en maandenlang spoorloos blijft, veroorzaakt dat uitgerekend bij hem het allergrootste trauma.
Bij dit ene geslaagde portret blijft het niet. Dorrestein weet al haar hoofdrolspelers zo neer te zetten dat je ze voor je ziet. Zo heeft Gwen jarenlang geleefd in een keurslijf van geforceerde positiviteit tot de schellen haar van de ogen vallen, wat haar overigens niet verhindert om nog enige tijd te blijven dwepen met de hypocriete Leander. Beatrijs verkeert in de waan dat ze met de ruil van haar kekke mantelpakjes en hoge hakken voor een soepjurk een spirituele wedergeboorte ondergaat. Yaya is een etterig type, iemand die je in weerwil van haar kwetsbaarheid maar moeilijk deerniswekkend, laat staan sympathiek kunt vinden, Laurens een zelfkweller die ondanks of misschien juist dankzij zijn zwartkijkerij blind is voor eigen fouten én voor de wurgende knoop van verdriet en schuld waarin zijn zoontje Niels is verstrikt.
Zolang er leven is mag een geslaagde Dorrestein heten, zelfs nu het verrassende van haar aanpak er zo langzamerhand een beetje af is. Wie goed thuis is in haar oeuvre, zal vast het een en ander herkennen. Zo kwam de therapeutische kwakzalver al eerder voor in Een sterke man en stonden Verborgen gebreken, Een hart van steen en Het duister dat ons scheidt bol van huiselijk geweld. Dit nieuwe boek is zeker niet haar allerbeste (dat blijven met voorsprong Ontaarde moeders en Het hemelse gerecht), maar Zolang er leven is is beslist een onderhoudende en bij vlagen ook onthullende en onthutsende roman.
De joodse messias, zo luidt de titel van Arnon Grunbergs nieuwe roman. Alsof er ook nog andere messiassen zouden zijn. De toevoeging ‘joods’ is een geval van dubbelop, net als ‘witte schimmel’ of ‘verslaafde junk’. Nu is Grunberg niet gek. Natuurlijk is hij ervan op de hoogte dat de christenen zich de messiasfiguur hebben toegeëigend, dat ze hem belichaamd zien in Jezus, dat ze het Hebreeuwse woord voor ‘gezalfde’ oftewel ‘koning’ hebben vertaald in het Grieks, wat de titel ‘Christus’ heeft opgeleverd. Daarmee werd Jezus ontjoodst, door sommigen zelfs zo radicaal dat ze per se wensten te geloven dat hun verlosser een raszuivere ariër was. Tegendraads als hij is, draaft Grunberg nog wat verder in deze richting door. Zijn messias, Xavier Radek, is een ariër die - letterlijk - met alle geweld jood onder de joden wil zijn.
Als tegenvoeter van de bijbelse vredevorst heeft Xavier zijn afkomst mee. Zijn grootvader was een SS-er die ons op de eerste bladzij aldus wordt voorgesteld: ‘niet te beroerd de handen uit de mouwen te steken, niet zo'n slampamper van een opa die achter zijn schrijftafel bleef zitten, af en toe een stempel onder een document zette en zich om vijf uur naar vrouw en kind haastte, nee, een gentleman, die het handwerk van de dood verstond, zonder zijn gezin daarmee lastig te vallen, een man voor wie woorden als “eer” en “trouw” nog iets betekenden, een man met een moraal, met een visie’.
Het is niet uit een behoefte aan Widergutmachung dat Xavier besluit om van het troosten der joden zijn roeping te maken. Hem roept de plichtsbetrachting waarin zijn grootvader hem is voorgegaan, de plicht tot zelfopoffering en plaatsvervangend lijden, teneinde zo het oude volk vergiffenis te schenken voor alles