| |
| |
| |
P. de Kleijn
........... Van A1 (Breakthrough) naar C1 (Effectiveness)
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
Go Dutch!
Go Dutch! is een beginnerscursus Nederlands die leidt naar het laagste niveau van het Common European Framework of Reference (‘breakthrough’ of A1 geheten). De cursus is tot stand gekomen in het kader van Small is beautiful - een project dat gesubsidieerd werd door de Europese Unie en dat in zijn geheel en dus ook voor het Nederlands werd gecoördineerd door de Universiteit van Hull. Doelstelling van project en cursus is: niet-talenstudenten die een stage of een uitwisselingsprogramma volgen, via zelfstudie de basisvaardigheden van het Nederlands bijbrengen zodat ze in Vlaanderen of in Nederland sociaal kunnen overleven.
De cursus staat in zijn geheel op cd-rom, de uitlegtaal is Engels en er is aandacht voor het dagelijkse leven en de cultuur in Vlaanderen en in Nederland. De cursus begint met informatie over het alfabet, spelling, uitspraak, getallen en dergelijke, gevolgd door vijf lesthema's: Wie ben ik, Basisbehoeften, Ergens naartoe gaan, Vrije tijd, Het universitaire leven. Binnen ieder thema worden er vijf ‘situaties’ behandeld en in die situaties komen, in video, audio of foto, steeds de protagonisten van de ‘story’ aan bod. In die situaties zijn ook allerlei oefeningen ondergebracht (grammatica, woordenschat, luisteroefeningen, begripsvragen, dictees, korte schrijfopdrachten). Bij de ‘story’ kan men desgewenst de Nederlandse tekst en/of de Engelse vertaling laten meelopen.
Verder is er een zogenaamd ‘Resource Centre’ en daarin vindt men ‘het woordenboek’ (met uitspraak, grammaticale verwijzing en vertaling in het Engels), een traditionele uitleg van de grammatica en een alternatieve (waarmee bedoeld wordt: heel weinig uitleg, veel voorbeelden), informatie over de cultuur en over taalfuncties. Je kunt vanuit thema's en situaties naar dit ‘Resource Centre’ gaan, bijvoorbeeld voor de vertaling van een woord of voor grammaticale uitleg. Je kunt de onderwerpen van het ‘Resource Centre’ natuurlijk ook apart bestuderen.
De cursus is knap in elkaar gezet, makkelijk te hanteren en er is met inventiviteit en duidelijk plezier aan gewerkt. Omdat de doelgroep van nature niet bovenmatig gemotiveerd zal zijn - waarom zou je Nederlands leren als je in je
| |
| |
gastland ook heel goed met Engels uit de voeten kunt en als de gastuniversiteit zelf steeds meer verengelst? - is het terecht dat de auteurs de multimediale mogelijkheden het volle pond hebben gegeven. Gelukkig hebben ze voor de student die meer wil dan alleen wat ronddobberen in de Nederlandse taal dat ‘Resource Centre’ gecreëerd waardoor de mogelijkheid bestaat dieper op taal en cultuur van de Lage Landen in te gaan.
Boven is gezegd dat men mikt op A1. Dat impliceert een zekere beheersingsgraad niet alleen van de receptieve maar ook van de productieve vaardigheden. Gezien de geringe aandacht die in Go Dutch! wordt gegeven aan productie, vooral aan vrije productie, heb ik mijn twijfels over de sociale overlevingskansen op het gebied van spreken en schrijven. Daarnaast vind ik de cultuurrubriek van het ‘Resource Centre’ problematisch. De informatie over nogal wat onderwerpen is inmiddels achterhaald en bij thema's als politieke partijen of de geschiedenis van Vlaanderen en Nederland is de behandeling zo summier dat de buitenlander er niet veel wijzer van zal worden. Dat geldt ook voor: De Vlaming is een Bourgondiër en de Nederlander een calvinist. Wat moet de buitenlandse student daarmee, nog afgezien van het feit dat het niet waar is?
| |
Niet vanzelfsprekend
Als zich voor onze NT2-cursussen nieuwe leerlingen inschrijven, wordt gevraagd welke cursus of welk cursusboek ze al bestudeerd hebben. Dat levert vaak niet meer op dan ‘blauwe boek’ of, als het meezit, ‘ijsbeerke’. Begrijpelijk. Want door een beginnerscursus Vanzelfsprekend en het vervolg daarop Niet vanzelfsprekend te noemen leidt men moeder- én vreemde-taalgebruiker binnen in de wereld van de Kantiaanse categorieën. Daar komen, bij het opslaan in het geheugen, brokken van.
Niet vanzelfsprekend begint, in de terminologie van het reeds genoemde Common European Framework of Reference (CEF), op A2-niveau (Waystage level) en voert naar B1 (Threshold level). Je ziet steeds vaker dat materiaalmakers hun producten proberen af te stemmen op dat Framework. Dat heeft grote voordelen maar die afstemming is niet probleemloos.
Ook Niet vanzelfsprekend heeft er moeite mee. Het CEF geeft aan wat men kan op het gebied van spreken en schrijven. Maar voor die onderdelen worden er in Niet vanzelfsprekend geen expliciete oefeningen aangeboden (omdat de cursus ook voor zelfstudie bedoeld is). Voldoe je dan toch aan de CEF-criteria voor B1? Omgekeerd geven de niveauomschrijvingen van het CEF geen indicatie voor woordenschat en grammatica. De auteurs van Niet vanzelfsprekend doen dat wel: 3000 woorden en de volledige basisgrammatica. Ik vind die afbakening heel zinvol, maar waarop is ze gebaseerd? In ieder geval niet op het CEF.
Die volledige basisgrammatica lijkt overigens op zijn beurt op gespannen voet te staan met een van de vele didactische principes die de schrijvers van Niet
| |
| |
vanzelfsprekend hanteren, te weten: aandacht voor verschillende leerstijlen. Sommige studenten, zeggen ze, zijn grammaticaal georiënteerd en willen duidelijke regels. Andere zijn op communicatie gericht, willen geen regels maar taalfuncties. Dat is zo, maar men vraagt zich dan wel af hoe deze laatste categorie die basisgrammatica - en dan ook nog volledig - onder de knie krijgt.
Het leerboek omvat twaalf delen en ieder deel drie lessen. In die delen komen de vertrouwde onderwerpen aan bod (geld, wonen, werken, studeren, kunst, gezondheid, liefde e.d.). In de lessen wordt aandacht besteed aan woordenschat, functies en grammatica. De presentatie daarvan is gebaseerd op soapafleveringen, een dialoog of een authentieke tekst, terwijl lees- en luisteroefeningen ervoor moeten zorgen dat de cursist zich woordenschat, functies en grammatica eigen maakt.
De samenstellers van Niet vanzelfsprekend vinden video in het algemeen en hun eigen soapverhaal in het bijzonder heel belangrijk: Het werkt motiverend en het biedt een natuurlijk kader voor woordenschat, taalfuncties en grammatica. Dat laatste is zeker waar. Of zo'n soap motiverend werkt, hangt voor een belangrijk deel af van de vorm waarin hij is gegoten. De protagonisten heten Xavier, Vera en Anton maar in verband met hun geheime missie ook X862, V111 en A321. Die James Bond-achtige optuiging komt echter maar matig uit de verf. De soap ziet er mooi uit, is aardig, inventief en soms heel leuk, maar niet spannend, snel of scherp. Tegen het einde hijst de bejaarde X862 zich in voetbaluitrusting om meer indruk te maken op zijn buurvrouw en valt de studente Vera alsnog voor haar professor. Dat is misschien wel ‘des soaps’ maar ook een beetje oubollig.
De soapafleveringen worden afgewisseld met een aantal goed gekozen authentieke televisieopnamen.
In het Hulpboek staan alle nieuwe woorden met daarbij een voorbeeldzin, de sleutel bij de oefeningen, het transcript van zowel de soap als van de authentieke luisterfragmenten en informatie voor de docent.
In Niet vanzelfsprekend worden een aantal doelstellingen en didactische principes iets te gemakkelijk als een mooi samenhangend geheel gepresenteerd. Gelukkig is dat geen belemmering voor de productie van een zeer verzorgde, rijk gevarieerde en nuttige cursus.
| |
Nederlands voor gevorderde anderstaligen
‘Je behoort tot de grote, bontgekleurde groep van gevorderde anderstaligen. Het Nederlands is niet je moedertaal maar je kunt je al aardig redden. Iedereen begrijpt je wel maar toch heb je het gevoel dat je woordenschat en je taalvaardigheid soms tekortschieten. Dan zijn de Tekstboeken 1 en 2 van Nederlands voor gevorderde anderstaligen voor jou bestemd.’
‘Vertaald’ in de niveauomschrijvingen van het Europees Referentiekader betekent dat dat Tekstboek 1 is afgestemd op ‘Vantage’ (B2) en Tekstboek 2 op
| |
| |
‘Effectiveness’ (C1). En uitgedrukt in tijd kun je Tekstboek 1 aan na drie schooljaren (zes lesuren per week) en Tekstboek 2 na vier schooljaren (ook zes lesuren per week).
De aanpak van deze cursus is thematisch. In deel 1 toerisme, geloof en bijgeloof, muziek, interculturele communicatie, sport, politieke instellingen, onderwijs, gezondheid, sociale instellingen, criminaliteit. In deel 2 milieu, wetenschap, verkeer, oorlog en vrede, werk, media, informatica, kunst, geld, recht.
De behandeling van ieder onderwerp volgt vrijwel steeds hetzelfde stramien. Na een korte inleiding wordt er aandacht besteed aan de traditionele vaardigheden: lezen, schrijven, spreken en luisteren. Afgezien van de opdrachten die gegeven worden (een zin, een brief, een tekst schrijven; een gesprek, een discussie, een sollicitatiegesprek voeren, vragen bij luister- en leesfragmenten beantwoorden) betreft die aandacht in zeer ruime mate het lexicon waarbij de woordvorming niet wordt vergeten. Het aantal woordenschatoefeningen is verheugend groot en verheugend gevarieerd. Er zijn - ook heel nuttig - veel oefeningen met preposities. Maar verder komt de grammatica als zodanig alleen nog systematisch en veelvuldig aan bod bij vragen over het imperfectum en het perfectum. Valt er voor gevorderden verder niets te oefenen? Ik zie ze op dit niveau toch nog vaak worstelen met bijvoorbeeld het passief, de modaliteit, met modale partikels en, niet te vergeten, de woordvolgorde.
Het boek is niet geschikt voor luie docenten want het geeft bij schrijven veel open opdrachten en daar moet, naar ik aanneem, naar gekeken en over gesproken worden. Ook belangrijk lijkt me de rol van de docent bij de onderdelen ‘spreken’ en ‘luisteren’. Er zijn bij de cursus geen cassettes of cd's: alles staat in het boek. Niet alleen conversatie-, gespreks- en discussieopdrachten maar ook vragen. En die moet je stellen. Vragen zoals ‘Heb je zelf ooit in een hotel gelogeerd?’ of ‘Op welke manier kan muziek inwerken op je lichaam?’ Bij ‘luisteren’ staan de vragen die beantwoord moeten worden in het boek maar ook de luisterfragmenten waarop die vragen betrekking hebben. De bedoeling zal zijn dat de docent in de klas (of eerst op een cassette) die fragmenten voorleest. Zegt hij of zij daarbij dan eerst: Doe allemaal je boek dicht?
De oplossing bij de schriftelijke oefeningen vindt men, volgens de inleiding, op de website van de uitgever: www.acco.be.
In beide boeken staat achterin een ‘schrijfhulp’ en een ‘spreekhulp’ (identiek voor boek 1 en 2) met veel tips voor het schrijven van brieven, teksten en samenvattingen en voor het voeren van een conversatie, een telefoongesprek, een discussie, spreekbeurt of sollicitatiegesprek. Daarbij wordt niet alleen verteld hoe je een brief, tekst of gesprek moet structureren, maar er wordt ook aangegeven welke formuleringen daarbij van pas kunnen komen (Hartelijk dank voor uw uitnodiging; Samenvattend kunnen we stellen dat...; Zullen we dan maar beginnen?). Daarbij is het een gelukkige vondst dat de auteur bij veelge- | |
| |
bruikte startzinnen aangeeft of het ontbrekende deel een substantief, een hoofdzin, een bijzin enz. moet zijn: Ik moet toegeven dat... + bijzin; Het spijt me maar... + hoofdzin; Dat blijkt uit... + substantief.
Zowel bij de schrijf- als bij de spreekhulp zijn die passe-partout-formuleringen talrijk. Dat is prettig, maar het roept wel de vraag op hoe al dat moois in de hoofden van de leerling wordt opgeslagen en wie controleert of het goed wordt opgeslagen. Ook hier lijkt me voor de docent werk aan de winkel.
De cursus besteedt zowel aandacht aan het leven in Vlaanderen als in Nederland, ook aan taalverschillen. Dat laatste gebeurt vooral in de extra woordenlijsten die aan de behandeling van ieder thema worden toegevoegd: de officier van justitie (N1), de procureur des konings (B), taakleraar (B), de lector (N1), doppen (B). Dat gebeurt maar zelden in de teksten en de oefeningen. Ook daar echter is er menigmaal reden voor het plaatsen van een B.
Nederlands voor gevorderde anderstaligen is een interessant boek. Er wordt soms wat onorthodox omgesprongen met wat gebruikelijk is bij vaardigheidstraining (de leesteksten bijvoorbeeld zijn veel meer een kapstok voor woordtraining dan voor begripstraining), maar wie voor gevorderden veel en gevarieerd materiaal zoekt voor uitbreiding van de woordenschat, veel spreek- en schrijfopdrachten met nuttige tips en handige formules, is hier aan het goede adres.
| |
Uitdrukkingen en vaste verbindingen
Wie een taal wil leren moet woordcombinaties leren. Op de cd-rom Konnex genaamd, wordt geoefend met drie soorten vaste verbindingen: die met een voorzetsel (blij zijn met), uitdrukkingen (in de put zitten) terwijl de derde categorie op de cd-rom wordt aangeduid met ‘courante verbindingen’. In het boekje dat bij de cd-rom hoort luidt de omschrijving daarvan: combinaties die een gewone niet-figuurlijke betekenis hebben (centraal staan, vast en zeker).
De combinaties zijn ondergebracht in zes lessen en in iedere les zijn er vijf oefenvormen:
1 | Je hoort en ziet een zin. In die zin is een woord weggelaten. Bij het invullen kun je kiezen uit drie mogelijkheden. |
2 | Je ziet een zin waarin een woord is weggelaten. Bij het invullen kun je kiezen uit drie mogelijkheden. |
3 | Je hoort een zin waarin een woord is weggelaten. Het weggelaten woord moet je opschrijven. |
4 | Hetzelfde als bij 3, maar nu wordt geoefend met nog niet aangeboden zinnen. |
5 | Hetzelfde als bij 3, maar de zin met het ontbrekende woord moet worden ingesproken. |
Alle combinaties worden meerdere malen aangeboden, steeds in een zinvolle context. Bij moeilijke verbindingen wordt een korte uitleg gegeven (alles is in
| |
| |
kannen en kruiken = geregeld). De computer houdt bij welke verbindingen de cursist onder de knie heeft en welke nog niet.
De cd-rom mikt op half-gevorderde volwassenen (vanaf niveau B1 van het Common European Framework of Reference), is bedoeld voor zelfstudie, maar een docent kan (delen van) de cursus ook inpassen in zijn of haar eigen les. In dat verband is het heel handig dat alle combinaties, die op de cd-rom worden behandeld, ook in een apart boekje staan, gerangschikt naar les. Op de cd-rom zelf vindt men, in alfabetische volgorde, een lijst van alle combinaties, met verwijzing naar de les waarin de combinatie behandeld wordt, met een omschrijving van de combinatie en met voorbeeldzinnen.
In NVT/NT2-lesmateriaal beperkte zich de aandacht voor vaste verbindingen tot nu toe hoofdzakelijk tot combinaties met voorzetsels. Sinds het verschijnen van Beeldtaal (Van der Toorn-Schutte) en De spijker op de kop (De Boer en Lijmbach) is er ook oefenmateriaal op het gebied van idiomatische combinaties. Dat ook Konnex aan beide onderwerpen aandacht besteedt, is prima want zowel bij preposities als bij idioom zit de niet-Nederlandstalige tot op hoge leeftijd met de handen in het haar. Over de aandacht voor combinaties die een ‘gewone niet-figuurlijke betekenis hebben’ - op zich natuurlijk ook prima -, het volgende. De definitie die Konnex geeft van ‘courante verbindingen’ en ‘uitdrukkingen’ mist scherpte en dat wreekt zich bij het plaatsen van een combinatie in de ene of in de andere categorie. Maar dat is een theoretisch probleem. Zorgelijker is het feit dat van die gewone niet-figuurlijke combinaties er maar zo weinig zijn opgenomen. Als de auteurs aangeven wat we in hun categorie ‘courante verbindingen’ kunnen aantreffen, noemen ze commentaar leveren, de telefoon aannemen, gewond raken. Maar dit type is in het oefenprogramma tamelijk uitzonderlijk. Regel is ook hier figuurlijk, idiomatisch taalgebruik. In het gewone leven, evenwel, doen meer mensen een lamp aan of uit dan dat ze er tegenaan lopen.
Er worden in Konnex ongeveer 1000 combinaties aangeboden. Het enige - dubieuze - ordeningsprincipe is: van makkelijk naar moeilijk. Binnen een les krijgen we vijf maal twintig zinnen met voorzetsels, vijf maal twintig met ‘courante verbindingen’ en vijf maal twintig met ‘uitdrukkingen’. Tussen die zinnen is geen enkel verband. Dat maakt het leren en onthouden er niet gemakkelijker op. Ik denk dat in de categorie ‘courante verbindingen’ en ‘uitdrukkingen’ een aantal combinaties herleid zou kunnen worden tot een thema of een bepaald begrip, bijvoorbeeld tot ‘problemen’ of ‘succes’ of ‘beweging’. Zo'n ordening kan het semantiseren vergemakkelijken. Bovendien kan ze ook eens wat andere oefenvormen genereren. Want Konnex is heel nuttig, maar duizend zinnen die steeds door dezelfde twee stemmen worden voorgelezen en waarbij steeds weer dezelfde opdrachten volgen, geeft niet direct het gevoel dat er een engeltje op je tong piest (les 1, uitdrukkingen).
| |
| |
| |
Besproken titels
Instituut voor Levende Talen K.U. Leuven in samenwerking met Universitair Talencentrum Universiteit Tilburg: Go Dutch! A language course on cd-rom. Bussum, Coutinho en Berchem-Antwerpen, EPO. isbn 90 6283 359 4. €30. |
Loo, Helga van en Schoenaerts, Peter: Niet vanzelfsprekend. Een vervolgmethode Nederlands voor anderstaligen. Leuven, Uitgeverij Acco, 2003. Leerboek 384 pp. isbn 90 334 549 7. €45. Hulpboek 200 pp. isbn 90 334 5430 0. €24,50. 2 cd's, ongeveer 90 minuten, isbn 90 334 5431 9. €26,50. Video, ongeveer 100 minuten, isbn 90 334 5432 7. €26,50. |
Wuyts, An: Nederlands voor gevorderde anderstaligen. Leuven en Leusden, Acco 2003. Tekstboek 1 256 pp. isbn 9033451506. €24,60. Tekstboek 2 262 pp. isbn 9033451689. €24,60. |
Konnex. Uitdrukkingen en vaste verbindingen in de Nederlandse taal. Cd-rom. Utrecht en Zutphen, ThiemeMeulenhoff, 2004. isbn 90 06 81129 7. Bij de cd-rom hoort een boekje met dezelfde titel en hetzelfde isbn, 51 pp. €29, 90 (cd-rom + boekje). |
|
|