| |
| |
| |
P. de Kleijn
........... Vaktaal
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
Nederlands voor anderstalige artsen
Je hebt in je eigen land een opleiding voor arts gevolgd, je bent in Nederland geslaagd voor het staatsexamen NT2, programma II en nu wil je in Nederland je beroep uitoefenen. In de meeste gevallen is dat, in ieder geval in taalkundig opzicht, een brug te ver. De kennis van de medische terminologie schiet tekort en men is vaak onvoldoende toegerust om de patiënt iets te adviseren, hem iets uit te leggen, hem gerust te stellen en om ‘aardig’ tegen hem te zijn. Daarnaast brengt de status van arts ook nog met zich mee dat het Nederlands niet al te simpel en te krom mag zijn. Dat wekt geen vertrouwen. Om genoemde problemen het hoofd te bieden werd Hoe zit het met staan? geschreven, een cursus Nederlands voor anderstalige artsen.
In zeventien hoofdstukken komen de volgende onderwerpen aan bod: cholesterol, hartfalen, slagaderontsteking, de overgang, zuigelingen- en peuterzorg, oogontsteking, huidkanker, hechten, kneuzingen en breuken, rugklachten, hartinfarct, epilepsie, slaapproblemen.
De behandeling van een onderwerp begint meestal met een gesprek tussen arts en patiënt, gevolgd door luister-, vocabulaire- en grammaticaopdrachten. Daarna moet de arts-cursist spreken. Na bijvoorbeeld folders over cholesterol gelezen te hebben, moet hij antwoorden op de vragen: Dokter, wat is cholesterol eigenlijk en waarom moet je met een te hoog cholesterol naar een diëtiste? Het hoofdstuk wordt afgesloten met uitspraakoefeningen waarbij - uiteraard - geoefend wordt met zinnen uit de medische praktijk, bijvoorbeeld: Vertelt u eens, hoe is het nu? Waar bent u over uitgegleden? Over hondenpoep?
Deze drie zinnetjes geven al aan dat deze cursus geen technisch handboek is met veel vakjargon. De gebezigde terminologie is niet ingewikkelder dan die van een krantenartikel of een televisie-uitzending over een medisch onderwerp. Omdat er heel veel aandacht wordt besteed aan spreekuurgesprekken, bevat het boek ook veel materiaal waarmee de patiënt-cursist zijn voordeel kan doen. Hij moet verstaan wat de dokter vraagt (Was het een stekende pijn? Zit het in de familie?) of zegt (De moed niet laten zakken, hoor. Of: Over een week kan de baby hangerig worden) en hij moet adequaat kunnen reageren. En voor adequate reacties levert het boek ook volop materiaal (De dokter: Je kunt een paracetamolletje nemen tegen de pijn. De patiënt: Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt. Ik hoef die zooi niet).
| |
| |
De gesprekken uit het boek zijn op de band opgenomen, maar daar is het helaas bij gebleven. Ze zijn niet op cassette of op cd beschikbaar. Dat is jammer, want naar een gesprek luisteren is natuurlijk heel wat anders dan de geschreven weergave daarvan lezen.
Hoe zit het met staan? lijkt me niet direct een boek voor het reguliere NVT-onderwijs. Maar wie voor ‘erbij’ materiaal en oefeningen zoekt op het gebied van de gezondheid kan hier zijn hart ophalen.
| |
De taal van de verpleging
Gaat in de gezondheidszorg de aandacht van de anderstalige vooral naar de wereld van hen die vroeger zuster heetten maar die, nadat ze gezelschap hadden gekregen van de broeder, verpleegkundigen worden genoemd, dan kan de cursus De taal van de verpleging uitkomst bieden. Vaktaal voor halfgevorderden, volgens de Delftse methode, in 28 lessen. Een les begint met een tekst, gevolgd door een aantal gesprekken over hetzelfde onderwerp. Van de woorden die daarbij geleerd moeten worden, staat in het tekstboek de vertaling in het Engels, Pools en Litouws. Daarna komen dezelfde tekst en dezelfde gesprekken terug in de vorm van een gatentekst, volgen er vragen over de inhoud, discussievragen en spreekopdrachten. Ten slotte is er uitleg van een grammaticaregel met daarbij een controleoefening.
De teksten en de gesprekken die op twee cd's staan zijn, volgens de auteurs, in feite het belangrijkste onderdeel van de cursus. Men moet dus bij het bestuderen van een les altijd naar de geluidsopnames luisteren, eerst met tekst erbij, dan een paar maal zonder tekst. En men moet, voor de uitspraak, ook alle gesprekken nazeggen.
Zomin als Hoe zit het met staan? is De taal van de verpleging een boek met technisch vakjargon. Woorden als bypass en cataract zijn uitzonderingen, woorden als duizelig, rechtop, aandringen of vergeetachtig zijn heel gewoon. De wereld van de zorgverlener is hier het verpleeghuis en de thuiszorg, niet de operatiekamer of de intensive care. En de zorgvrager is de ouder wordende medemens. Die zorgvrager komt in de cursus heel vaak aan het woord en zijn of haar taalgebruik is vroeg of laat het taalgebruik van ons allemaal. Natuurlijk is de cursus in de eerste plaats bedoeld voor hen die in de zorgsector gaan werken, maar de intra- of extramurale docent vindt hier ook heel veel nuttigs voor zijn algemene taallessen.
Voor frivoliteiten moet je in het algemeen niet bij de Delftse methode zijn. De taal van de verpleging wordt gepresenteerd in een eenvoudige lay-out, zonder kleuren, tekeningen en foto's. Ook de bijgevoegde cd's vertonen die zakelijkheid. Goed ingesproken teksten en dialogen, maar geen authentieke opnamen en een beperkt aantal stemmen. Dat mevrouw Van Bentum af en toe Ketelbinkie (Toen wij van Rotterdam vertrokken) op het repertoire neemt en na de bestelling van broccoli met slavink De Zuiderzeeballade inzet, verandert niets aan het sobere karakter van deze cursus. Maar de student die de zelfdiscipline kan opbrengen om te doen wat de auteurs van De taal van de verpleging willen (veel
| |
| |
studeren, veel herhalen, veel luisteren) bereikt meer dan de student die wordt geconfronteerd met het snelle multimediale vuurwerk van de meeste thans gangbare cursussen. Denk ik.
| |
Taal in zaken
Het doel van Taal in zaken is in wezen hetzelfde als dat van Hoe zit het met staan?: aan anderstaligen hulp bieden bij het adequaat uitoefenen van een beroep. Ook in de aanpak is er overeenkomst. In beide gevallen wordt er veel authentiek materiaal aangeboden dat als uitgangspunt dient bij het verwerven van de gewenste zakelijke kennis en beide cursussen besteden aandacht aan de cultuurcomponent. In tegenstelling tot de cursus voor artsen wordt er bij Taal in zaken zowel in het boek als op de cd-rom eerst uitvoerig stilgestaan bij de theorie van het te behandelen onderwerp. Die onderwerpen zijn: brieven schrijven (met inbegrip van fax en e-mail), gesprekken voeren, vergaderen, notuleren, onderhandelen, rapporteren en presenteren. Binnen deze hoofdcategorieën komen allerlei subactiviteiten aan bod. Bij ‘vergaderen’ wordt er bijvoorbeeld aandacht besteed aan de verschillende soorten vergaderingen, aan de structuur van een vergadering, aan de rolverdeling van de deelnemers en aan factoren voor het succes van een vergadering. Bij ‘presenteren’ aan de opbouw, de visuele ondersteuning, de soorten presentaties (bedrijfspresentaties, productpresentaties, onderzoekspresentaties, beleidspresentaties) en aan het houden van een presentatie. De theorie wordt verduidelijkt met voorbeelden uit de praktijk (brieven, agenda van een vergadering, besluitenlijstje, in videofragmenten verschillende soorten gesprekken enz.). De ‘Taalkaders’ in het boek en de ‘Taalaspecten’ op de cd-rom geven per onderwerp vaak gebruikte woorden en formuleringen (Kunt u zich vinden in de agenda?, Op uw verzoek sturen wij u, Kunt u mij doorverbinden met mevrouw X enz.). Ieder onderwerp wordt afgesloten met vragen en opdrachten. Een voorbeeld van een vraag (bij een gegeven brief): Wat is het doel en het onderwerp, voor wie is de brief bedoeld, waarom is het een zakelijke brief? En van een
opdracht: Maak een uitvoerig verslag van een interview in een Nederlandstalig actualiteitenprogramma.
Het theoretische deel van Taal in zaken is voorbeeldig. Veelomvattend, veelzijdig, duidelijk en met talrijke goedgekozen voorbeelden. Maar Taal in zaken wil meer zijn dan een handboek voor zakelijk Nederlands. Het wil de anderstalige hulp bieden bij het vergroten van zijn of haar communicatieve vaardigheden op het gebied van zakelijk Nederlands. Hoe wordt die hulp geboden? Door het geven van theorie, door het aanbieden van authentieke teksten en door oefenmateriaal. De omvang van het oefenmateriaal is zeer beperkt en daarbij wordt vaker de reflectie geoefend (Hoe structureert de chef het gesprek? Hoe zien de telefoonconventies in je moedertaal eruit?) dan de zelfwerkzaamheid (Schrijf een stageverslag). Nu lijkt de auteur de mening te zijn toegedaan dat het aanbieden van theorie en van authentiek materiaal op zich al bijdraagt aan de gewenste vergroting van communicatieve vaardigheden en lexicale kennis. Ik weet niet of die transfer automatisch plaatsvindt. Maar ik
| |
| |
weet wel dat die aanpak niet automatisch leidt tot correct taalgebruik. Dus als met communicatief vaardig gemikt wordt op meer dan het kunnen overbrengen van een bepaalde boodschap, zal, vrees ik, de docent-gebruiker aan dit materiaal zelf toch nog het een en ander moeten toevoegen.
Het boek geeft de transcripties van alle videovoorbeelden op de cd-rom, een alfabetisch register en een index bij de verschillende onderdelen (taalkaders, cultuurkaders e.d.). Ze onderstrepen nog eens de zorgvuldigheid waarmee deze cursus is samengesteld.
In zijn totaliteit onderstreept het boek ook nog iets anders: namelijk dat bij materiaal voor gevorderden vaak sterk de nadruk wordt gelegd op andere zaken dan op de taal. Denk aan Nota Bene!, aan Dixi! of aan Nieuw Perspectief. Maar ook de gevorderde heeft in de eerste, de tweede en de derde plaats moeite met het Nederlands. Tout le reste est littérature. Een op zich natuurlijk achtenswaardige discipline.
| |
Thuis raken in de Nederlandse samenleving
Als je niet uit een EU-land komt of uit zogenaamde contractlanden zoals Canada, de Verenigde Staten, Japan of Australië, moet je een inburgeringsexamen afleggen. Dat omvat een taalgedeelte en een gedeelte maatschappijoriëntatie. Als het de docent al lukt om duidelijk aan te geven wat de exameneisen zijn voor die sociale redzaamheid, zit je nog met het probleem dat aan de kant van de kandidaat de wensen sterk uiteenlopen. Prinses Máxima wil meer van Nederland weten dan de nieuwste buitenlandse aankoop van Ajax. Men mag aannemen, zegt Ad Bakker, dat die wens naar méér samenhangt met het opleidingsniveau. Zijn boek, Nederland in zicht, richt zich op de hoger opgeleide nieuwkomer. Dat gebeurt in zes hoofdstukken en daarin komen al die onderwerpen aan bod die te maken hebben met het leven in Nederland: water, bevolking, staatsinrichting, huwelijk, huisvesting, verkeer, werk, onderwijs, verzekeringen enz. enz. Aan het einde van ieder hoofdstuk volgt een aantal vragen en opdrachten. Achter in het boek worden, per hoofdstuk, een aantal begrippen uitgelegd.
De onderwerpen worden rustig, zakelijk en overzichtelijk gepresenteerd. Het Nederlands is duidelijk, vermijdt lange zinnen en hoeft voor de buitenlander-met-basiskennis geen grote problemen op te leveren.
In de Docentenhandleiding worden toelichting en aanvulling gegeven op het cursusboek, lessuggesties en antwoorden op de vragen. Dat gebeurt uitvoerig, met veel extra achtergrondinformatie en met verwijzing naar mogelijk gebruik daarbij van televisiefragmenten. Kortom, een docentenhandleiding waar je iets aan hebt.
Die kwalificatie is zeker ook van toepassing op het cursusboek waarvan de auteur de inhoud terecht beperkt heeft gehouden. Niettemin zou de begrippenomschrijving wel wat uitvoeriger hebben mogen zijn en zou een index de bruikbaarheid nog verhoogd hebben.
| |
| |
| |
Tien nieuwe videolessen
In NEM 2, februari 2003, is aandacht besteed aan de tien videolessen die door het Steunpunt Nederlands als Vreemde Taal op de markt zijn gebracht. Daarop is, gelukkig, een vervolg verschenen. De onderwerpen die in de nieuwe authentieke videofragmenten behandeld worden, zijn voor halfgevorderden: Van Gogh, de Afsluitdijk, Paul Verhoeven, Olifantje in Blijdorp en Fierljeppen, en voor gevorderden: Schiermonnikoog, De Dijk, De Koepel, Jan Wolkers en Sarphati.
Zoals bij de eerste serie is ook hier het doel tweeledig: vergroting van de luistervaardigheid en verdieping van de kennis van Nederland en Vlaanderen. Ook de aanpak is dezelfde: uitleg van moeilijke woorden, oefeningen daarbij, luister- en spreek- en schrijfopdrachten en reflectievragen. In het boek vindt men de integrale tekst van alle videofragmenten en de goede antwoorden bij de opdrachten.
| |
Besproken materiaal
Baalen, Christine van: Taal in zaken. Zakelijk Nederlands voor anderstaligen. Utrecht, Nederlands Centrum Buitenlanders, 2003. 304 pp. isbn 90 5571 609 5. Boek €18; cd-rom €25. |
Bakker, Ad: Nederland in zicht. Groningen en Houten, Wolters-Noordhoff, 2003. 141 pp. isbn 90 01 13796 2. €29,50. Docentenhandleiding. 46 pp. isbn 90 01 13797 0. €21. |
Beersmans, Maud en Jansen, Fouke; projectcoördinatie Alice van Kalsbeek: @net. Afstandsonderwijs Nederlandse taal en cultuur 2. Tien videolessen. Amsterdam, Steunpunt Nederlands als Vreemde Taal, 2003. Tekstboek 154 pp. 2 videocassettes. isbn 9080706221. Prijs boek + videocassettes €50. Te bestellen bij Steunpunt Nederlands (020 525 3152; steunpunt.nvt@hum.uva.nl). |
Palenstein Helderman, L.H.M. van en Bekedam, L.M.: Hoe zit het met staan? Cursus Nederlands voor anderstalige artsen. Houten en Diegem, Bohn, Stafleu, Van Loghum, 2000. 274 pp. isbn 90 313 3286 0. €22,20. |
Wesdijk, J.L. met medewerking van A. Berkhout, G. Lansbergen, R. de Zeeuw, A. Blom, P.J. Meijer en J.E. Grezel: De taal van de verpleging. Nederlands voor buitenlanders. Vaktaal. Amsterdam, Boom, 2003. 248 pp. isbn 90 5352 956 X. €29,50 (inclusief 2 cd's). |
|
|