| |
| |
| |
P. de Kleijn
........... Nederlands voor de lager, de middelbaar en de hoger opgeleide
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
Code
Code Nederlands is in de wereld van het Nederlands voor anderstaligen een begrip geworden. Maar volgens het Voorwoord bij Code, de opvolger van Code Nederlands, zijn samenleving en tweedetaalonderwijs intussen ‘ingrijpend’ veranderd.
Het uitgangspunt van Code is dat taal een instrument is voor interactie en communicatie: alle oefeningen en opdrachten zijn gericht op het kunnen uitvoeren van reële, functionele taken. Interactie en communicatie zijn niet alleen doel maar ook middel, hetgeen betekent dat er vaak in tweetallen of in groepsverband gewerkt moet worden en dat de cursisten met elkaar moeten praten, overleggen, resultaten vergelijken en uitwisselen. Code is met andere woorden een taakgerichte leergang waarbij taak betekent ‘een reeks van communicatieve handelingen waarbij een of meerdere taalgebruikers betrokken zijn en die gericht is op het bereiken van een bepaald doel’ (Kuiken, 1996).
Voor het uitvoeren van die taak zijn verschillende media nodig: het computerprogramma (inclusief het audio- en videomateriaal), internet, maar ook het boek. Daarbij is gestreefd naar flexibiliteit. Taken uitvoeren moet iedereen, maar ander materiaalaanbod (oefeningen gericht op het kunnen uitvoeren van een taak, op het verwerven van grammatica en routines, op het inslijpen van vaardigheden) kan, al of niet in overleg met de docent, worden overgeslagen omdat het bijvoorbeeld te gemakkelijk is of al bekend. Deze mogelijkheid impliceert dat er in Code, behalve voor groepswerk, ook ruimte is voor het individueel, zelfstandig werken. Met het oog op deze laatste mogelijkheid wordt de instructietaal zo eenvoudig en duidelijk mogelijk gehouden, zodat deze ook zonder de hulp van de docent begrepen kan worden.
De doelgroep van Code is die van Code Nederlands: de hoger opgeleide. Hij of zij bereikt na 90 uur in de klas en 90 uur zelfstudie niveau A2 van het Common European Framework-CEF (Code 1). Voor Code 2 is de studielast ongeveer 340 tot 300 uur - ook weer voor de helft gestuurd en voor de helft zelfstudie - en het eindniveau B1. Code 3 - en dus de leergang in zijn geheel - voert naar B2/C1, een niveau waarop het succesvol afleggen van het NT2-Staatsexamen, programma II, mogelijk moet zijn. In wat volgt gaat het hoofdzakelijk over Code 1.
| |
| |
De cursus is zeer omvangrijk en dat is heel goed. Te vaak hebben auteurs naïeve ideeën over het noodzakelijke volume van de oefenstof of schuwen zij herhalingsopdrachten, ten onrechte denkende dat in de toegepaste taalkunde zachte heelmeesters geen stinkende wonden maken. Er is, om te beginnen, een Takenboek. In bijvoorbeeld hoofdstuk 5 (over routes en reizen) zijn die taken: de weg vragen, een vervoerbewijs kopen, een routebeschrijving begrijpen, een route beschrijven. Taken worden eerst ‘voorbereid’ (tekst en dialogen lezen, naar tekst en dialogen luisteren, opdracht uitvoeren), daarna volgen de uitvoering en de afronding. De taakuitvoering kent verschillende modaliteiten: alleen of samen, zelfstandig of met begeleiding, met of zonder het computerprogramma, met of zonder werkbladen.
Het Computerprogramma biedt niet alleen luisterteksten, videomateriaal en opdrachten die gericht zijn op de uitvoering van genoemde taken, maar ook ongeveer 1500 extra oefeningen voor het inslijpen van de aangeboden taal en om het luisteren en verstaan te verbeteren. Die luisterteksten en dat videomateriaal staan ook op een audio-cd en een videoband. Dat is handig voor zowel de cursist als voor de docent, want dat materiaal kan aldus beluisterd, bekeken en aangeboden worden zonder dat er een computer nodig is. Het Oefenschrift omvat invuloefeningen die horen bij de woordenschat- en grammatica-oefeningen van het Computerprogramma. Dus ook het Oefenschrift biedt de mogelijkheid opdrachten uit te voeren zonder de computer.
Ten slotte zijn er een Docentenhandleiding en een Docenten cd-rom. Daarin en daarop worden de uitgangspunten geformuleerd en wordt er in het algemeen en per hoofdstuk uitvoerig uitgelegd hoe er met Code gewerkt moet worden. Deze twee documenten omvatten bovendien de transcripten van de luisterteksten en de videofragmenten.
Theoretisch uitgangspunt voor Code is, zoals gezegd, functionaliteit. Dat is heel mooi, maar gelukkig beseffen de auteurs van Code dat daarvoor ‘bouwstenen’ vereist zijn, bijvoorbeeld woorden of standaardzinnetjes (‘routines’ genoemd). Ze beseffen ook dat functionaliteit nog al eens op gespannen voet staat met een ander belangrijk taalelement: de grammatica. Ze kiezen voor beide. Er is dus in Code expliciete aandacht voor grammatica, in het Takenboek door het geven van beknopte regels, in het Computerprogramma en in het Oefenschrift door het aanbieden van grammaticale oefeningen.
Bij die keuze voor functionaliteit én vormkenmerken verwijzen de auteurs van Code naar ‘recente opvattingen over taalleren’, met name naar de Focus on Form-theorie zoals die is uiteengezet door Doughty & Williams (1998). Dit betekent dat de cursist eerst een taak voorbereidt en uitvoert en dat daarna zijn aandacht wordt gevestigd op de vorm. De regel wordt uit de taak gelicht, aldus Code. Maar welke regel uit welke taak? De meervoudsregel wordt gegeven bij de taak ‘Praten over je huis’, maar waarom niet bij de taak ‘Advertenties van huizen lezen’? ‘Praten over je huis’ is een taak uit hoofdstuk 4. Komt het meervoud daar pas voor het eerst aan bod? Geenszins. En welke hulp biedt deze koppeling van regels aan taken om de omvang van de regel te bepalen? Ik ben een voorstander van het beleden uitgangspunt, maar de praktische toepassing is veel gecompliceerder dan Code ons wil doen geloven.
| |
| |
Code is zonder meer een aanwinst voor zowel het NT2- als het NVT-onderwijs. De didactische benaderingsmogelijkheden zijn talrijk, gevarieerd en flexibel: de computer, de cd, de video maar ook het schrift; men werkt zelfstandig, begeleid, in paren of in groepjes. Dat men recht kan doen aan individuele leercapaciteiten zodat de sterke broeders niet op de zwakke hoeven wachten is een groot pluspunt. Natuurlijk is er ook aandacht voor de cultuur want hoe zou je een functionele leergang kunnen schrijven zonder de fiets, feestjes, het onderwijssysteem, complimenten en omgangsvormen. ‘Daarnaast willen we de cursist kennis laten maken met de Nederlandse normen en waarden’. Over taakgericht gesproken.
De vormgeving is aangenaam, levendig en overzichtelijk. Alleen die titel, Code, kon dat niet wat opwindender? De Da Vinci Code is bezet. Maar de Van Gogh Code?
| |
Nederlands in actie
Werk en vrije tijd, reizen, gevoelens, onderwijs, buitenlanders in Nederland, gezondheid, relaties, kunst en cultuur en literatuur: dat zijn de thema's die in Nederlands in actie de taalkennis van hoger opgeleiden van niveau A2 naar niveau B1 moeten brengen.
Wat is het selectiecriterium voor de thema's? Op die vraag vind je zelden een antwoord, maar Nederlands in actie verantwoordt die keuze wel. ‘De thema's zijn gekozen door studenten uit de groepen voor wie dit materiaal bedoeld is’. Daar valt verder weinig tegenin te brengen, behalve dat dit onderwerpen heeft opgeleverd die in dit soort leergangen al zo vaak zijn behandeld en dat hoger opgeleiden die iets zoeken in de sfeer van bijvoorbeeld de economie, het recht en de criminaliteit, de informatica, de politiek of Europa weer niet aan hun trekken komen.
Nederlands in actie, dat per thema ongeveer acht uur les en acht tot twaalf uur zelfstudie vereist, toont in zijn aanpak veel overeenkomst met Code. Aandacht voor lezen, luisteren, schrijven, spreken, voor taalfuncties, vocabulaire en grammatica. Van die vocabulaire-uitbreiding zeggen de auteurs dat het ‘een essentieel onderdeel’ van de leergang is. Dat een nieuw te leren woord vijf keer expliciet wordt aangeboden, is met dit credo geheel in overeenstemming. Maar niet dat het aantal van deze woorden zo onbegrijpelijk gering is: ongeveer 180. Voor deze constatering kan ik me niet beroepen op het CEF, want dat geeft bij de descriptoren - helaas - geen aanwijzingen voor het aantal passief of actief te kennen woorden. Maar je kunt wel verwijzen naar de vakliteratuur over niveau en woordenschatkennis en je kunt vergelijken, bijvoorbeeld met Code 2 of met Vanzelfsprekend waar respectievelijk zo'n 1500 en 1000 woorden worden aangeboden, twee leergangen die hetzelfde CEF-segment bestrijken als Nederlands in actie: van A2 naar B1.
Die 180 woorden zijn geselecteerd uit het Basiswoordenboek van De Kleijn en Nieuwborg dat een opsomming en beschrijving geeft van de ruim 2000 meest frequente woorden van het Nederlands. Bij die selectie zit een niet gering aantal
| |
| |
woorden waarvan je mag aannemen dat de student die al kent. Hij is immers geen beginner. Maar wat ik bij die selectie problematischer vind is de relatie woordenschat-thema. Doel van de cursus is uitbreiding van de ‘talige competentie’, d.w.z. de vaardigheid bepaalde taalmiddelen, bijvoorbeeld woorden, ‘op het juiste moment’ aan te wenden. Omdat er gekozen is voor thema's, neem ik aan dat dat juiste moment daar is als de cursist geconfronteerd wordt met situaties binnen een thema (hij gaat op reis, hij wil zijn liefde verklaren, hij moet naar de dokter, hij studeert). Maar voor die situaties vindt hij of zij in Nederlands in actie weinig hulp, want bij die ± 180 woorden die worden uitgelegd en waarmee geoefend wordt, staan er maar zeer weinig die iets te maken hebben met de thema's. De wel aanwezige maar niet verklaarde themawoorden zijn te vinden in teksten, oefeningen en opdrachten. Ook hun aantal vind ik bij sommige thema's gering en welke plaats ze innemen in het leerproces is me onduidelijk.
In Bijlage 2 wordt aangegeven welke grammaticale kennis de cursist geacht wordt in huis te hebben als hij of zij met Nederlands in actie begint: presens, perfectum, imperfectum, modale werkwoorden, persoonlijk voornaamwoord (subject en object), bezittelijk, reflexief en aanwijzend voornaamwoord en het adjectief. Nieuw in de cursus zijn dan, in volgorde van aanbieding, conjuncties, bijzin, indirecte rede, zullen in het presens, om te + infinitief, scheidbare werkwoorden, er, bijvoeglijke bijzinnen, het bijvoeglijk naamwoord, zullen in het imperfectum en het passief. Bij die aanbieding wordt soms volstaan met voorbeelden en het gebruik van een verhelderende lay-out, soms wordt er ook een sobere toelichting gegeven. Deze ingehouden presentatie is een bewuste keuze. Alle aandacht moet gaan naar het gebruik. Theorie schrikt de studenten af of ze ‘verdrinken’ erin, waarmee wordt bedoeld: ze kennen de regel maar ze kunnen hem niet toepassen. In de bijlage wordt uitvoeriger uitleg gegeven. Ik begrijp deze aanpak, maar ik vind het onhandig dat er bij de eerste aanbieding niet naar de bijlage wordt verwezen.
De uitleg in de bijlage wordt vaak ‘vereenvoudigd’ aangeboden. Voor die vereenvoudiging beroepen de auteurs zich op het feit dat ze zich richten op taal in veelvoorkomende situaties. Eenvoudige grammatica voor frequente situaties, moeilijke grammatica voor minder frequente. Helaas is de werkelijkheid anders en loop je ook in die veelvoorkomende situaties voortdurend tegen moeilijke grammatica aan (modale werkwoorden, woordvolgorde, er, het passief).
De doelgroep van Nederlands in actie wordt gevormd door hoger opgeleiden. Binnen deze doelgroep richt men zich op buitenlanders die al dan niet permanent in Nederland wonen en op studenten Nederlands buiten Nederland. Als die extramurale student Nederlands op academisch niveau studeert, kan hij, zeggen de auteurs, voor de grammatica uiteraard niet terugvallen op Nederlands in actie. Maar de andere gebruikers in het buitenland ‘kunnen Nederlands in actie gebruiken zoals in Nederland de NT2-student’. Als dat zo is, wat blijft er in deze cursus dan nog over van die specifieke extramurale aandacht? Dit: ‘We zijn er in de opdrachten niet vanzelfsprekend van uitgegaan dat de student zich in Nederland bevindt’.
| |
| |
Als illustratie van inhoud en aanpak van de cursus in zijn geheel, iets over thema 6: Gezondheid. Daar vindt men lees- en luisterteksten over blowen, alcoholgebruik, euthanasie en eetstoornissen, met daarbij begripsvragen, vocabulaireoefeningen, spreek-, schrijf- en luisteropdrachten. Verder de behandeling van en oefeningen met het relatief pronomen, een prepositieoefening, routinezinnetjes, een lied (op dvd, maar vanwege auteursrechten jammer genoeg niet met de originele stemmen) en reflectie (de student stelt zichzelf de vraag of hij de grammatica kan toepassen, of hij standpunten van schrijvers kan herkennen in een tekst etc.). Op de website staan extra oefeningen over het relatief pronomen (3), over preposities (1) en twee vocabulaireoefeningen (in de vorm van een kruiswoordraadsel). Voorts twee internetopdrachten: men moet een site over de muisarm en een over een eettest bekijken en de daarbij gegeven opdrachten uitvoeren.
Nederlands in actie ziet er aantrekkelijk en overzichtelijk uit, met leuke en stimulerende websiteopdrachten. De presentatie van de oefenstof is heel gevarieerd zodat het me een plezier lijkt om met dit materiaal te werken. Maar de beoogde uitbreiding van de vaardigheid om ‘bepaalde talige middelen (woorden, routines, grammaticale mogelijkheden) op het juiste moment aan te wenden’ zou gediend zijn geweest met, zoals gezegd, een grotere woordenschat en die dan gericht op concrete situaties. Met dat laatste bedoel ik dat je in deze cursus wel leert - en dat is belangrijk - een lange tekst over euthanasie te begrijpen en daarover te praten, maar in veel mindere mate om aan de dokter te vragen je oor uit te spuiten. En dat vind ik nou net iets belangrijker. Ook voor hoger opgeleiden.
| |
Basiscursus Nederlands voor buitenlanders
Al sinds lang was er Nederlands voor buitenlanders oftewel het ‘groene boek’ van de Delftse methode, gericht op personen met enige jaren voortgezet onderwijs. Voor laagopgeleiden (voltooiing basisschool) is er nu de Basiscursus. In 50 contacturen en ongeveer 150 studie-uren leert de cursist de 1000 belangrijkste woorden en woordgroepen op de van de Delftse methode bekende wijze en komt hij van 0 op niveau A1.
Het Tekstboek omvat, per les, een aantal tekstjes met nieuwe woorden, een woordenlijst met de vertaling van de nieuwe woorden (in het Tekstboek in het Engels en Arabisch; in de losse woordenlijst in het Pools, Turks, Russisch, Spaans en Indonesisch), een korte uitleg van een grammaticaal onderwerp met daarbij voorbeelden en een korte oefening bij dit onderwerp. De tekstjes uit het Tekstboek staan ook allemaal op een audio-cd.
Het echte oefenwerk staat in het Oefenboek en op de cd-rom. Het Oefenboek omvat in de eerste plaats invuloefeningen die de cursist volledig vertrouwd moeten maken met de tekst uit het Tekstboek. Vervolgens spreekoefeningen d.w.z. vragen, niet over maar op grond van de tekst. Deze vragen moeten de leerling in staat stellen het geleerde in praktijk te brengen. En ten slotte spreekoefeningen in de vorm van een ‘voorgevormde’ conversatieoefening, bedoeld
| |
| |
om de geleerde woorden ook in andere contexten te gebruiken. Iedere les wordt afgesloten met een herhaaloefening.
Op de cd-rom staat bij iedere les een groot aantal samenhangende oefenzinnen die inhoudelijk overeenkomen met de oefenzinnen in het Oefenboek en soms gelijkluidend zijn. Het oefenen op de cd-rom verloopt in stappen die gaan van veel hulp tot geen hulp. Bij veel hulp beschikt men over de tekst, zijn er pauzes en kan men klikken op een woord waarvan men de betekenis niet kent om de vertaling te vragen in het Arabisch, Duits, Engels, Farsi, Hongaars, Indonesisch, Pools, Russisch, Spaans, Tsjechisch en Turks. Bij geen hulp moet men de opdrachten uitvoeren zonder tekst en zonder vertalingen. De opdrachten variëren: luisteren, naspreken of opschrijven wat men hoort.
Leek in Code en in Nederlands in actie de grammatica een noodzakelijk kwaad, bij de Basiscursus heeft men met dit fenomeen minder moeite. De grammatica wordt niet, zoals bij Code, uit de tekst gedistilleerd en dan apart behandeld. Grammatica leert de cursist via teksten, via het lezen van en het luisteren naar teksten, ‘ongeveer zoals we onze moedertaal hebben geleerd’. En dus hoeft er, in tegenstelling tot Nederlands in actie, geen onderscheid te worden gemaakt tussen moeilijke en gemakkelijke grammatica: vanaf het begin kunnen, net als bij het leren van onze moedertaal, alle belangrijke grammaticale onderwerpen aan bod komen. In de praktijk wordt deze ‘natuurlijke’ soep toch iets minder heet gegeten dan hij wordt opgediend. Het tekstboek begint met een beknopte grammatica en in iedere les komen expliciet grammaticale onderwerpen aan bod, weliswaar zonder grammaticale terminologie of uitleg, maar het blijft grammatica en dat zou eigenlijk niet nodig moeten te zijn als de tekst spontaan de grammatica genereert. Het uitgangspunt van de Basiscursus is duidelijk anders dan dat van Code en van Nederlands in actie, maar in de feitelijke aanpak is er eigenlijk weinig verschil.
Wat in de Basiscursus geldt voor de grammatica, geldt ook voor de woorden: die leer je door het lezen van en het luisteren naar teksten. Speciale vocabulaireoefeningen zijn niet nodig. De Basiscursus is een hele grote verzameling zinnen, geen losse zinnen, maar zinnen die gegroepeerd zijn rond zestien thema's (hoe heet je, familie, eten en drinken, geld, de dokter, hoe woon je enz.). Dat ziet er in weerwil van een groot aantal leuke, tekstondersteunende tekeningen niet echt uitnodigend uit en van steeds weer dezelfde oefenvormen raak je ook niet opgewonden. Men heeft de Delftse methode vaak bekritiseerd vanwege zijn lichtzinnige omgang met de grammatica. Daarvoor is m.i. geen reden. Het echte probleem lijkt me de motivatie die nodig is om deze cursus door te werken en altijd te doen wat de strenge meester wil: U moet de teksten goed kennen... U leert dus heel goed de betekenis van de woorden... Pas als u de teksten goed kent, gaat u de oefening maken.
Als de cursus klassikaal wordt gebruikt - zelfstudie is ook mogelijk - is de voornaamste taak van de docent het geven van studieadviezen en het leiden van de conversatie - een centraal punt in iedere les. Ik zou daaraan willen toevoegen: de zorg voor meer afwisseling.
| |
| |
De cursus is, zoals gezegd, bedoeld voor lageropgeleiden, maar de auteurs merken m.i. terecht op dat hij ook goed bruikbaar is voor hoger opgeleiden die een korte beginnerscursus willen doen.
| |
Babel Express
Dit is de titel van een ‘nieuwe NT2 methode (...) om heel snel Nederlands te kunnen lezen’.
Het materiaal wordt aangeboden op internet. Voor toegang tot de website moet men, per jaar, €39,95 betalen en beschikken over een gebruikersnaam en een wachtwoord. Op de website kan men teksten lezen afkomstig van het ANP. De teksten zijn zeer actueel, authentiek en kort. Van ieder woord uit een tekst kan men de uitspraak horen en in negen talen de vertaling opvragen.
Afgezien van die vertalingen wordt er geen didactische ondersteuning gegeven. Dus of hier sprake is van een snelle leesmethode, betwijfel ik. Maar er wordt wel heel nuttig materiaal aangeboden om de taalvaardigheid en met name de lexicale kant daarvan te vergroten. En ook om de actualiteit in Nederland op de voet te volgen. De gebruiker moet wel een redelijke basiskennis hebben en in staat zijn de gevaren van zo'n één-op-één-vertaling te onderkennen.
| |
Besproken titels
Boers, Titia, Vita Olijhoek, Nicky Heijne, Marten Hidma, Carola van der Voort (eindredactie): Code 1. Basisleergang Nederlands voor anderstaligen.
Utrecht/Zutphen, ThiemeMeulenhoff, 2004.
Takenboek, 399 blz., isbn 90 06 81110 7, €75,50, inclusief cd-rom.
Docentenhandleiding, 200 blz., isbn 90 06 81111, €42,50, inclusief docenten-cd-rom.
Oefenschrift, 287 blz., isbn 90 06 81122 X, €16,90.
Audio-cd, isbn 90 06 81114 9, €24,50.
Videoband, isbn 90 06 81125 4, €52,50. |
Boers, Titia, Marijke Huizinga, Vita Olijhoek, Nicky Heijne, Marten Hidma: Code 2. Basisleergang Nederlands voor anderstaligen.
Utrecht/Zutphen, 2004.
Takenboek, 401 blz., isbn 90 06 81112 2, €73,50, inclusief cd-rom.
Docentenhandleiding, 175 blz., isbn 90 06 81113 0, €42,50.
Oefenschrift, 299 blz., isbn 90 06 81123 8, €16,90.
Audio-cd, isbn 90 06 81115 7, €24,50.
Videoband, isbn 90 06 81126 2.
|
| |
| |
Code 3 verschijnt begin 2006 en omvat:
Takenboek en cd-rom, €73,50.
Docentenhandleiding + cd-rom, €42,50.
Oefenschrift, €16,50.
Audio-cd, €24,50.
Videoband, €52,50. |
Boer, Berna de en Birgit Lijmbach: Nederlands in actie. Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen.
Bussum, Coutinho, 2004.
Cursusboek 268 blz., isbn 90 6283 407 8, €29,50.
Dvd isbn 90 6283 407 8, €95.
Bij het boek hoort een website (www.coutinho.nl) met aanvullende grammaticaoefeningen, internetopdrachten en een docentenhandleiding (gratis, 92 blz.). |
Sciarone, A.G. en P.J. Meijer: Basiscursus. Nederlands voor buitenlanders. Amsterdam, Boom, 2004.
Tekstboek, 123 blz., isbn 90 5352 955 1, €44,90 (inclusief losse woordenlijst, cd en cd-rom).
Oefenboek (met daarin de sleutel bij de oefeningen), 224 blz., isbn 90 5352 965 9, €20,50.
Naast de woordenlijsten in het Tekstboek en op de cd-rom zijn er aanvullende woordenlijsten voor het Chinees, Litouws en Vietnamees. Prijs €11. |
BabelExpress/TaalTool B.V., BabelExpress.nl. Emmalaan 25, 1075 AT Amsterdam. E-mail: info@babelexpress.nl |
|
|