Neerlandica extra Muros. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||
P. de Kleijn
| |||||||
[pagina 37]
| |||||||
komen in algemeen Nederlands, maar doet dat ook in academisch taalgebruik.’ Grenzen vervagen en het gewone aanpakken krijgt een academische status. En niet alleen aanpakken. Van de ruim 2100 meest frequente woorden van de Nederlandse taal (Basiswoordenboek Nederlands)Ga naar eind1 vind ik er 175 terug in de lijst van academisch Nederlands. Als universiteitsstudenten met die woorden nog problemen hebben, ligt dat niet aan die woorden maar aan die studenten. Die hebben zitten slapen. De academische lijst omvat ook zeer veel woorden als abstract, analyse, omissie, participeren. Cognates dus. Nu kun je met deze internationale woorden soms de mist ingaan, maar in het algemeen beschouwt men ze, zeker bij receptief taalgebruik, als eminently learnable and teachable words. Adding cognates to a vocabulary list for receptive use will therefore add little to the learning load.Ga naar eind2 Het leek me aardig om uit veel citeerbaars juist dit citaat te kiezen want deze wijze woorden komen ook uit Nijmegen. De lijst is gemaakt met een didactisch oogmerk maar dat is niet alles. Hij kan namelijk ook, zo staat er in de inleiding, dienen als ‘naslagwerk’ en ‘op zichzelf’ bestudeerd worden. Dat is een status die ver uitgaat boven die van kapstok voor woordenschatoefeningen. Maar wat valt er bij deze lijst die, afgezien van lidwoorden, zo kaal is als een luis, eigenlijk na te slaan respectievelijk ‘op zichzelf’ te bestuderen? Het enige wat ik kan bedenken is dat je er de Engelse, Franse en Duitse vertaling van de daarin opgenomen woorden kunt opzoeken. Maar met dat doel kun je veel en veel beter een ordentelijk tweetalig woordenboek openslaan. Wie wil achterhalen wat achterhalen betekent, vindt retrieve, retrouver en ermitteln en bij sturen staat control, diriger, lenken. Polysemie, wo bestu bleven? Voor de beoogde receptieve en productieve verwerking van de geselecteerde woorden zijn twee sets oefeningen gemaakt. In de eerste set worden woordvorming en betekenis geoefend. In de tweede vindt de confrontatie plaats tussen de te leren woorden en authentiek of semi-authentiek tekstmateriaal. Dat materiaal is vooral afkomstig uit academische en (populair)-wetenschappelijke artikelen die verschillende wetenschapsgebieden bestrijken. De oefeningen hebben een gesloten karakter en er is een sleutel zodat ze zelfstandig gedaan kunnen worden. Woordvorming is ongetwijfeld een nuttig hulpmiddel bij uitbreiding van de woordenschat. Maar als je woordvormingsprocédés uitlegt en laat oefenen, hoef je, zou ik denken, de aldus gevormde afleidingen (samenstellingen worden niet behandeld) niet in de lijst op te nemen. Wijze woorden doet dat wel: reproduceren- reproduceerbaar, select- aselect, actief-inactief. Dat vind ik zonde van de ruimte en dat vind ik - select staat bij de s en aselect bij de a - didactisch contraproductief. Ik weet niet of het überhaupt mogelijk is een woordenlijst academisch Nederlands samen te stellen, maar de woordenlijst in Wijze woorden is weinig overtuigend. Verder is, door lijst en oefeningen in één boek op te nemen, de ruimte die beschikbaar blijft voor oefeningen beperkt. Dat betekent, volgens eigen berekening van de schrijvers, dat er met 61% van de woorden uit de lijst | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
geoefend wordt en met 75% als men kijkt naar woordfamilies (kernwoorden en afleidingen). Bij de geconstateerde lexicale hoge nood van de hoogopgeleiden zou ik gemikt hebben op een hoger percentage, op meer oefeningen, op meer herhalingsoefeningen en op een systematischere aanpak van de woordvormingsprocédés, en zou ik gevorderde taalleerders niet voortdurend substantieven in het enkel- respectievelijk meervoud laten zetten. | |||||||
Woorden en tekstenNiet alleen door de auteurs van Wijze woorden, maar ook door het Expertise Centrum allochtonen Hoger Onderwijs wordt vastgesteld dat de studie van buitenlanders aan Nederlandse instellingen van hoger onderwijs niet altijd even soepel verloopt. Daarom heeft het aan een team van taaldeskundigen opdracht gegeven voor deze groep extra materiaal te ontwikkelen. Zo is de serie ‘Studeren in het Nederlands in het hoger onderwijs’ ontstaan. De serie omvat tien deeltjesGa naar eind3 die alle uitgaan van een gedegen kennis van het Nederlands (minimaal Staatsexamen NT2, programma II). In deze kroniek aandacht voor het deel gewijd aan Woorden en teksten Algemeen.Ga naar eind4 Dat deel omvat twee grote hoofdstukken: 1 verdieping van de actieve en passieve woordkennis, 2 lees- en vooral de schrijfvaardigheid.
Voor de uitbreiding van de woordenschat moeten de leerders het ‘woordleersysteem’ volgen en wel ten aanzien van drie categorieën: vaktermen, idioom en algemene woorden. Dat volgen houdt in de eerste plaats in dat ze een schrift aanschaffen (de computer kan natuurlijk ook als schrift functioneren) en dat ze daarin de vaktaalwoorden, de idiomatische uitdrukking en de algemene woorden opschrijven die ze nog niet kennen. De vaktaalwoorden noteren ze met een omschrijving daarvan in het Nederlands en eventueel met de betekenis in de eigen taal. Bij idioom is de opdracht: noteer de idioomuitdrukking, de context waarin hij voorkomt en geef er in eigen woorden een omschrijving van. Bij de algemene woorden moet de student bij dat noteren een onderscheid maken tussen werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en overige woordsoorten. Van een onbekend werkwoord moet in het schrift komen staan: infinitief, vervoeging, vast voorzetsel, werkwoord in zijn context en een zelf bedachte zin. Voorbeeld uit het boek:
Bij onbekende zelfstandige naamwoorden luidt de opdracht: schrijf op de linkerbladzijde alle substantieven met de (deze/die), op de rechterbladzijde alle substantieven met het (dit/dat); noteer eventuele vaste voorzetsels, noteer de context; maak zelf een zin. De idioomopdrachten en de opdrachten bij de algemene woorden moeten ter controle aan de docent worden voorgelegd. Deze aanpak ziet er heel aantrekkelijk uit. Hij is onafhankelijk van de studie- | |||||||
[pagina 39]
| |||||||
richting, betrekt de student actief bij het leerproces onder andere door, m.i. terecht, veel te laten opschrijven. Daarnaast zorgt de controlerende rol van de docent ervoor dat er geen foute dingen worden geleerd en dat de druk op de ketel blijft. Dat laatste is nodig want de methode vraagt wel de nodige zelfdiscipline. En het vermogen woordsoorten te onderscheiden.
Behalve met deze methodologische handreiking komt Woorden en teksten de student nog op twee andere manieren lexicaal te hulp. Ten eerste via de zogenaamde Steropdrachten. In het boek staan in beide hoofdstukken veel teksten. Bij iedere tekst hebben de auteurs een selectie gemaakt van de woorden die de student moet kennen, de ‘basiswoordenlijst’. Als er bij een woord uit die ‘basiswoordenlijst’ een sterretje staat, moet er met dat woord bovendien een zin worden gemaakt. De docent moet die zin nakijken. Ten tweede via computerondersteuning. Bij de teksten zijn, op een DisketteGa naar eind5, woordoefeningen gemaakt voor thuis of op school. Ben je daarmee klaar, dan lever je de diskette in bij de docent, die de resultaten controleert. De feitelijke inhoud van hoofdstuk 1 (teksten en oefeningen) is vooral bedoeld om te illustreren hoe er met het woordleersysteem gewerkt moet worden en hoe de problemen die zich daarbij kunnen voordoen (wat is een vast voorzetsel, wanneer en hoe zoek je iets in een woordenboek op) kunnen worden opgelost. In hoofdstuk 2 gaat het over het lezen en schrijven. Bij dat lezen wordt aandacht gevraagd voor de globale kennismaking met een tekst, voor verdeling in inleiding, middenstuk en slot, voor tekstsoorten (betogend, beschrijvend), voor inhoud en functie van alinea's en voor signaalwoorden. Genoemde onderdelen worden verduidelijkt aan de hand van veel teksten met daarbij veel opdrachten. De theoretische uitleg - Woorden en teksten richt zich tot de gebruiker, niet tot de docent - wordt gegeven in een duidelijke en toegankelijke taal. De gekozen teksten zijn interessant, pittig en gevarieerd. En verder zal ik de laatste zijn om te beweren dat het uitleggen van leesstrategieën met daaraan gekoppeld schrijfopdrachten geen nuttige zaak is. Er zijn ongetwijfeld eerstejaarsstudenten - ook moedertalige trouwens - die moeite hebben met het doorzien van een tekststructuur of het met schrijven van een betoog waar een kop en een staart aan zitten. Maar ik ben ervan overtuigd dat voor anderstaligen de echte pijn elders zit, namelijk in het Nederlands. Het is daarom heel goed dat in Woorden en teksten lees- en schrijfvaardigheid gekoppeld zijn aan woordkennis. Maar dat er niet systematisch een brug is geslagen naar grammatica en vooral syntaxis, vind ik een gemis. En dat gemis wordt niet goedgemaakt door een laconiek voorschotje op de welwillendheid van de leraar of lerares: ‘Bij opdrachten die je gemaakt hebt, krijg je tips en aanwijzingen van je docent, ook op het gebied van de grammatica’. Overigens, in tegenstelling tot de lexicale steropdrachten, wordt van de opdrachten bij lezen en schrijven maar zelden verlangd dat ze ter controle aan de docent worden voorgelegd. | |||||||
[pagina 40]
| |||||||
Uitdrukkingen en woordenschat Beginners/GevorderdenTwee cd-roms, een voor beginners en een voor gevorderden, om woorden en uitdrukkingen te leren. Voor beide geldt dat iedere oefening kan gedaan worden op twee niveaus (‘gemiddeld’ en ‘moeilijk’) en voor beide is er een lijst van makkelijke en moeilijke woorden en van makkelijke en moeilijke uitdrukkingen. Wat het selectiecriterium is voor de totale woordenschat, voor het totaal aantal uitdrukkingen en voor plaatsing van woorden en uitdrukkingen bij beginners of gevorderden en bij ‘gemiddeld’ en ‘moeilijk’, wordt niet verteld. Ook niet wat men onder een ‘uitdrukking’ verstaat. Aan de lopende band, een bord voor zijn kop hebben of Eigen haard is goud waard is er een, maar Ali viel in slaap en We nemen de bus ook. De woordenlijst van de beginners-cd-rom wordt verduidelijkt met plaatjes. Die zijn over het algemeen heel duidelijk, maar het betekent wel dat er bijna uitsluitend (concrete) substantieven worden behandeld. De woordenschat op de gevorderden-cd-rom en, op beide schijfjes, de uitdrukkingen worden uitgelegd met behulp van synoniemen en omschrijvingen. Met wisselend succes. In nogal wat gevallen zou een pregnante context verhelderender zijn geweest. De woordenlijsten worden ook gepresenteerd in een ‘kladblok’-vorm. Dat is handig want de cursist kan dan zelf aan de lijst verduidelijkingen toevoegen. Bijvoorbeeld of het een de- of het-woord is. Want die elementaire informatie hebben de samenstellers systematisch achterwege gelaten. Beide cd-roms bevatten zes soorten oefeningen: 1 er worden drie woorden gegeven; een van deze drie moet in een zin geplaatst worden; 2 (beginners) je ziet acht plaatjes; je hoort een woord; het plaatje aanklikken dat bij het gehoorde woord hoort; 2 (gevorderden) van drie woorden aangeven welk woord past bij de gegeven omschrijving; 3 in een zin de, het, deze, die, dit of dat invullen; 4 in een uitdrukking ontbreekt een woord; er worden drie woorden aangeboden: het juiste woord kiezen; 5 het ontbrekende voorzetsel invullen; 6 bij een uitdrukking staan drie zinnen; aangeven welke zin overeenkomt met de uitdrukking. Na iedere oefenset kan men een test doen. De begeleidende tekst zegt dat er per niveau ruim 5000 oefenzinnen en woorden zijn. Ik weet niet of het klopt maar dat het er heel veel zijn staat vast en dat dat bij zo weinig variatie in de oefenvorm, bij afwezigheid van enig beroep op eigen creativiteit, bij het ontbreken van een aardige tekst waarin die diarree aan woorden tot leven komt en bij een vlakke vormgeving heel erg saai is, staat ook vast. En dan die stem die na iedere oefenzin, duizenden keren dus, roept: ‘Dat is goed/Dat is niet goed. Probeer het nog eens’... De cd-rom als foltertuigje. Dat ‘Probeer het nog eens’ is bij een fout antwoord overigens de enige directe hulp die men krijgt. Je kunt weliswaar voor een onbekend woord of een onbekende uitdrukking de lijsten raadplegen. Maar daarvoor moet je uit het oefenprogramma. De losse woorden staan alfabetisch. De uitdrukkingen ook, maar op het eerste woord van de uitdrukking en dat is lastig zoeken. Er is over de taalkundige inhoud en de didactisch aanpak van deze cd-roms niet erg diep nagedacht en er wordt niets verantwoord. De informatie op | |||||||
[pagina 41]
| |||||||
bijsluiter en buitenkant van de cd-romhoes is slordig. Bij Gevorderden wordt gesproken over oefenstof voor iedereen die ‘begint’ met het leren van de Nederlandse taal en over het kiezen van de juiste foto's terwijl er bij de oefeningen geen foto's worden vertoond. Voor zowel Beginners als Gevorderden wordt ‘aparte oefenstof voor kinderen, jongeren én volwassenen’ in het vooruitzicht gesteld maar op de cd-roms zijn die niet te vinden. | |||||||
Cd-rom Taal vitaalDat het ook anders kan, bewijst de cd-rom die is uitgebracht bij de cursus Taal vitaal (besproken in NEM XXXIX, 1, 2001). Bij iedere les van deze beginnerscursus wordt extra oefenmateriaal aangeboden. Het kan daarbij gaan om lezen en luisteren, om woordenschat, grammatica en spelling. Niet om productieve schrijf- en spreekopdrachten want de beoordeling daarvan kan (nog) niet geprogrammeerd worden. Bij de oefeningen kan grammaticale uitleg opgevraagd worden. Het formuleren van die uitleg is - met alle respect voor de techniek - moeilijker dan het vervaardigen van digitale programmatuur. De uitleg moet kort, duidelijk en eenvoudig zijn, maar de eenvoud mag de grammaticale waarheid geen geweld aandoen. Over het algemeen is men daarin aardig geslaagd. Jammer vind ik het dat er geen centrale vindplaats is voor spellingproblemen. Het bekende struikelblok ‘een enkele of dubbele vocaal’ wordt behandeld bij ‘verbum presens’. Bij het adjectief moet de gebruiker het doen met ‘Verandert de vorm van het adjectief? Dan verandert soms de spelling’ en bij het substantief pluralis wordt er helemaal niet over gepraat. Wie de Engelse, Franse, Duitse of Spaanse vertaling van de behandelde woorden wil weten, zal het boek moeten raadplegen. Die wordt op de cd-rom niet gegeven. Waarom weet ik niet. Je zou zeggen: dat is nou echt een onderdeel waarop de cd-rom kan schitteren. Bij alle oefeningen kan men de correcte antwoorden opvragen en daardoor leent deze cd-rom zich heel goed voor zelfstudie. De oefenvormen zijn heel gevarieerd, de presentatie is inventief en duidelijk en de vormgeving is, net zoals in het boek, prachtig. | |||||||
[pagina 42]
| |||||||
Besproken materiaal
|
|