de lezer weinig ruimte gunt: machteloos moet hij toezien hoe twee feilloos geprogrammeerde (zelf)destructiemachines elkaar kapot maken.
Vergelijken we deze roman met het model dat Rosenboom heeft beschreven in Aanvallend spel dan wordt duidelijk hoezeer het boek daaraan beantwoordt. Lin is een strevende hoofdpersoon. In het middengedeelte lijkt zij zelfs een aardige man te vinden die haar gelukkig zou kunnen maken. Maar dan komt ze zichzelf tegen: te diep in haar verankerd is het voorbeeld van de gemene vader en dat zal haar ondergang worden. De lezer leest het met verbijstering, voelt dezelfde onmacht die je ervaart bij het aanschouwen van elke noodlotstragedie: doe dat niet, doe het niet, denk je - en je weet dat er geen ander einde kan zijn dan de nederlaag.
Zoals Rosenbooms model kan verklaren waarom Hokwerda's kind zo'n aangrijpende roman is, zo kan zijn ‘recept’ evenzeer duidelijk maken waarom het nieuwe boek van A.F.Th. van der Heijden, De Movo Tapes (2003), bepaalde opvallende tekortkomingen vertoont.
Ook Van der Heijden heeft een aantal jaren gezwegen. Zijn cyclus De tandeloze tijd, ooit opgezet als trilogie, is nog steeds niet voltooid. Grote verbazing dus toen de auteur weer een nieuwe cyclus aankondigde, ‘Homo Duplex,’ die uit maar liefst acht of negen delen zal bestaan - op z'n minst, want reeksen hebben bij Van der Heijden de eigenaardigheid dat ze zich kunnen dupliceren. Intussen heeft de auteur zelf zijn naam afgeslankt tot de initialen A.F.Th. - wie weet als tegenwicht tegenover al die ambitieuze voornemens.
De Movo Tapes, het nu verschenen nulde deel van de Homo Duplex-cyclus, kent twee hoofdpersonen. In de eerste plaats een verteller met een codenaam waarachter niemand minder dan de Griekse god Apollo schuilgaat. Hij zoekt, vindt en presenteert de cassettebandjes die zijn ingesproken door ene Tibbolt Satink alias Movo. Zo samengevat klinkt het nogal ingewikkeld. Verwarrend is ook dat beide hoofdpersonen er dezelfde ideeën en taalgebruik op na houden. ‘Beschaving, dat is... een Geheime Dienst Vullis de weggooispuiten van diabetespatiënten, de in een kam vastgekoekte zuigelingenberg, het hondenbraaksel in een krant, de tandenborstel met schoensmeer, de tweedemaands misgeboorte in een lunchtrommeltje van Tupperware en de kattendrollen omwonden met appelschillen laten trotseren om de buurtbewoners op hun beschavingsverplichtingen te wijzen’ beweert Satink/Movo op zijn tape. De lichtgod Apollo kijkt ‘op een van regen vergeven zaterdagochtend’ in de trein naar zijn medepassagiers en ziet iets waarvan zij ‘in hun illusie van geborgenheid, onkundig waren... namelijk dat zij, hoezeer ze de schijn ook mee hadden, deel uitmaakten van een beschaving in verval. Hun bestemming lag niet in Maassluis of Rotterdam, maar ergens daar beneden, in het riool van de geschiedenis en de vergetelheid, waar alles tot onvindbaarheid wordt weggespoeld.’ Gaat het misschien om een en dezelfde persoon? We zullen er misschien ooit achterkomen.
Het boek bestaat voor een belangrijk deel uit het soort zwartgallige beschouwingen waaruit hierboven geciteerd werd. Er gebeurt wel het en ander in De Movo Tapes, maar veel wordt aangekondigd (zoals een ‘wereldstaking’) of aange-