijn relaas over de beeldenstorm van 1566. Een belangrijk ‘modern’ inzicht is, dat de bedroevend slechte sociaaleconomische situatie in het midden van de zestiende eeuw een belangrijke katalysator van de volkswoede is geweest. Van Deursen kiest zijn ooggetuigen echter met zorg om te onderstrepen dat die beeldenstorm in de eerste plaats een religieuze motivatie had, terwijl dit standpunt tegenwoordig door de meeste historici is verlaten of in elk geval sterk wordt genuanceerd. Een ander voorbeeld is van Deursens standpunt over de rol van de watergeuzen. De Republiek vond namelijk niet alleen haar fundament in tolerantie en vrijheidszin, maar ook in het terrorisme van de sterk anti-katholieke watergeuzen zonder wie Willem van Oranje nooit een voet aan de grond zou hebben gekregen. Van Deursen blijkt wel oog te hebben voor de terreur van Alva, maar niet voor die van de watergeuzen. Daar zou men een genuanceerder standpunt verwachten. Als Van Deursen met dit boek iets heeft willen veranderen aan de onkunde van de gemiddelde Nederlander ten aanzien van de Gouden Eeuw, dan heeft hij zijn doel volgens mij niet bereikt. Het boek oogt onaantrekkelijk, is uiterst gebrekkig geïllustreerd, zonder kaartjes en dergelijke die het verhaal zouden hebben kunnen verhelderen. Na lezing van De last van veel geluk bleef ik met de vraag zitten voor wie dit boek eigenlijk geschreven is. Voor vakgenoten biedt het niets nieuws, eerder het tegendeel. De geïnteresseerde leek zal zich wellicht laten meeslepen door het goed vertelde verhaal, maar toch ook hier en daar vastlopen in de theologische bespiegelingen. Bovendien ontbreekt voor die lezer de zo noodzakelijke nuance. Degenen die niet zo veel van de geschiedenis van de Gouden Eeuw weten, zullen het saai ogende boek niet snel ter hand nemen en zij worden daarin bovendien voortdurend beschimpt om hun gebrek aan belangstelling. Van Deursen, ten slotte, is een begenadigd verhalenverteller, die echter af en toe gebruik maakt van gedragen taal en ronkende zinnen om het belang van bepaalde gebeurtenissen te onderstrepen. Ik vraag me bijvoorbeeld af of de gemiddelde Nederlander zich een voorstelling kan maken van ‘onereuze’ gevolgen zonder daarbij seksuele associaties te krijgen. | ||||||
Verloren verledenIedereen lijkt vandaag de dag te surfen op internet als er informatie bij elkaar moet worden gezocht. Ik moet eerlijk toegeven dat ik daar zelf nogal wat moeite | ||||||
[pagina 55]
| ||||||
mee heb, omdat het mij moeite kost het kaf van het koren te scheiden door de vaak duizelingwekkende visuele mogelijkheden van het medium. Kortom, ik mag nog steeds graag grijpen naar een boek, vooral als het met liefde is gemaakt vanuit de uitgangspunten van de serie Verloren verleden van uitgeverij Verloren. Men heeft aan deskundige auteurs gevraagd om een deeltje te wijden aan een belangrijke gebeurtenis of persoon uit de vaderlandse geschiedenis. De opzet is om algemene, maar ook geactualiseerde, informatie te geven aan een breed, in het verleden geïnteresseerd publiek. Geactualiseerd houdt in dat de huidige stand van het onderzoek in de tekst is verwerkt. Het onderwerp wordt pakkend beschreven en in een bredere context geplaatst. Bovendien heeft men zich ten doel gesteld weer te geven op welke wijze men in de loop der tijd met bepaalde personen en gebeurtenissen aan de haal is gegaan, met andere woorden hoe de geschiedenis in later tijd is gebruikt en misbruikt. De opzet is dus tweeledig. Ten eerste wil men de historische achtergrond van bepaalde gebeurtenissen of personen belichten. Ten tweede wil men laten zien welke rol die hebben gespeeld in de verbeelding van het vaderlands verleden door de eeuwen heen. Door deze opzet is de reikwijdte van de boekjes veel groter dan die ene persoon of gebeurtenis. Verloren streefde ernaar om per jaar vier delen uit te geven, en zo is een reeks ontstaan van 24 fraai geïllustreerde boekjes met uiteenlopende onderwerpen als de opstand van de Batavieren, de sprong van Jan van Schaffelaar, De beeldenstorm, de slag bij Nieuwpoort, Goejanverwellesluis, maar ook Troelstra met zijn poging tot revolutie, Mata Hari en de hongerwinter. Aan de serie is een voorlopig einde gekomen met de uitgave van deel 24, waarin een compilatie is gemaakt van veertig gedenkwaardige personen en momenten uit de gehele vaderlandse geschiedenis. Verloren verleden is een prachtig overzicht, waarin beroemde (of beruchte) gebeurtenissen en personen aan een nadere beschouwing worden onderworpen aan de hand van de bronnen die ons nu nog ter beschikking staan. Het adagium is: aansprekende personen of gebeurtenissen, historisch verantwoord en met behoorlijk wat diepgang. Doordat specialisten aan het woord komen, worden tal van oordelen en vooroordelen uit de weg geruimd. De met zorg gekozen illustraties vertellen een eigen verhaal dat veel aan de tekst toevoegt. Dit maakt de boekjes uiterst informatief en inspirerend. De reeks biedt, met andere woorden, het visuele genot dat velen tegenwoordig aan internet kluistert, maar dan wel met de meerwaarde van een afgewogen en diepgaande tekst die men op het net vaak moet ontberen. Ook in deze reeks is een keuze gemaakt: de gehele vaderlandse geschiedenis is het onderwerp, van de eerste bewoning tot aan de twintigste eeuw. Dat brengt specifieke problemen met zich mee. De bronnen voor de oudste geschiedenis zijn bijvoorbeeld beperkt en bij de recente geschiedenis is er nog geen sprake van canonisering. Wat betreft het eerste is een oplossing gevonden in een wetenschappelijk verantwoorde beschrijving van de context waarin bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld met behulp van de archeologie. Wat betreft het laatste is ervoor gekozen om, bijvoorbeeld als het gaat om | ||||||
[pagina 56]
| ||||||
de hongerwinter, de mythes die na de oorlog over die periode zijn ontstaan te ontkrachten door een goed onderbouwd beeld te geven van de dagelijkse werkelijkheid. De tweede keuze die men maakte is geografisch. De vaderlandse geschiedenis is de Noord-Nederlandse geschiedenis, of eigenlijk de geschiedenis van het Nederlandse grondgebied zoals dat in de negentiende eeuw kwam vast te liggen. Dat heb ik overigens nergens als een nadeel ervaren doordat er in de individuele deeltjes veel plaats is ingeruimd voor de context, ook als het - bijvoorbeeld in het geval van de beeldenstorm - een Zuid-Nederlandse context was. Verloren verleden is een serie om van te smullen, ook al is de kwaliteit van de individuele afleveringen verschillend en heeft de ene wetenschapper nu eenmaal een vlottere pen dan de andere. De afzonderlijke boekjes zijn uitstekend bruikbaar in het onderwijs omdat ze op wetenschappelijk verantwoorde wijze een historische persoon of gebeurtenis belichten, maar ook omdat het gedeelte dat is gewijd aan de ‘canonisering’ heel veel vertelt over de Nederlandse natievorming en identiteit. | ||||||
Het vooroudergevoelDe vaderlandse-geschiedenishype is niet zonder emotionele en nationalistische sentimenten. Zoals Jan Blokker het in de inleiding van de bestseller Het vooroudergevoel uitdrukt: ‘In de dagen dat Nederland bezig is Europees te worden, of voor z'n fatsoen bezig is Europees te moeten worden, groeit de behoefte om een nationale identiteit te herontdekken en te herdefiniëren, en daarmee de neiging om die identiteit in de geschiedenis te zoeken, en bewijzen te verzamelen voor liefst eeuwenoude constanten in het volkskarakter’. Blokker schreef dit prachtig geïllustreerde boek met zijn twee zoons, beiden historicus, met als uitgangspunt 43 schoolplaten van J.H. Isings, waarin even zo veel belangrijke momenten uit de vaderlandse geschiedenis zijn uitgebeeld.Ga naar eind3 De meeste van die platen werden gemaakt in de eerste helft van de twintigste eeuw en ze zullen bij Jan Blokker en zijn generatiegenoten nostalgische gevoelens oproepen aan hun schooltijd. Tegelijkertijd illustreren ze nog maar eens dat geschiedschrijving (en -tekening) evenveel onthult over de tijd waarin ze plaatsvindt, als over de tijd die ze beschrijft. Het boek is niet voor niets een bestseller geworden. Er wordt echt een verhaal verteld in een vlotte schrijfstijl zonder al te veel moeilijke woorden. Maar de auteurs willen meer dan alleen de historische feiten op een rijtje zetten. De Blokkers hebben, net als Van Deursen overigens, de moed om regelmatig het heden met het verleden in verband te brengen. De auteurs hebben zich duidelijk de vraag gesteld wat onze voorouders ons nu nog te vertellen hebben. Bovendien laten ze zien hoe gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis in de loop der tijden een eigen leven gingen leiden en bijvoorbeeld werden gebruikt om de identiteit te versterken of vaderlandslievende sentimenten op te roepen. In dat opzicht vinden we in Het vooroudergevoel iets terug van de serie Verloren verleden, maar dan in veel beknoptere vorm. Het leuke is dat de | ||||||
[pagina 57]
| ||||||
Blokkers, doordat ze een doorlopend verhaal vertellen, bepaalde verbanden kunnen laten zien die in Verloren verleden verborgen blijven. Ze komen tot de conclusie dat de rode draad in de geschiedenis niet eenheid is, maar scheiding. Het is een verhaal van tegenstellingen, moord en doodslag. Meestal blijkt het volk tot op het bot verdeeld behalve als het één is met Oranje ten tijde van oorlog en verdrukking (en tijdens het EK en WK voetbal natuurlijk). Het is een heerlijk boek met fraaie in- en doorzichten. Het probleem is alleen, dat de schrijvers door de platen van Isings als uitgangspunt te kiezen, hun opzet niet tot het einde hebben kunnen volhouden. Isings had namelijk een duidelijke voorkeur voor historische momenten tot en met de zeventiende eeuw. Hij gebruikte voor zijn tekeningen graag modellen uit zijn directe omgeving, maar daar hield zijn affiniteit met het ‘moderne’ leven op. De enige Isings van een historische gebeurtenis uit de twintigste eeuw is een winterlandschap met Duitse soldaten die gevangenen naar een concentratiekamp brengen. Ook onderwerpen uit de achttiende en negentiende eeuw zijn schaars in Isings' oeuvre, zodat de Blokkers zich aan het einde van het boek hebben moeten behelpen met lange stukken tekst zonder illustraties. Het vooroudergevoel eindigt met drie essays van Jan, Jan jr en Bas Blokker over de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot en met de moord op Theo van Gogh. Aardig is vooral het stuk van Jan Blokker over de bezetting waarin hij zijn eigen ervaringen vertelt als twaalfjarige geconfronteerd met de grote gebeurtenissen van zijn tijd. Het boek is in veel opzichten typerend voor de vaderlandse geschiedenis anno 2005. Het vooroudergevoel mag weer, maar we kijken nu wel kritisch naar de geschiedenis. De vaderlandse geschiedenis biedt soms lessen voor het heden, maar soms ook schaamte vanuit ons moderne perspectief. Het verhaal is de moeite waard om te worden verteld en overgedragen aan volgende generaties maar in de woorden van Blokker: ‘iedereen die een vaderlandse geschiedenis schrijft, is het geraden te erkennen dat de wereld groter is’. | ||||||
[pagina 58]
| ||||||
Besproken boeken
|
|